Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet tevreden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet tevreden.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. Gispen van Baarn is met ons antwoord niet tevreden. Waarschijnlijk Ds Diermanse met de korte recensie van zijn jongste geschrift evenmin. En aan het adres van onzen redacteur regent het reeds brieven van vurige voorstanders der geheelonthouding, die steen en been klagen, dat de Heraut het drankmisbruik in de hand werkt. Ons blad zou zelfs bij voorkeur door jeneverdrinkers als argument worden gebruikt om de drankbestrijders te lijf te gaan.

De Heraut wordt daardoor in een hoek geplaatst, waarin hij niet staan wil. Al wat wij over de schrikkelijke zonde van drankmisbruik schreven — Ds. Diermanse achtte ons oordeel zelfs te scherp — wordt vergeten. Het feit, dat wij niet voor de geheelonthouding als algemeenen maatregel zijn, is voldoende om ons bij de drankverdedigers te plaatsen. Zoo ziet men, hoe van deze ascetische beweging zich een fanatisme meester maakt, waarop wij van meetaf als een der ernstigste gevaren hebben gewezen.

Wij zullen aan Ds. Gispen nog eens het woord geven en sluiten daarmede het debat over deze zaak:

Geachte Redactie!

Niet om eene polemiek te hervatten over de geheelonthouding was het mij met mijne vragen over „Kerk en Opium" te doen. Ik had geen conclusie getrokken uit het verbod der Indische kerken. Slechts om licht te ontvangen, stelde ik mijne drie vragen. Met de handeling der Indische kerken strookte m. i. de houding van vele Gereformeerden tegenover de gedistilleerde dranken zeer weinig. Ook het feit, dat er Geref. kerken zijn, waar herbergiers leden zijn met rechten, ja zelfs, naar mij medegedeeld werd, dat op één plaats een herbergier tot vóór eenigen tijd opziener was, deed mij met eenige bevreemding de mededeeling in de Heidenbode lezen. Het kwam mij en anderen met mij voor, alsof zulk een Chineesche broeder eenigszins met recht kon zeggen: „Medicijnmeester genees uzelven". Voorzoover door u antwoord gegeven werd op mijne vragen dank ik u ten zeerste. Het stelde mij echter teleur, dat de principieele vraag of de kerken formeel het recht tot een besluit hebben als in Indië genomen werd, door u „daargelaten" wordt. Mag ik u vriendelijk opmerkzaam maken dat uw antwoord voortdurend spreekt van alcoholhoudende dranken, terwijl mijne vragen golden de sterke, d. i. gedistil leerde drankenl De vergelijking moet dan ook niet gaan tusschen opium en alcohol, maar opium en gedistilleerd, of gelijk het in den volksmond heet: opium en jenever. Indien we zoo de vergelijking stellen, kan de Heilige Schrift ons onmogelijk de onschadelijkheid of het ge oorloofde van het gebruik van jenever en andere gedistilleerde dranken leeren, om de eenvoudige reden dat Gods Woord geen dranken kent, wier alcohol gehalte vijf, zes of zevenmaal grooter is dan van natuurlijken gegisten wijn. Het zal uwe lezers misschien verwonderen te vernemen, dat een geheel onthouder als Ds. Diermanse op bl. IOC en vgl. van zijn laatste brochure met niet minder dan zeven argumenten betoogt dat naar de Schrift het matig gebruik van gegiste dranken onschadelijk is. De voorstelling alsof de Geref. Ver. voor Drankbestrijding op dit punt iets zou leeren dat in strijd is met de Heilige Schrift, is dan ook volkomen onjuist.

Ofschoon ik (mijnerzijds ook de medische vraag van de al of niet schadelijkheid naar de ervaring in het midden wil laten, geloot ik toch niet, dat het antwoord op de prijsvraag van de „Societé frangaise d'hygiène" geweest is, dat het matig gebruik van het absinth, dat ongeveer 10 pCt. meer alcohol bevat dan de cognac, volkomen onschadelijk en ongevaarlijk is. En juist over deze soort dranken ging mijn vraag. Opium en jenever is toch meer een vergelijking van gelijk met gelijk, dan gelijk u mij ten onrechte toeschrijft de vergelijking opium en alcohol. Op de H. Schrift kan niemand zich beroepen voor het gebruik. Het hooge alcoholgehalte doet de kracht tot vergiftiging, zooal eenigszins minder, dan toch een soortgelijke uitwerking oefenen op het persoonlijk en volksleven. Amfioenkit en tapperij komen in aard en karakter elkander zoo nabij, dat terecht in Ons Program pag. 209 (4e druk) opgemerkt wordt:

„Op zichzelf, we geven het volkomen toe, is „de verkoop van alcohol, zuiver of aangelengd „zoomm onzedelijk te keuren, als het iemand „m den zin zal komen een apotheek te brand-„merken, om den opium die er ingrediënt is.

„Maar evenals een amfioenkit wel terdege „immoreel wordt om het misbruik, waaraan die „haar bestaan dankt en dat zij bevordert, zoo „IS ook de tapperij ten onzent zeer stelliglijk „als onzedelijk te brandmerken om de volkszonde „waaraan zij haar oorsprong dankt en het „zedelijk kwaad, waartoe ze de gelegenheid „opent.”

U hebt mij in mijn vragen niet tot mijn recht laten komen door in plaats van te handelen over de gedistilleerde, sterk-alcohoUsche dranken te spreken over de alcoholhoudende dranken, in het algemeen. Evenzeer doet u in hetzelfde nummer de Geref. Vër. voor drankbestrijding onrecht, als u m de recensie van de brochure van Ds. Diermanse het laat voorkomen, of deze vereemging aan ieder Christen den eisch van „geheelonthouding stelt." Haar standpunt toch is: „dat de tegenwoordige tijdsomstandigheden het gebruik van gedistilleerde en het geregeld gebruik van gegiste dranken als genotmiddef als een steunen der drinkgewoonten veroordeelen." De titel van de brochure moge deze misvatting bevorderd hebben, op bl. 95 heeft de schrijver zelf op dit onderscheid van standpunt gewezen.

Niet om mijn standpunt tegenover het hedendaagsch alcoholisme, dat door andere motieven beheerscht wordt dan door een attest van een medicus over schadelijkheid of onschadelijkheid voor mijzelf, tegenover uwe bestrijding te verdedigen, vraag ik u nogmaals een kleine plaats ruimte. Maar om u vriendelijk te verzoeken mijne vragen tot haar recht te laten komen door de vergelijking met de sterk alcoholische dranken en het opium te stellen.

Met hartelijken dank voor de aan mij verleende plaatsruimte, verblijf ik met de meeste hoogachting.

Uw dw. dnr. en br.

Baarn, 2I Febr. I90I.

Ds. Gispen houde ons de opmerking ten goede, dat hij in dit schrijven de zaak niet juist voorstelt. m g

Het is hem niet te doen om te weten, of wij den voorloopigen maatregel der Indische Kerken tegen de opiumschuivers goedd t d m keuren, maar om uit de gelijkstelling van opium en alcohol af te leiden, dat ook onze Kerken desgelijks moeten handelen met allen, die sterken drank drinken.

De vraag gaat dus hierover, of beide metterdaad gelijk te stellen zijn. Eerst wanneer dit onzerzijds is toegegeven, kan het voor Ds. Gispen van belang zijn, ons oordeel over het besluit der Indische Kerken te leeren kennen.

Ds. Gispen tracht aan de klem van ons betoog, dat opium een bepaald vergif is, en dit van alcohol bevattende dranken niet kan gezegd worden, te ontkomen door de vergelijking nader te beperken tot de zoogenaamde sterke dranken, die een hooger alcoholgehalte bevatten dan natuurlijke gegiste dranken, als wijn, bier enz.

Ook met die nadere beperking gaat de gelijkstelling nog niet op. Wat in wijn, bier enz. het opwekkende element vormt, is de alcohol. In jenever, brandewijn, cognac en ander gedistilleerd, is dit alcoholgehalte kunstmatig verhoogd, en daardoor is het gevaar, dat in deze dranken schuilt, ongetwijfeld grooter. Maar het verschil tusschen beide soorten alcoholische dranken blijft toch gradueel, en is niet principieel. Noch uit de Schrift noch uit de ervaring, is een bepaalde limiet aan te wijzen, hoeveel percent alcohol geoorloofd en hoeveel percent ongeoorloofd is.

Geheel anders daarentegen staat het met de opium, waarbij van een meer of minder percentage geen sprake is, maar dat als genotmiddel gebruikt, in elke dosis een gif is, dat allerlei verlammingsverschijnselen, stompzinnigheid en een geheele verwoesting van het zedelijk leven, ten gevolge heeft. Wie opium schuift, doet dit om in een staat van verdooving te geraken, waarbij het zelfbewustzijn geheel weggaat en de mensch het dier gelijk wordt. Een matig gebruik van opium, is daarom zelfs niet denkbaar. Waar nog bij komt, dat de amfioenkitten tegelijk als bordeelen dienst doen, en de schaamtelooze tooneelen, die hier afgespeeld worden, door een Christen zelfs niet mogen bijgewoond worden.

Ds. Gispen zal ons toestemmen, dat ditzelfde niet van het gebruik van gedistilleerd kan gezegd. Wie een of twee glazen brandewijn, cognac of welken anderen sterken drank ook per week gebruikt, zal daarvan niet bedwelmd worden, en wanneer zijn gezondheid sterk is, er geen of weinig nadeelige gevolgen van ondervinden. Niet het gebruik op zichzich, maar het misbruik is hier het zedelijk kwaad. Wanneer in Ons Program de herberg met de amfioenkit vergeleken wordt, dan is dit niet omdat opium en gedistilleerd geheel op één lijn staan, maar omdat de zoogenaamde jeneverkroegen de pestholen zijn, waar de drankzonde stelselmatig onder ons volk gevoed wordt.

Men onderscheide daarom wel.

Dat de Kerk een ernstige roeping heeft om tegen de drankzonde te strijden, stemmen wij Ds. Gispen van harte toe. Met Bame moet er strenge tucht geoefend worden tegen dronkaards, die zich van hun zonde niet bekeeren willen. En evenals hij oordeelen wij, dat houders van drankherbergen, waar de jeneververkoop het eigenlijk doel is, van het Avondmaal behooren geweerd te worden, althans in geen geval als ambtsdragers der gemeente mogen geduld worden.

Maar wij zijn het niet met hem eens, dat de Kerk het lidmaatschap zou kunnen weigeren aan iemand, alleen op grond dat hij soms gedistilleerde dranken als genotmiddel gebruikte. Wilde men dat, dan zouden de Kerk ook moeten opgeven, hoeveel alcohol een drank mocht bevatten; dan zou niet alleen jenever en bitter, maar ook brandewijn, cognac en verschillende likeuren met interdict moeten worden geslagen, en de vraag of iemand soms een glas cognac dronk, zou dan over zijn Christendom besl'^ssen. De censuur zou daarmede haar etnisch karakter geheel verliezen, in de conscientie der geloovigen geen den minsten steun vinden en ontaarden in een casuïstiek, die bij sommige Roomsche Moralisten, maar niet in de Gereformeerde kerken thuis hoort.

Ds. Gispen, die op een geheel ander standpunt staat, kan ons dit natuurlijk niet toegeven. Voor hem is het gebruik van sterken drank behalve als geneesmiddel altijd zonde, en daarom geheel-onthouding plicht.

Over en weer is er thans genoeg gezegd, om de meeningen uiteen te zetten. Laat men daarom dit vruchteloos debat staken. Het is veel beter gezamenlijk te strijden tegen het door beiden veroordeelde kwaad der drankzonde, dan onderling te twisten over de vraag, of opium en gedistilleerd geheel op éen lijn te stellen zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Niet tevreden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's