Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Aftreding van ouderlingen en diakenen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aftreding van ouderlingen en diakenen.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ons artikel over de herbevestiging van ouderlingen en diakenen, gaf van tweeërlei zijde aanleidieg tot bedenking.

Vooreerst van de zijde van hen, die besliste voorstanders zijn van het altoos aftreden der ambtsdragers, op den tijd door den Kerkeraad aangewezen:

Hooggeachte Redactie.

In No. 1259 van de Heraut, zegt u in het stuk over Herbevestiging: — En daar Gods woord noch de Kerken-orde een bepaald voorschrift geeft, hoe lang een ouderling of diaken dienen moet, enz. Later zegt u in hetzelfde stuk, dat onze Kerken-orde de aftreding voorschrijft. Dat is niet met elkander in overeenstemming te brengen, zou men zeggen. In de Kerken is tweeërlei practijk. In enkele dienen ouderlingen en diakenen twee jaren. In de meeste schijnt het een ambt voor het leven te zijn. Na twee jaren dienen is herkiezen bijna regel. Waarvandaan komt dit herkiezen? 'kHeb het niet kunnen uitvinden. Geen enkele acta van Synodes die er van rept; voorzoover ik weet.

De Synode van Dordrecht 1578 heeft in art. 13: De verkozen ouderlingen en diakenen, zullen twee jaren dienen, welker halve getal alle Jaar zal verandert worden, en andere op gelijke wijze beroepen, zullen met gelijke conditie in hunne plaats worden gesteld. Maar zooveel de heimelijke gemeente aangaat, of die deze prdening niet kunnen houden, die wordt vrijheid gelaten, de tijd naar gelegenheid en nood te verkorten en te verlengen, waarover' (zoo er eenige zwarigheid ontstaat) zal bij de Classis geoordeelt worden. — Kan nog duidelijker worden gezegd, dat genoemde ambten niet langer dan twee jaren mogen worden bekleed? — Acta Synode Emden 1571 art. 15 geeft vrijheid aan Kerken (voornamelijk die onder 't Kruis zitten) langer of korter tijd te nemen naar gelegendheid of nooddruftigheid. Voorts de acta's der Synodes te Dordrecht 1574 art. 31, Middelburg 1581 art. 19, 's Gravenhage 1586 art. 25 en eindelijk onze Kerken orde, Synode 1618—1619, art. 27 is sprekend gelijkend op alle vroegere Synodebesluiten. Van Kerken onder 't Kruis, of heimelijke gemeenten, spreekt art. 27 niet, omdat de Kerken toen even vrij waren als nu.

In de Classis Delft werd in 1721 een visitatiereglement opgesteld, in 1722 en 1723 aangenomen door Leiden en Gouda en in 1724 en 1730 gearresteerd door de Classen Rotterdam en Breda. — De vijlde vraag van dit reglement is: Of de ouderlingen en diakenen op hunnen gezelten tijd alle jaren verandert worden? Mag ik de Redactie vriendelijk verzoeken, bovenstaande in het e. k. No. der Heraut te plaatsen ? Bij voorbaat mijn hartelijken dank.

Met hoogachting

UEd. dienaar, T. J. SCHELTENS.

H Waai, 4 Maart I902.

De opmerking hier gemaakt, is op zich zelf volkomen juist. Alleen houdt de geachte inzender o. i. niet genoeg in het oog, dat de regel, door de K. O. voorgeschreven, de mogelijkheid van een uitzondering niet buitensluit, en deze uitzondering zelfs uitdrukkelijk in het slot van het artikel genoemd wordt. Nu is het zeker niet in overeenstemming met geest en bedoehng van deK. O., wanneer de uitzondering tot regel wordt gemaakt, en de aftredende ambtsdragers niet vervangen worden door anderen, maar herkozen. Er staat uitdrukkelijk, dat het halvedeel veranderd zal worden. Dat moet in gewone omstandigheden de vaste regel blijven. Maar deze regel mag niet zoo imperatief worden opgevat, dat een Kerkeraad in bijzondere gevallen, hiervan niet zou mogen afwijken. Er kunnen i-edenen zijn, waarom de Kerkeraad om het profijt der Kerk (niet ter wille van den ambtsdrager zelf) het noodig oordeelt, diens diensttijd te verlengen, en in zulke gevallen laat de Kerkenorde den Kerkeraad daartoe de vrijheid.

De schijnbare tegenstrijdigheid, waarop hij ons wijst, valt daarmede vanzelf weg. Er moeten hier n.l. twee quaesties wel uiteen worden gehouden: vooreerst of het ambt van ouderling en diaken een levenslang ambt is, dan wel een ambt voor een zekeren tijd; en ten tweede, of de Kerkeraad, in bijzondere gevallen, de bevoegdheid heeft, dien vastgestelden tijd te verkorten of te verlengen, maar altijd zoo, dat daarna aftreding volgt.

Wat nu de eerste vraag betreft, zoo kent onze K-. O. geen levenslang ambt van ouderling en diaken. In de Fransche K. O. van I559> die grootendeels als model voor onze K. O. heeft dienst gedaan, wordt dit beginsel nog duidelijker uitgedrukt. Het ambt der ouderlingen, zoo staat daar in Art. 22, gelijk wij dat in onze Kerken hebben, is niet levenslang. (Et n'est l'office des anciens comme nous et usons a présent perpétuel) En van de diakenen staat hetzelfd< ? in Art. 23 (leur charge n'est perpétuelle). Dat wordt gezegd in tegenstelling met het ambt van predikant, waarvan het in Art. 12 heet: Zij die eenmaal gekozen zijn voor Dienaar des Woords, moeten wel weten, dat zij gekozen zijn om gedurende hun geheele leven, predikant te zijn (ceux qui sont élus une fois au ministère de la parole, doivent entendre qu'il sont élus pour être ministres toute leur vie). Dat beginsel ligt ook aan Art 27 onzer K. O. ten grondslag, gelijk wel het duidelijkst blijkt uit het feit, dat de Nederlandsche vluchtelingen-kcrken in Engeland, die het ouderlingenambt als een levenslang ambt beschouwden, daarom tegen dat artikel der K. O. wel eenig bezwaar maakten.

Geheel anders staat het met de vraag, hoe lang de diensttijd van een ouderhngof diaken gesteld moet worden. De Fransche Kerkenorde geeft hiervoor geen de minste bepaling. Bij ons werd de tijd van aftreding eerst gesteld na afloop van één jaar, daarna van twee jaar. Intusschen kan dit niet als een gebiedend voorschrift worden opgevat. Een Kerkeraad, die den diensttijd als regel op drie of vier jaar zou willen stellen, heeft daartoe het volste recht En evenzoo kan de Kerkeraad, hetzij door continuatie of door herkiezing, een ouderling of diaken, die aan de beurt van aftreding is, in zijn dienst behouden. Wat hier beslist, is het profijt der Kerken.

Van geheel anderen aard i^ het bezwaar, 4at door een broeder uit Zeeland wordt ingebracht. Na eerst zijn instemming met de strekking van ons betoog te hebben uitgesproken, vraagt hij :

Toch wilde ik nog wel een vraag doen. U zegt: ^Beschouwt men de 7aak zoo dat de betrokken ambtsdrager in zijn dienst wordt gecontinueerd" ; maar kan het anders beschouwd worden? Als de gemeente uitspreekt dat zij wil dat zulk een broeder haar blijve dienen, wat is dat anders dan continueeren? Was er een oogenblik, dat zulk een niet in 't ambt stond? Wanneer was dat dan? Immers zulk een oogenblik is er niet geweest. Daarom ligt het ook op die lijn, dat zulk een broeder niet herbevestigd worde, omdat hij altoos in 't ambt bleef.

Daar heeft dus feitelijk niet een nieuwe roeping plaats; de gemeente spreekt uit, dat zulk een ambtsdrager blijve in 't ambt.

Laat ons hierop antwoorden mogen, dat de beide beschouwingen steeds in onze Kerken naast elkaar hebben geloopen en beide haar betrekkelijk recht hebben.

Op de Classis der Ned. vluchtelingenkerken in Engeland van het jaar 1609, werd de vraag besproken, of herbevestiging met het formulier noodig was, wanneer men opnieuw was verkozen, en het antwoord daarop luidde: dat de ouderlingen, die gecontinueerd werden in hun dienst, niet opnieuw bevestigd moesten worden, maar dat dit wel noodig was, wanneer men verkozen werd „uit het spaarjaar, " d. w. z. na een jaar rust genomen te hebben. (Werken der Marnixver. Serie II. Dl. I. p. 105). Hier wordt dus uitdrukkelijk van een continueeren van het ambt en van een niet bevestigen gesproken.

Lijnrecht daartegenover staat het gevoelen van Prof. Danaeus, door hem op de Middelburgsche Synode ingeleverd, en waarin hij zegt, dat indien eenige ouderlingen te continueeren zijn, zij wederom opnieuw aan de gemeente zullen worden voorgesteld, opdat aangaande hen het oordeel en de wil der gemeente gevraagd worde, niet anders „dann offse nooijt van te voeren in dien dienst gheweest en hadden." (Werken der Marnixver. Serie II. Dl. III. p. 46I).

Trouwens, in het burgerlijk leven gaat het evenzoo. Een kamerlid, dat herkozen wordt, moet opnieuw den eed van trouw aan de Koningin afleggen, en evenzoo een burgemeester, die, wanneer zijn diensttijd om is, herbenoemd wordt.

Zoo ziet men, dat steeds over deze vraag de gevoelens zijn uiteengeloopen, zonder dat men elkaar hierin over of weer dwang wilde aandoen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's

Aftreding van ouderlingen en diakenen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 maart 1902

De Heraut | 4 Pagina's