Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Bloed en vuur en rookdamp.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Bloed en vuur en rookdamp.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

[PINKSTEREN].

En Ik zal wonderen geven in den hemel boven, en teekenen op de aarde beneden, bloed, en vuur, en rookdamp. Hand. 2 : 19.

Krakataii sleet nog niet uit de herinnering weg, of op het eiland Martinique, niet zoover van ons Curasao gelegen, greep opnieuw een dier ontzettende uitbarstingen uit een verstopten krater plaats, die ons het hart doen ineenkrimpen bij het 'indenken van het menschelijk lijden, zoo plotseling door de alle beschrijving tartende catastrophe teweeggebracht.

Een stad met vij'f en itni/itlgd/iizend invfoneTS is, eer iemand te hulp kon schieten, in minder dan een uur tijds, in bloed en vuur en rookdamp ondergegaan, met haar kerken en haar huizen, met haar schepen en voertuigen, met haar schatten en voorraden; en wat het bitterst is, met zoo goed als heel haar bevolking, ouden en jongen van dagen, jongelingen en jonge dochters, gezonden en kranken, zij die op de straat liepen of op den akker ploegden, met hen die in hun huis zaten of op het ziekbed lagen. Meer dan twintigduizend menschen in die ééne stad in een oogwenk verbrand, gestikt, versmoord.

Zoo was het met Krakatau bij Java, zoo was het eens met Pompei bij Napels, zoo nu weer met St. Pierre op Martinique. In drie werelddeeleu telkenmale onverhoeds een ondergaan van duizenden en duizenden in bloed en vuur en rookdamp.

Wie met Gods heilig Woord rekent, merkt daarop.

Het Pinksterfeest komt weer het hart van Gods heiligen verheffen, en op dit Pinksterfeest gaat in alle huis des gebeds weer de sprake uit van wat Petrus te Jerusalem sprak van „bloed en vuur en rookdamp."

Daar lezen de meesten dan overheen. Die het hooren, laten klanken in het oor glijden, waar ze niet aan hechten.

Uit Joëls profetie nemen ze het eerste stuk: „Ik zal uitstorten van mijnen Geest op alle vleesch", en ze verstaan het niet, waarom Petrus op den grooten Pinksterdag het daar niet bij liet. Of wat had met het Pinksterwonder ook dit andere te maken: „En Ik zal wonderen geven in den hemel boven en teekenen op de aarde beneden, bloed en vuur en rookdamp? "

Het is zoo, er was een teeken van vuur op de apostelen gezien; maar wat had ditgloedverschijnsel op het hoofd der apostelen uitstaande met die harde profetie van een komende verwoesting, die het alles in bloed en vuur en rookdamp zou doen opgaan?

Thans daarentegen, met de ontzettende verwoesting op Martinique, juist kort voor den Pinksterdag, voor oogen, is de indruk van die woorden toch een andere.

Nu geen visioen meer, geen teekening die men overdrachtelijk duidt en opvat als Oostersche beeldspraak, maar een rauwe werkelijkheid, een opbersting van een stuk van den aardbodem, waaruit met allesverniefigende kracht een vuurzuil in rookdamp gehuld plotseling wolkenhoog opstuift, en doodben verderf brengend neerploft op duizenden en nogmaals duizenden, die om geen dood dachten, en eer ze uit hun woning konden vluchten, door den dood der verzenging en des stikkens achterhaald zijn.

In de Heilige Schrift is er gedurig sprake van, dat het eens zoo zijn zal. Ge leest er slag op slag van in de profetieën van Israël, en in het Boek der Openbaringen wordt het u in breede teekening herhaald, dat het eens zoo komt, in vuur en rook en sulfer, opstijgende uit den put des grooten afgronds.

Dan doet ons dat vreemd aan. We kunnen er ons niet in vinden. Ons leven glijdt zoo rustig voort. Sinds jaren, sinds eeuwen blijven alle dingen zoo als ze zijn. Hoe zou er dan ooit plotseling zulk een geweldige, een zoo ontzettende, een zoo alles vernielende onderstbovenkeering komen? En daardoor maakt wat we lezen dan zoo weinig indruk. Het staat er, ja, maar men leest er over heen, en kan het zich niet indenken, dat het toch eens zoo zijn zal.

Het is zoo, Jezus zelf sprak van twee op één akker, en van twee aan één molen, dat de één zou verlaten en de ander aangenomen worden; dat wie op het dak is niet meer kan afkomen, en alle tijd om zich door de vlucht te redden ontbreekt. Het teeken van den Zoon des Menschen zal zoo plotseling komen. Of wordt het niet vergeleken bij een dief in'den nacht? En tóch rekent ieder onzer er vast op, dat hij sterven zal op zijn krankleger en onder het treuren der rouwklagers zal neerdalen in het graf.

Nu, daar hadden die vijf-en-twintigduizend op het eiland Martinique ook op gerekend, en toch is de dood hun als een dief overkomen; en tegelijk bleek dan toch, wat schrikkelijk vernielende kracht in het hart der aarde schuilt, en hoe, wat de Schrift profeteerde, nu reeds als bij voorbaat komen kon.

Waarom verbindt nu Joel, en verbindt Petrus die bange profetie met de uitstorting van den Heiligen Geest ? Is hier verband ? Is hier samenhang? Heeft het één iets met het ander te maken ?

Dat is de vraag, waarop het aankomt.

En dan is het antwoord geen oogenblik aan twijfel onderhevig. Ja, gewisselijk, de uitstorting van den Heiligen Geest verbreekt de bestaande orde in het geestelijke en onzienlijke, gelijk straks de catastrophe, waardoor heel deze wereld staat vernieuwd te worden, de bestaande orde in al het zichtbare zal verbreken.

Het geestelijke en het stoffelijke mogen een tijdlang hun harmonie inboeten, het zienlijke en onzienlijke mogen voor een wijle elk huns weegs gaan, ziel en lichaam mogen voor een poos een eigen orde volgen, — duurzaam kan die gedeeldheid niet zijn. Er was harmonie in de schepping; nu heerscht de gedeelde toestand, dien de zonde inhet leven riep; maar in het eind zal God triomfeeren, en komt.de schoone harmonie terug. Bij de heilige ziel een verheerlijkt lichaam. Het Koninkrijk der Vaders bloeiende op een nieuwe aarde. De Geest heerschende in een wereld die hemelschen glans vertoont. Het nieuw Jerusalem.

Nu kunt ge het u indenken, dat die twee op één moment waren gekomen.

Tegelijk, op één oogenblik, én de uitstorting van den Heiligen Geest, om alle geestelijk leven te vernieuwen, én die verbranding der wereld om de nieuwe aarde onder den nieuwen hemel te doen opglanzen.

Zoo stond het voor Joel in zijn visioen. Beide tegelijk: Ik zal mijn Geest uitstorten over alle vleesch, en Ik zal teekenen geven op de aarde, bloed, vuur en rookdamp.

En Petrus houdt er aan vast, dat die twee bijeen hooren. De Geest was nu neergedaald, en aanstonds profeteert hij, dat nu ook het andere komen moet en zal.

En wel is daar nu een tijd van eeuwen tusschen ingeschoven. Maar aan de zaak verandert dit niets. Beide het geestelijk leven en het leven der wereld moeten vernieuwd worden. En juist daarin, dat de eerste vernieuwing op den Pinksterdag kwam, ' ligt te stelliger waarborg dat ook de vernieling van heel het aardrijk in bloed en vuur en rookdamp eens zal komen.

En juist dit verhoogt de beteekenis van den Pinksterdag.

De neiging is zoo sterk, om het werk des Geestes te verflauwen. Wedergeboorte wordt dan overdrachtelijk verstaan, als ware het slechts een zinsverandering als vrucht van opvoeding en zelfbeheersching. Geestelijke vooruitgang uit menschelijk initiatief. Uit Gods geest werkende, maar werkende door menschelijken invloed. Loochening van het eigenlijke wonder, dat in elke wedergeboren ziel plaats greep. En zoo ook het eigenlijke wonder van den Pinksterdag te niet gedaan. Immers, wat was het anders, zoo leeraart men dan, dan dat de apostelen hier voor het eerst den moed grepen, om voor aller oor den Gekruiste te prediken?

En dit nu juist wordt afgesneden door dat bloed en vuur en rookdamp.

Neen, er zal niet langzame, geleidelijke overgang van deze wereld zijn in de nieuwe wereld die komt. Die nieuwe wereld zal niet zijn een vrucht van onze beschaving en overmacht over de natuur. Er komt een catastrophe, waardoor heel deze wereld in vuur zal opgaan. En alleen door een machtig ingrijpen Gods, door een wonder zijner almacht komt het rijk der heerlijkheid.

En zoo nu ook, en door een niets minder machtig wonder, is er een uitstorting van den Heiligen Geest gekomen en grijpt nog gestadig de vernieuwing van Gods uitverkorenen door de wedergeboorte plaats. En wat men ook dichte en verzinne, tot zelfs onder orthodoxe Christenen, om de wedergeboorte uit den mensch of uit mênschelijke werking te verklaren, het is al te gader zelfbedrog en al te gader verkleining van de eere Gods. Beide én het Pinksterwonder én het wonder der Wedergeboorte, is een ingrijpen van de geestelijke almachtigheid des Heeren, die in niets achterstaat bij de onzettende openbaring van zijn almacht, die eens in de vernieuwing van heel dit aardrijk openbaar zal worden.

Paulus heeft het aan de kerk van Efeze zoo nadrukkelijk betuigd, dat in ons die gelooven mogen openbaar wordt „de uitnemende grootheid van de kracht Gods naar de werking der sterkte zijner macht."

Een ziel weder te baren eischt dezelfde wondere Goddelijke almachtigheid, als in den plotselingen ommekeer van heel de wereld eens openbaar zal worden.

Alle mênschelijke macht saamgenomen, is zoowel tot het één als tot het ander volstrekt onbekwaam.

Het éen zoowel als het ander kan God, en God alleen.

En daarom is de Pinksterdag niet maar de herinnering aan een geestelijke ontwikkeling van de apostelen, maar de blijde heugenis van een machtdaad Gods, die geheel den toestand op aarde in geestelijk opzicht omgezet en veranderd heeft.

De groote daad der geestelijke heerschappij, die zich nog steeds in de wedergeboorte van Gods kinderen voortzet, en het rijk der heerlijkheid voorbereidt.

En dit duurt nu voort niet op den gis af, niet in het onzekere, neen, dit duurt voort tot den dag en de ure die bij God bepaald is, maar die niemand kent. En dan, als de laatste van Gods kinderen zal zijn toegebracht, dan komt de tweede machtdaad, dan met bloed en vuur en rookdamp, tot het nieuw Jerusalem afdaalt van den hemel, en het op de nieuwe aarde God alles en in allen zal zijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1902

De Heraut | 4 Pagina's

„Bloed en vuur en rookdamp.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1902

De Heraut | 4 Pagina's