Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Duitschland. Naar aanleiding van het overlijden van Dr. Böhl.

In het einde van Januari stierf te Weenen de hoogleeraar Dr. Edua'd Böhl, in den ouderdom van 67 jaar. Sedert jaren was hij rustend hoogleeraar; doch zijne krachten lieten hém nog toe uitgebreide bronnenstudiën te maken, met betrekking tot de Oostenrijksche kerkgeschiedenis. Een korte krankheid rukte hem weg. Böhl stond in nauw verband tot de Nederlandsch-Gereformeerde gemeente te Elberfeld. Kohlbrügge was met alleen zijn schoonvader, maar ook zijn geestelijke vader, zegt de Reform. Kirchenz. Wij durven dit niet zoo maar nazeggen. Het ken merkende van Dr. Böhl was niet aan Dr. Kohl brugge ontleend. Daarom kunnen wij het bovengenoemd blad volstrekt niet toegeven, dat Dr. Böhl in beslist Gereformeerden zin heeft gewerkt. De overleden hoogleeraar kleefde toch het gevoelen aan dat aan Christus, even als aan ons, de schuld van Adam is toegerekend; dat de mensch wat zijn natuur aangaat, buiten de ge rechligheid staat, en dat het beeld Gods hem niet is ingedrukt, maar als een sfeer om en boven hem was, en als een licht hem van buiten bestraalde. Daarmede hangt dan de leer samen, dat de begeerte op zich zelve geen zonde kan zijn. De zonde is dus, volgens de leer van wijlen Dr. Böhl, eenvoudig het gemis van de sfeer der oorspronkelijke gerechtigheid; de mensch na den val kwam zoo te staan, als hij naar zijn wezen zonder die bijkomstige gerechtigheid, oorspronkelijk in zijn eenvoudigen natuurstaat stond, om alsnu een andere sfeer in te ademen, namelijk de sfeer des doods. De Gereformeerde leer onderwijst ons omtrent den mensch, het beeld Gods en de zonde geheel andere dingen. Maar Dr. Böhl kwam er toe, om, toen hij aldus van de rechte lijn was afgeweken, in het stuk van het beeld Gods en de zonde, ook af te wijken van de Gereformeerde belijdenis in zake de leer omtrent Christus, en Hem voor te stellen, als staande met ons op ééne lijn, ook wat de innerlijke schuld betreft.

Dr. Kuyper schreef in de Vleeschwording des Woords, bl. XVI: „Reeds voor jaren was de verwachting groot van wat Dr. Böhl ook als dogmaticus worden kon; maar reeds de oude Kohlbrügge waarschuwde schrijver dezes voor jaren, om toch op de ontwikkeling van Dr. Böhl niet al te gerust te zijn. Hij had dienaangaande een somber voorgevoel. Thans, nu dit sombere voorgevoel van Dr. Kohlbrügge maar al te zeer gebleken is juist te zijn, rest ons niets anders, dan met de bescheidenheid die ons tegenover een man als Dr. Böhl voegt, en met warme waardeering van het vele, dat hij voor de zake Gods deed, niettemin ten ernstigste en ten nadrukkelijkste te protesteeren tegen zijn poging, om onder Gereformeerde banier een scheepje te laten uitvaren, dat zoo onschriftuurlijke en ongereformeerde, deels Roomsche, deels Melanchtoniaansche, deels philosophische lading dekt."

Ter verzachting van dit oordeel, dat met goede bewijzen gestaafd wordt, voegt Dr. Kuyper er aan toe: „Intusschen leide niemand uit het bovenstaande af, als bedoelde Dr. Böhl met voorbedachten rade, deze geheele ontwrichting der Gereformeerde belijdenis te aanvaarden."

Wij zouden er niet toegekomen zijn, dit neer te schrijven, indien de redacteur van At Re formirte Kirchenzeitung niet geschreven had, dat een groot aantal leerlingen onder de Oostenrijksche predikanten het aan Dr. Böhl te danken hadden, dat zij in den zin der Gereformeerde vaderen hun ambt konden bedienen, terwijl als eenige bedenking tegen Böhl's Christelijke geloofsleer, die in i886 verscheen, wordt ingebracht, dat die minder door een eigen systematische groep, als door soliede en gelijkmatige verwerking der bijbelsche en historische stof uitmunt. Laat er ons aan toe voegen dat de geachte redacteur er wel oog voor heeft, dat Böhl's geschrift over de rechtvaardigmaking, dat in 1890 het licht zag, te veel rekening houdt met de eenzijdige formules van Luther en te weinig met den vooruitgang die in deze te bespeuren is in ]de theologie van Calvijn.

Mocht het bovenstaande er toe medewerken dat men in Duitschland Dr. Böhl niet houde voor een Gereformeerd theoloog bij uitnemendheid. In Duitschland zoowel als in ons vader land, zijn velen van dat gevoelen. Dezulken houden het er voor dat de mantel van Dr, Kohlbrügge op Dr. Böhl gevallen is.

EEN NIEUW MANUSCRIPT.

Uit Kairo in Egypte meldt men, dat een zeer gewichtige ontdekking in Syrië gedaan werd I)aar zou welhcht het oudste, zeker een van de oudste Hebreeuwsche handschriften vanden Bijbel gevonden zijn. Het document is van Syrië naar Kairo overgebracht.

Het bestaat uit de vijf boeken van Mozes, die met Samaritaansche letters op gazellenperkament in 735 na Christus zijngeschreven. In de Ev, Liiih. Kirchenzeitung wordt beweerd, dat dit het oudste Hebreeuwsche handschrift is, dat men in Europeesche en Amerikaansche bibliotheken vindt. Doch dit is niet juist. In St. Petersburg wordt toch de codex Sinaïticus bewaard, waarin vele boeken en hoofdstukken uit het Qude Testament voorkomen, terwijl toch vast staat, dat dit h^andschrift dateert uit het midden der vierde eeuw. Het in Syrië gevonden handschrift wijkt eenigszins van den bekenden en door de kerken aangenomen tekst af. Zoo komt daarin onmiddellijk na de wet der tien geboden een plaats van ongeveer 15 bladzijden, die men in den Bijbel te vergeefs zoekt.

De heer Georg Z, eidaw, te Kairo, van de Royal Asiatic Society, werd voorloopig met de bewaring van het handschrift belast. Iemand die bij deskundigen van het Britsche museum een onderzoek nstelde, vernam, dat men aldaar van de nieuwe ontdekking nog niets wist, doch dat men haar voor zeer gewichtig hield, wanneer de vertaling van den datum juist is.

Er werd daarbij nog meegedeeld, dat kort geleden het Museum door een Samaritaansche overzetting van het boek Numeri en onderscheidene in het Hcbreeuwsch geschrevene gebeden verrijkt .werd. Deze documenten dragen het jaartal I339.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 februari 1903

De Heraut | 4 Pagina's