Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dualisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dualisme.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 5 Juni 1903.

Een inzender in De Tijd maakte onlangs captie op de beschuldiging van dualisme, door Gereformeerde schrijvers aan de Roomsche opvatting der wetenschap ten laste gelegd.

Met name gold dit verweer wat De Heraut schreef over het bekende stukje van Prof. De Groot in den Roomschen studentenalmanak en wat Prof. Honig in zijn inaugureele oratie oordeelde over de Roomsche theologie.

De gewone klacht van Roomsche polemisten, dat de Protestantsche schrijvers „de Roomsche gedachte niet vatten en de Roomsche terminologie niet verstaan" vormt van dit betoog schering en inslag. Reeds de titel: „Zeer onroomsche opvattingen van de Roomsche leer, " moet dienen, om aan te toonen, hoe onze opmerking een „schermen in de lucht" was.

Nu zij voetstoots toegegeven, dat het steeds moeilijk is, het gevoelen van een tegenstander, die niet alleen van uit een geheel andere levensbeschouwing denkt en spreekt, maar zelfs aan de woorden een andere beteekenis hecht, juist weer te geven. Met opzet namen wij daarom in breed citaat de eigen woorden van Prof. De Groot over. En wij deden niet anders dan aantoonen, hoe de onderscheiding, door Prof. De Groot gemaakt tusschen de theologie die alleen bij het licht van de bovennatuurlijk geopenbaarde waarheid te wandelen heeft, en de andere wetenschappen, die genoeg hebben aan het licht der natuurlijke rede, een valsch dualisme in het leven roept. De scherpe uitlating, dat men niet mocht spreken van een „ongeloovige wetenschap" aan de Staatsuniversiteiten, maar alleen van een „wetenschap door ongeloovigen beoefend, " scheen ons met de realiteit in lijnrechte tegenspraak en ook encyclopaedisch onjuist, omdat bij elke diepere wetenschappelijke quaestie het ongeloovig of geloovig uitgangspunt van den onderzoeker wel degelijk den doorslag geeft.

Voor een deel stemt de inzender ons betoog toe; alleen hij oordeelt, dat Prof. De Groot het niet aldus bedoeld heeft:

Wij vragen hier: waar zegt Prof. De Groot, dat alle wetenschap bestaat in het constateeren van feiten en in het opbouwen van theorieën? Of waar ontkent hij, dat de wetenschap in den algemeensten zin genomen ook de groote beginselen raakt, die aan heel onze wereld-en levensbeschouwing ten grondslag liggen ? Waar ontkent hij in het bijzonder, dat de wetenschap van het recht en van de wijsbegeerte, van de historie der menschheid en van de natuur den denker elk oogenblik met die beginselen in aanraking brengen? Waar zegt hij, dat wetenschap, die alleen uitgaat van het licht der rede, wetenschap, die bovendien beslist partij kiest tegen de Goddelijke Openbaring en haar gezag verwerpt, in het algemeen en onder elk opzicht voldoende is voor hem die in de Schrift gelooft ? .

Het ware zeker wenschelijk geweest, dat Prof. De Groot dat alles met even klare en duidelijke woorden gezegd had. Een misverstand, zoo als thans rees, zou dan afgesneden zijn.

Wie echter wanen mocht door deze rectificatie, dat hier niets dan een misverstand in het spel is, kan door dezen inzender zelf uit den droom geholpen worden. Hij zelf schrijft:

Nu is het zonder twijfel waar, dat de wetenschap, die men Theologie noemt, voornamelijk op bovennatuurlijk geopenbaarde beginselen steunt, ofschoon de Katholieke Kerk ook eene natuurlijke theologie kent. Evenzeer staat vast dat de wetenschap, die den naam draagt van Wijsbegeerte, van natuurlijk kenbare beginselen uitgaat. Maar wat is hier tegen ? Als het een feit is dat er waarheden zijn die door GoAniet bovennatuurlijk geopenbaard zijn, waarheden, waaromtrent de bovennatuurlijke Openbaring zelfs geheel niets zegt, dan volgt hieruit van zelf ook het bestaan eener wetenschap, die niet op bovennatuurlijk geopenbaarde waarheden rust.

Hiermede wordt nochtans geheel niet ontkend, dat ook de natuurlijke wetenschap velschillende aanrakingspunten met de bovennatuurlijke Openbaring kan hebben en ook heeft, alsmede de geopenbaarde waarheid wel degelijk naar de oogen heeft te zien. 41s iemand hiervan doordrongen is, dan toch zeker wel de J^atho lieke Kerk, die immers meer dan eens vals he resultaten van zoogenaamd zuiver natuurlijk wetenschappelijk onderzoek veroordeelt, louter en alleen omdat deze niet stroken met de bovennatuurlijk geopenbaarde waarheid, die haar is toevertrouwd. Juist dit wordt haar door an dersdenkenden, ook door De Heraut, zoo vaak ten grief gemaakt. Ook ontkent de Katholieke Kerk geenszins, gelijk Prof. Honig meent, dat men door de bovennatuurlijke openbaring zuiverder en volmaakter kennis van God en Zijne werken verkrijgt en dat ook de natuurlijke wetenschap Van de Openbaring zeer veel licht ontvangt.

Maar feit blijft het, dat er tweeërlei waarheden zijn — waarheden die door God bovennatuurlijk geopenbaard, en waarheden die door God niet bovennatuurlijk geopenbaard zijn, alsook dat men op grond hiervan tweeërlei wetenschap kan onderscheiden. Feit ook blijft het, dat alleen de op bovennatuurlijke wijze door God geopenbaarde waarheden voorwerp kunnen zijn van geloof; en dat gelooven en begrijpen twee onderscheiden en verschillende acten zijn van onze rede.

Gelijk men ziet, eindigt de inzender riiet zelf toe te geven, dat het roomsche standpunt dualistisch is en hij erkent, dat het verschil tusschen de roomsche en protestant­ sche opvatting ten slotte wortelt in de gansch verschillende beschouwing omtrent den „gevallen staat der menschen". Dit is volkomen juist gezien. Volgens de Protestantsche opvatting heeft de zonde niet alleen het bovennatuurlijk licht weggenomen, maar ook het natuurlijk licht der rede verduisterd en kan daarom ook op het gebied der wetenschap de natuurlijke rede, aan zichzelf overgelaten, de waarheid niet meer vinden. De Roomsche opvatting daarentegen, met haar onderscheiding tusschen de bovennatuurlijke en natuurlijke gaven in den oorspronkelijken mensch, maakt een scheiding, die in de menschelijke natuur het dualisme invoert en van den mensch uit deze scheidslijn doortrekt over heel zijn leven.

Natuurlijk kan er niet aan gedacht worden, dit vraagstuk hier principieel nader uit te werken. De heele leer van het beeld Gods, van de „vestigia" in den gevallen mensch, van de gemeene gratie zou dan besproken moeten worden, en het zou blijken, dat onze Roomsche polemist de Gereformeerde opvatting in zijn slotwoord slechts ten deele tot haar recht liet komen.

Hoofdzaak is voor ons, dat onze criticus zelf erkent, dat de Roomsche leer een dualisme stelt; dat dit dualisme op het gebied der wetenschap saamhangt met de beschouwing van de gevallen menschelijke natuur, en op dat punt Roomschen en Gereformeerden principieel uiteengaan.

Trots den stouten aanloop komt de inzender in de Tijd dus tot hetzelfde resultaat. Alleen met dit onderscheid, dat hij dit dualisme bepleit en goedkeurt, terwijl wij het bestreden.

Of onze „opvatting van de roomsche leer" wel zoo „on-roomsch" is als de in zender het wil doen voorkomen?

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Dualisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 juni 1903

De Heraut | 4 Pagina's