Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Drie en twintigste JAARLIJESCHE SAMENKOMST VAN DE Vereeniging voor Hooger Onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drie en twintigste JAARLIJESCHE SAMENKOMST VAN DE Vereeniging voor Hooger Onderwijs

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

op derefonneerdeii grondslag, te DORDRECHT op 1 en 2 JULI 1903.

I.

Naar Dordrecht gingen ditmaal de Calvinisten in den lande op. De naam van de oude, mooie stad aan de Merwede, die van de rivier gezien zulk een schoenen aanblik oplevert, trekt reeds aan. Een van Hollands oudste en beroemdste steden, vermaard in de historie, ook in de histerie onzer Gereformeerde Keiken.

Die naam is een stempel. Wie in de politiek spreekt van „Rome en Dordt" weet wie met dat „Dordf' worden bedoeld: de stoere onverzettelijke Calvinisten, wier heilig beginsel hen drijft om op alle terrein des levens de vaandelen op te steken in den Naam huns Gods. Wie van Dordrecht spreekt denkt aan de Synode van Dordrecht en aan wat zij voor den bloei en de ontwikkeling der Gereformeerde Kerken in den lande heeft gedaan.

Naar Dordrecht dus, een plaats die de liefde heeft van ons aller hart en die nog een naam heeft onder ons.

Met stoombooten en treinen kwamen de vrienden en vriendinnen onzer Vereeniging in grooten getale in het oude Dordrecht aan. Vooral Zuid Holland was, uit den aard der zaak, goed vertegenwoordigd, doch ook de andere provinciën ontbraken niet, en tegen 7 ure kwam in de bekende en bijzonder fraaie Wilhelminakerk een schare samen, waar Ds. H. Hoekstra van Arnhem optrad in de

URE DES GEBEDS.

Na Psalmgezang en gebed bepaalde spreker de aandacht van zijn gehoor bij den i48sten Psalm, die met een Hallelujah aanvangt en eindigt. Hallelujah wil eigenlijk zeggen: laat lichten, laat schijnen, de grootheid en heerlijkheid des Heeren. Het is een oproep aan alle schepselen om den Heere te laten schijnen, en aldus te beantwoorden aan het doel van hun bestaan. Dat geldt inzonderheid van het volk des Heeren, van de gemeente van Christus, in welke de kracht en genade des Heeren blijken moet, zal zij de deugden verkondigen Desgenen, die haar geroepen heeft uit de duisternis tot zijn wonderbaar licht.

De massa der menschen beantwoordt aan dat doel niet; zij zijn verduisterd in het verstand en vervreemd van het leven Gods; maar de gemeente des Heeren kan en moet aan dat doel beantwoorden.

In dezen Psalm, worden bepaaldelijk de ge wrochten Gods in het rijk der natuur toegesproken, en wel door het Israël Gods, dat daartoe alleen bekwaam is. Een Goethe kon dezen Psalm niet dichten, al was hij ook een dichtervorst en een natuurkenaer bij uitnemendheid.

Alleen het volk des Heeren heeft een goed oog ook op de dingen der natuur; het ontving van God de genade om zijn heerlijkheid te zien in de geschapen dingen. Van hen kan alleen een wetenschappelijk onderzoek uitgaan, waarbij men zich verblijdt in de openbaring die God van zichzelven geeft, en de majesteit, goedheid en genade uitblinkt voor het oog. Zoo wordt van heel het wetenschappelijk onderzoek het Hallelujah de alpha en de omega. En dit is het doel van onze Vrije Universiteit.

De Psalm begint zich te richten tot hen die in den hemel wonen, en doet ons als gevoelen dat des Heeren lof uit den hemel op de aarde moet neerdalen. Aan Simeons lotzang gaat het lied der Engelen in Bethlehems velden vooraf. Zullen wij den Heere loven, dan moet uit den hemel ons hart daarloe worden bereid gemaakt. In den hemel is de Godsopenbaring het luisterrijkst, daar is ze niet omwolkt; daar is geen enkel oog gesloten, geen enkel hart onwillig om God te prijzen. Vandaar schalt de lof des Pleeren op de aarde. Die lof wordt verkondigd door de hemelsche heirscharen, wier bestaan ten doel heeft, de heerlijkheid Gods te verkondigen. In die ordinantie verblijdt zich des Heeren volk, het vindt er een protest in tegen de materialistische richting, die het wetenschappelijk onderzoek der niet Christenen beheerscht. Met die richting kunnen wij nimmer vrede hebben; zij verwoest de zielen van de studeerende jongelingschap, die bij het licht van Gods Woord alleen veilig wandelt.

Op het gevaar van de materialistische richting wijzend, doet spr, | uitkomen dat tegenover haar dient geplaatst de openbaring Gods. Wij hebben behoefte aan een theologie, die niet slechts het geloof aan engelen als een historisch verschijnsel beschouwt, maar die ons dehemeliche heirscharen doet kennen als de heerlijkheid Gods te aanschouwen gevende. En zoo verbindt Gods Woord ons al nader aan den hemel, als het heet: Looft Hem, zon en maan, looft Hem, alle gij lichtende sterren; en in zoo menige uitspraak die het oog richt naar omhoog. De hemelen vertellen Gods eer en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk; heel die heerlijke schepping heeft haar doel, waaraan zij beantwoordt; de verheerlijking Gods.

Welk een genade, dat God menschen schiep die de grootheid zijner werken kunnen aanschouwen, en hoe beklagenswaardig dat de zonde zoo veler oog verblindt. Uit de gemeente des Heeren moeten dus de mannen komen, die het oog hebbeu ontvangen voor de heerlijkheid Gods, en aan den eisch van het Hallelujah beantwoorden, het werk van den Werkmeester prijzen. De natuurwetten zijn niets zonderden Wetgever, die al de werken zijner handen nóg doet beantwoorden aan hun bestemming. Dat heeft de Christelijke wetenschap aan te toonen, dat moet zij laten uitblinken voor het oog.

Vervolgens ging de redenaar aan de hand van den Psalmist voort, zijne hoorders er op te wijzen, dat het Israël Gods zijn blik ook heeft te richten op de dingen dezer aarde. De lof des Heeren bereikt de aarde en klimt wederom op naar omhoog. Vuur en koude, de stormwind, dat al doet des Heeren Woord. De Christelijke wetenschap heeft ook hier de hand en de kracht des Heeren aan te wijzen, hetzij verdervend of zegenend. De God der eere dondert; de Heere is op de groote wateren. In duizenderlei werken komt de almacht des Heeren uit, en Salomo is onder meer een voorbeeld, hoe de deugden des Heeren]aan te toonen. Welk een terrein voor de Christelijke wetenschap; die nog eens een geslacht moge zien komen, dat des Heeren daden en de werken zijner handen looft!

De ongeloovige wetenschap brengt veel kos telijks aan het licht, doch leidt in de verkeerde richting; zij erkent God den Heere niet.

Neen, een Christelijke natuurwetenschap is geen utopie; de Vrije Universiteit bedoelt niets minder, al ontbreken haar nog de krachten om haar wenschen te realiseeren. Of God ons onzen wensch zal geven, weten wij niet, maar hier zal veel afhangen van den geestelijken toestand en van de eensgezindheid onder het volk des Heeren.

Doch wij hebben ons ideaal niet slechts op het gebied van theologie en natuurwetenschap; het gansche terrein der wetenschappen is het veld waarover ons oog gaat. De letteren, de rechten, de staatkunde, er is geen gebied, waarop de heerlijkheid des Heeren niet moet uitblinken en tot haar recht komen. In den Psalm wordt ten slotte alle creatuur saamgevat om den Heere te loven, en alleen het volk des Heeren kan dien lof doen verkondigen. Een lof, die eenmaal volmaakt zal verkondigd worden in den dag van de openbaring der kinderen Gods, in de verlossingen van Zion.

Nadat vervolgens Ps. 98:4 gezongen was, droeg Ds. Hoekstra de belangen der Vrije Uuiversiteit den Heere in het gebed op.

Onder den diepen indruk van het gesproken woord ging de vergadering uiteen.

Naar de lieflijke gewoonte op onze Universiteitsdagen had de Regelingscommissie ook nu zorg gedragen dat men elkander in het avonduur gezellig ontmoeten kon. Het schoon gelegen hotel Ponsen bood daartoe een aangename gelegenheid; de receptie was zeer druk bezocht en de toon die er heerschte was opgewekt en hartelijk. Menig goed woord werd daar gewisseld en het was met opgewekt verlangen dat men den volgenden dag tegemoet ging.

DE JAARVERGADERING

werd gehouden in „Kunstmin".

Dr. H. H. Kuyper, aan wien door Directeuren de leiding der vergadering ditmaal was opgedragen, het eerst zingen Ps. 27 : 5, 7, las daarna Joh. 5 : 31—59 en ging voor in het gebed.

In zijn inleidend woord begon hij met eerst den aanwezigen een hartelijk welkom toe te roepen, waarbij hij wees op de rijke verkwikking, die in deze samenkomsten ons geboden wordt. Waur de Vrije Universiteit leven moet van de liefde en de gaven van het Gereformeerde volk, daar zijn deze samenkomsten de thermometer, die aanwijst, hoe warm in het hart der Calvinisten de befde voor ons beginsel gloeit.

Vervolgens wees hij er op, hoe het afgeloopen jaar rijke stof tot dankzegging aan God den Heere bood. Geen der Directeuren, Curatoren, Hoogleeraren of studenten werd door den dood ons ontnomen. Het getal studenten bereikte een nog nooit gekende hoogte. Vooral was verblijdend het steeds toenemende getal studenten in de Rechtsgeleerdheid, omdat daaruit blijkt, dat men de groote beteekenis gevoelt van de Gereformeerde beginselen op staatkundig gebied. De pas afgeloopen verkiezingen in Duitschland evenals de jongste sociale strijd op eigen bodem toonen, hoe niet in liberalisme en conservatisme, maar alleen in de partijen des geloofs weerstandskracht schuilt tegen het veldwinnend socialisme. Een woord van warme waardeering werd voorts gebracht aan de hoogleeraren Bavinck en Biesterveld, die na de beslissing in Arnhem gevallen, aan de Theologische school niet meer verbonden konden blijven zonder daarmede een valsch principieel standpunt in te nemen, en die ihans een sieraad zijn voor de Vrije Universiteit.

De strijd, in den boezem der Gereformeerde kerken gestreden, en de thans ingediende wet op hel Hooger Onderwijs gaven den voorzitter aanleiding om een v/oord te spreken over de vrijheid der wetenschap, waarbij hij ten grondslag lei het woord van Christus: Indien gijlieden in mijn woord blijtt, zoo zijt gij waarlijk mijne discipelen. En gij zult de waarheid verstaan en de waarheid zal u vrij maken. Ook al geldt dit woord in geestelijken zin van de bevrijding uit de macht van zonde en ellende, er ligt toch in opgesloten, dat de waarheid Gods, die Christus voor zijn jongeren bracht, alleen de ware vrijheid op elk gebied des levens brengen kan.

De dorst naar vrijheid is in den mensch niet af te keuren. Ze vormt een trek van het beeld Gods in den mensch. De mensch is van Gods wege tot vrijheid geroepen. Maar juist omdat de mensch beelddrager Gods is, kan de ware vrijheid alleen zijn deel zijn, wanneer zij afhankelijk blijft van God, van Zijn Woord, van Zijn ordinantiën. Ware vrijheid toch is geen bandeloosheid, maar het leven in het element, waarvoor God ons schiep, het beantwoorden aan het doel, waarvoor Hij ons bestemde. De valsche vrijheidsdorst, die Satan van God afvallen deed en den mensch in dien val meesleepte, vindt haar oorsprong in de leugen, waarom Christus dan ook zegt, dat de Satan „in de waarheid niet is staande gebleven" en hem „den vader der leugen" noemt. De leugen, omdat, waar elk schepsel eeuwiglijk afhankelijk blijft van God, zoodat zelfs Satan zonder zijn wil zich noch roeren noch bewegen kan, hij zich zelf inbeeldt vrij te kunnen zijn van God en de banden van zijn gezag te kunnen verbreken.

God echter die de Schepping lief heeft, omdat ze het werk zijner handen is, kan niet dulden, dat zij in Satan's macht blijft, een „dienstmaagd der ongerechtigheid." Hij komt van het Paradijs af door de openbaring zijner waarheid, om den mensch vrij te maken uit de slavenboeien der zonde. En de geestelijke vrijmaking in wedergeboorte en bekeering, die door Gods Geest en Woord wordt gewerkt, strekt zich straks uit over heel het terrein van het menschelijke leven. Het is laster wanneer men beweert, dat Christus Kerk de volkeren heeft geknecht, de weienschap aan banden heeft ge legd, de kunst onvrij heeft gemaakt. In de schaduw van het Kruis wies de vrijheidsboom. Inzonderheid geldt dit van de kerken, die onder den machtigen invloed stonden van Calvijn. Daar werd het eerst de vrijheid der conscientie gepredikt. Daar werd de kerk vrijgemaakt van priesterdwang en staatsmacht. Daar werd geijverd voor de rechten van het volk tegenover koninklijk despotisme. En het is slechts de voortzetting van dien aiouden strijd wanneer thans in dienzelfden kring der Gereformeerden niet gerust wordt voordat ook de School is vrijgemaakt van eiken onnatuurlijken band. Al mag men, zoo merkte de spreker op, smalen op de kleinheid onzer kracht en de geringheid van ons getal, toch moest zelfs onze tegenstander hulde brengen aan de heroïsche poging om een Universiteit te stichten, die onafhankelijk van Staat en Kerk bloeit op eigen wortel.

Ten slotte wees spreker er op, dat deze Hoogeschool, hoewel waarlijk vrij, tegelijk gebonden is aan haar beginsel, zieh onderwerpend aan het Woord van God. Daarom was openlijk in de pers door een ridder, wiens vizier gesloten bleef, maar wiens slecht omsluierd wapenschild de bekende trekken van Leiden's wapen toonde haar verweten, dat ze een sectarische school was, een school waar geen wetenschap kon beoefend worden, een school die om haar onvrij karakter niet met de vrije staatsuniversiteiten op één lijn kon gesteld worden.

Tegenover die aanklacht wees spreker er op, dat het; denkbeeld eener absoluut vrije wetenschap, waarbij de man der wetenschap door niets gebonden of bepaald is, zonder eenig beginsel of vooroordeel zijn onderzoekingen aanvangt en door dat onderzoek eerst tot kennis der waarheid komt, innerlijk onv/aar is. De mensch is geen machine, geen camera obscura, die alleen de buitenwereld reflecteert; hij brengt bij elk wetensi^happelijk onderzoek zich zelf mee, met zijn geloof of ongeloof, materialistische of spiritualistische wereldbeschouwing, en het is deze geloofsovertuiging die hem bij zijn onderzoek leidt en het resultaat zijner studiën bepaalt. Wie het bestaan eener geestelijke wereld loochent, zal niet door zijn psychologische studiën tot de erkenning komen, dat de menschelijke ziel afgescheiden van het lichaam kan bestaan.

Toch raakt dit nog slechts den subjectieven factor.

Maar veel dieper geldt dit nog voor de weten schap in objecieven zin. De wetenschap is meer dan een kennis van feiten, onderzoekingen, waarnemingen; ze is een indringen in den samenhang der dingen, ze zoekt naar eenheid van wereldbeschouwing, ze moet zijn een - vertolken van de ernstige Godsgedachten in de Schepping neergelegd. Toen de mensch rein uit Gods hand kwam, verlicht in het verstand, met een open oog voor het boek van Gods Schepping, kon de wetenschap van zelf opkomen uit zijn denkkracht. Maar door de zonde is de harmonie tusschen mensch en schepping verstoord, is het oog des verstands verduisterd, kan de wetenschap de raadselen der Schepping niet meer verklaren.

Daarom schonk God ons Zijn Woord, waarin niet alleen het rijke EvangeUe der genade voor den gevallen zondaar ons wordt geopenbaard, maar ook de eeuwige gedachten Gods in de Schepping ons worden verklaard.

Een school, die zich aan dat Woord Gods bindt, is niet onvrij, niet sectarisch, niet onmachtig om wetenschap te kunnen produceeren. Alle wetenschap is het te doen om ïe/asa^/^^'^. Dat is haar levenselement, haar doel, haar heilige bestemm.ing. En daarom, waar God die waarheid, zonder welke de wetenschap niet leven kan, ons schonk in Zijn Woord, daar geldt ook van de School, die voor dat Woord Gods buigt, het [jwoord van Christus : En gij zult de waarheid verstaan en de waarheid^zal u vrijmaken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1903

De Heraut | 4 Pagina's

Drie en twintigste JAARLIJESCHE SAMENKOMST VAN DE Vereeniging voor Hooger Onderwijs

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juli 1903

De Heraut | 4 Pagina's