Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Buitenland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Buitenland.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Engeland. Hoe men in Engeland tegenover de z.g. geloofsbelijdenis van Athanasius staat.

In het nummer van 8 Juni der Cambridge Review staat een preek van J. A. Robinson, vroeger hoogleeraar aan de Universiteit van Cambridge, tegenwoordig deken van Westminster.

Daarin deelt de prediker mede, dat eene kleine deputatie, met een student der Universiteit van aanzienlijken huize aan het hoofd, zich tot den aartsbisschop van Canterbury gewend heeft met verzoek om voortaan bij de liturgie niet meer letterlijk de geloofsforme die aan Athanasius toegeschreven wordt, te volgen. Het antwoord van den Aartsbisschop, den primus der Anglicaanscbe kerk, luidde, dat hij den inhoud der belijdenis niet voor onafscheidelijk van de „vreeselijke waarschuwingen" houdt die in dit boek voorkomen, waardoor de ongeloovigen met liet eeuwig verderf bedreigd worden. In Engeland zijn honderd kerken, waarin men daarom de geloofsbelijdenis van •Athanasius achterwege laat. Volgens de wet mag dit eigenlijk niet. Hij zelf laat in zijne kerk — het is Robinson, die 'hier spreekt — op de dagen waarop de genoemde belijdenis moet gelezen worden, de twaalf artikelen lezen. Immers volgens Robinson was wel vroeger de aanvang der Athanasiaansche formule: „zoo wie zalig wil zijn, dien is voor alle dingen noodig dat hij het algemeen geloof houde; zoo wie dit niet geheel en ongeschonden bewaart, die zal zonder twijfel eeuwiglijk verderven; en het slot: „Dit is het algemeen geloof; en zoo wie dit niet trouwelijk en vast gelooft, die zal niet kunnen zalig zijn" — in overeenstemming met het geloof der kerk, doch tegenwoordig niet meer.

Tot onze verbazing namen wij kennis van hetgeen de Primus der Anglicaanscbe kerk aan eenige studenten te kennen gaf Er zal nota van genomen worden, maar niet tot opbouw der Anglicaanscbe kerk, die reeds zulk een zwaren strijd tegen ongeloof en Ritualisme heeft. Volgens ons rust de bedreiging die in de geloofsforme aan Athanasius toegeschreven en vermeld wordt in art. IX onzer confessiën, op de woorden des Heeren: „Dit is het eeuwige leven, dat zij U kennen, den Eenigen en Waarachtigen God, en Jezus Christus, dien Gij gezonden hebt."

— De „Downgrade" gaat niet alleen in de Episcopaalsche staatskerk, maar ook in de vrije kerken den Dissenters voort. Als bewijs daarvoor kan dienen, hetgeen wij mededeelden uit eene prediking van den bekenden schrijver Dr. Watson, bekend onder den pseudoniem van Jan Maclaren. Hieruit bleek dat hij met beide voeten op modern standpunt staat, en dit terwijl hij werd uitgenoodigd om met eene prediking het jongste „Pan-Presbyteriaansch concilie" in te leiden! Is het niet treurig?

Maar ook in een ander opzicht gaat de ook in Nederland zoo gevierde schrijver den verkeerden weg op. Hij werd dezer dagen geroepen, voor de Universiteit van Cambridge, in Engeland, eene toespraak te houden. Daarbij sprak hij de volgende woorden:

„Het wordt tegenwoordig aan een leeraar overgelaten om naar eigen keuze iets in het gebed op te nemen of uit te laten. Zijn gebed kan bestaan uit de bekendmaking van behoeften, waarvoor hij voorziening vraagt of uit de voorstelling van leerstellige waarheden, of een e mededeeling van zijn eigen geestelijken toestand. Behoort de gemeente — voor een groot deel althans — niet te weten waarom gebeden wordt, evengoed als zij weet wat er gezongen wordt? Waarom houdt de kerk er een gezangboek op na en niet een gebedenboek? Waarom staat de kerk niet toe, dat allerlei liederen worden gezongen, terwijl zij hoegenaamd de leeraars niet bindt inzake het gebed? "

Deze uiting is opmerkelijk, omdat zij doet zien dat Dr. Watson niet alleen de moderne theologie volgt, maar ook het Ritualisme der Anglicaanscbe kerk in de Presbyteriaansche kerk begeert in te voeren. We zien het: het goede dat de Episcopaalsche kerk heeft, namelijk haar grondslag van de Westminstersche con-, fessie, wordt niet nagevolgd. Het verkeerde echter, namelijk het Ritualisme dat de Episcopaalsche kerk reeds zooveel kwaad deed, door namelijk zooveel leeraars en leden naar de Roomsche kerk terug te leiden en den geheelen eeredienst op Roomschen voet te 'schoeien, — wordt aangeprezen.

Wij zijn geen tegenstanders van formuliergebeden. Onze Gereformeerde kerken hebben er zeer schoone, en we zouden zelfs wenschen dat ze meer gebruikt werden. Maar de argumenten die Dr. Watson aanvoert voor het invoeren van een gebedenboek, kan hij evengoed aanhalen voor het maken van een preekboek. Men zou toch kunnen vragen, en dit zou toch met het oog op Dr. Watson niet zoo ongerijmd zijn: „waarom s'aat de kerk toe, dat allerlei preeken gehouden worden, waarom bindt zij de leeraars niet aan bepaalde preeken." En worden natuurlijk vele mingoede preeken gehouden. Maar is dit nu eene reden om te verlangen, dat de leeraars alleen zullen mogen voorlezen wat de kerk heeft vastgesteld ?

Noord-Amerika. Gebrek aan predikanten.

De voornaamste kerkelijke bladen in de nieuwe wereld spreken nu en dan over het feit, dat bijna alle kerken gebrek hebben aan predikanten, terwijl ook het aantal studenten ia de Godgeleerdheid gering is. In Schotland zag de hoogleeraar Dr. Bruce, dat het aantal zijner collegebezoekers de helft minder jongelieden bedroeg dan te voren. Deze hoogleeraar stierf vier jaar geleden, en de toestand is sedert niet verbeterd. In N - Amerika is het niet beter gesteld. De Luthersche Synode, die onlangs te Pittsburg hare vergadering hield, moest over gebrek aan studenten in de Godgeleerdheid klagen. De Presbyteriaansche Algemeene vergadering erkende eveneens, dat er achteruitgang bestaat in het aantal leeraars. Sedert 1898 zag de Noordelijke Presbyteriaansche kerk het aantal harer studeerenden aan hare Theologische Seminariën met 33 percent verminderen. Dit wil nog al wat zeggen. Want deze kerk bestaat uit 7800 keiken, die gediend worden door 6000 predikan ten. In 1896 waren er nog 1, 508 jongelieden die stonden voor den dienst des Woords, het laatste jaar waren er nog maar 779; dus eene vermindering van 45 percent. Daarom verwon­ dert het ons niet, dat in het verslag der synode geklaagd wordt dat er geen mannen genoeg zijn, om de kerken te dienen. Een kerkeraad heeft zes predikanten noodig en kan er niet één krijgen.

In de geünieerde Presbyteriaansche kerk heerschen dezelfde toestanden. Zij heeft minder studenten in de Godgeleerdheid dan in 1885, toen zij niet kleiner was. Slechts tweemaal had zij zoo weinig jongemenschen die zich voorbereidden tot den Dienst des Woords, als tegenwoordig; in 1885 waren er slechts 41 en in 1865 36 Theologische studenten. Als men weet dat in i8g6 dit getal 116 bedroeg, dan moet erkend worden, dat de lust om als dienaren des Woords de kerken te dienen, bij het opkomend geslacht sterk verminderde.

In andere kerken is het nog erger gesteld.

De Geref. Presbyteriaansche kerk heeft maar drie Theologische studenten; de „Associate Presbyterians" niet één! Met dank aan den Heere kan getuigd worden, dat de Christelijk Gereformeerde kerk in N.-Amerika geen vermindering in het aantal jongelieden die naar den dienst des Woords staan, behoeft te constateeren.

Waaraan is het toe te schrijven, dat de meeste kerken bevreesd moeten zijn dat er een tijd zal aanbreken, dat de meeste kansels niet bezet kunnen worden ?

Sommigen beweren, dat de Dienst des Woords niet genoeg beloond wordt en dat daarom jongelieden niet geneigd zijn er zich aan te wijden. In tijden van opgewekt geestelijk leven laat men zich echter daardoor niet terughouden om de kerk te dienen. Er is slechts éeae verklaring, die ook in Europa steekhoudend blijkt. Naarmate het ongeloof in de kerken verwoestingen aanricht, naar die mate wordt de lust om de kerk te dienen, geringer. Bloeit het geestelijke leven, dan zijn er velen, die begeeren om den Heere in zijn kerk als gezanten van Zijnentwege te dienen. Ook hier geldt het woord van den Christus: „Die heeft, dien zal gegeven worden; maar die niet heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft."

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1904

De Heraut | 4 Pagina's

Buitenland.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 september 1904

De Heraut | 4 Pagina's