Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

EEN LEVENSGESCHIEDENIS,

VI.

EEN STERKE VIJAND.

Den volgenden morgen, zoo vroeg mogelijk, begaf zich de vrouw naar het kantoor, waar zij hoopte iets omtrent haar man te vernemen. Wat men haar daar vertelde echter, was wel geschikt om haar onrust te vermeerderen.

Het schip was namelijk den vorigen avond zeer laat wel aangekomen maar.... zonder den kapitein. Op de vraag waarom die er niet was, had de stuurman beticht, dat men hem bijna een dag lang te vergeefs aan boord had gewacht. Twee avonden te voren had kapitein Pouwels zijn schip verlaten om, gelijk hij wel meer deed, eenige uren in Londen door* te brengen. Hij was echter niet teruggekeerd. De scheepslui hadden navraag gedaan op plaatsen, waar men vermoeden kon dat hij was, doch vergeefs. Daarop had men nog tot het uiterste gewacht. Maar ten slotte moest de reis naar Rotterdam toch aanvaard, en aan de heeren bericht gegeven.

De vrouw ontstelde niet weinig toen zij dit alles hoorde. Zij vroeg raad wat te doen, maar niemand wist een antwoord, 't Was in dien ijd niet mogeüjk zoo als nu, maar eens even en gesprek te voeren tusschen Londen en msterdam, per draad. De heeren van het antoor beloofden echter, aanstonds „werk van e zaak te zullen maken." En al begreep de vrouw niet best wat dat beduidde, zij moest r vooreerst wel in berusten.

Over een dag of drie kon er wellicht bericht it Londen zijn, indien niet de vergeefs geachtte, binnen dien tijd zelf verscheen.

Maar waar was kapitein Pouwels dan ge­leven ?

Zooals de stuurman reeds had medegedeeld, was de schipper van boord gegaan, tegen het allen van den avond. Hij was alleen, en had lan, een paar kleine geschenken voor zijn vrouw en zijn moeder te koopen. Zoo kuierde ij dan doodbedaard door de hem welbekende straten der City, het oude Londen, dat nu niet meer dan het middelpunt vormt van de ontzaglijke wereldstad, die alleen ongeveer zooveel inwoners telt als heel ons vaderland.

Daar Pouwels niet aanstonds kon vinden wat hij zocht, strekte hij zijn wandeling verder uit, dan hij voornemens was geweest. Ten slotte had hij 't noodige gekocht, maar voelde zich wf.t moe, om nog een klein uur terug te loopen. Aan tochten te voet was hij minder gewoon, 't Was nog niet laat, en hij berekende, dat het zeer goed zijn zou, eerst eens te rusten, vóór hij scheepwaarts keerde. Herbergen en drinkwinkels waren er genoeg. Hij trad er een binnen en bestelde een glaasje „Dutch gin, " d. i. HoUandsche jenever, die toen gelijk nu nog overal in Londen wel te krijgen was. 't Is geen eer voor ons volk, dat het op tal van plaatsen in de wereld, bijna alleen bekend is door zekeren drank, die „Skiedam" genoemd wordt. Maar als de Engelschen valschen moed, dien men door drinken er in brengt, „Dutch courage" dat is Nederlandschen moed, noemen, bewijst toch onze geschiedenis, dat zij onwaarheid spreken. Wat het drinken betreft, hebben trouwens de Engelschen weinig recht ons iets te verwijten. Een Amsterdamsche straatjongen zou hun kunnen antwoorden: „Kaaik na je eigen."

Het eerste glaasje smaakte den kapitein zoo echt vaderlandsch in den vreemde, dat hij ook een tweede nam. „Op één been kan men niet staan, " placht hij te zeggen. Maar hij vergat, dat „Skiedam" heel licht oorzaak wordt, dat men zelfs niet staan kan op twee.

Aan een tafeltje in een hoek zaten een paar mannen, ook blijkbaar varensgezellen, kaart te spelen. Heel vriendschappelijk noodigden zij den kapitein uit, - mee te doen. Nu was Pouwels daar een groot liefhebber van, en zoo stemde hij aanstonds toe. Weldra zat hij genoegelijk te kaarten, waarbij natuurlijk weer eens gedronken werd.

Ten slotte won hij het spel, en gulhartig, als dronken of halfdronken menschen zijn kunnen, onthaalde hij de verliezers, tot hun troost, voor zijn rekening nog eens op een „hartversterking." Toen echter herinnerde hij zich, dat het hoog tijd was te vertrekken, en haastte zich de deur uit.

Maar eenmaal buiten, begon Pouwels te bespeuren, hoe sterk de sterke drank is. Hij gevoelde zich nog veel onvaster op de beenen, dan wanneer hij bij tegenwind op liet dek stond. Heel Londen scheen hem te slingeren. Daarbij was het donker op straat, want de verlichting was in die tijden »nog zeer slecht. Kortom, 't kostte onzen kapitein groote moeite den weg te vinden, en weldra bespeurde hij, hoezeer ook door den drank bevangen, dat hij den verkeerden kant was opgegaan. Hij sloeg een anderen weg in, maar raakte aan het dwalen en....

Wat er toen verder gebeurde, kon hij zich later volstrekt niet herinneren. Eerst den volgenden morgen kwam hij weder tot bezinning. Maar 't, was geen aangenaam ontwaken. Want hij bespeurde aanstonds, dat hij zich in een ziekenhuis bevond, zoo als er verscheidene in Londen waren, en nog zijn. Hoe hij daar gekomen was begreep hij nfèt. Doch hij voelde hevige pijn in zijn rechterbeen, en ontdekte nu ook dat dit verbonden was. Hij moest zich op een of andere wijs geducht bezeerd hebben.

’t Duurde niet lang of een dokter verscheen, die hem meedeelde wat er gebeurd was.

Omstreeks één uur in dien nacht, hadden een paar rondgaande nachtwakers onzen Pouwels op een berrie in het ziekenhuis gebracht. Zij hadden hem gevonden in een steegje, waar hij bewusteloos lag en zoo roerloos, dat zij niet wisten of hij leefde of dood was. Men had hem gelukkig dadelijk opgenomen, en bij onderzoek bevonden dat de man nog wel leefde, maar zijn been op drie plaatsen zeer ernstig was gekneusd.

„U zult vooreerst hier moeten blijven, " mijnheer, " zei de dokter. „Ongetwijfeld hebt u een val gedaan. Dat kan den beste gebeuren, " voegde hij er bij met een lachje, waaruit de kapitein begreep, dat de geneesheer de oorzaak van den val ook al ontdekt had.

Maar bij het onheil kwam alras nog een ander. Toen de kapitein vroeg om zijn bovenkleeren te mogen hebben, wijl hij zijn zakboek wilde doorzien, miste hij met schrik zijn gouden horloge en zijn beurs — al wat waarde had ontbrak. Waarschijnlijk was hij ergens óp straat neergevallen in zijn dronkenschap, en zoo gevonden door nachtzwervers, die hem van 't een en ander beroofd, en toen in het steegje gesleept

hadden. „U moogt nog van geluk spreken, mijnheer, " zei de oppasser. „Ze hadden u nog van meer kunnen berooven, zoodat u 't niet had naverteld."

Onze kapitein roemde echter voor 't oogenblik althans alles behalve van geluk. Veeleer verweet hij zich bitter zijn eigen dwaasheid. Toch had de knecht gelijk, ja zelfs nog meer dan hij vermoedde. Want, als altijd voorzichtig, had Pouwels, toen hij uitging, een banknoot van bijna / 200 in zijn kous verborgen, 't Was altijd goed geld bij zich te hebben, mits 't veilig zat. Zoo was hij ten minste in het vreemde land niet van alles ontbloot. Doch hoe kwelde hem nu het berouw over zijn dwaasheid, en deze gedachte niet minder: Wat is er nu van al mijn goede voornemens geworden?

H00GENBIRK.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 april 1905

De Heraut | 4 Pagina's