Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Seminarie of Staatsfaculteit.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Seminarie of Staatsfaculteit.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

Het voorstel van Prof. Valeton om de theologie in kerkelijke seminaria op te sluiten, heeft uit wetenschappelijk oogpunt alles tegen zich en biedt met het oog op den bestaanden toestand in de Hervormde Kerk geen den minsten waarborg dat de theologie weer in confessioneele paden zal geleid worden. We kunnen dat voorstel dus verder laten rusten.

Anders daarentegen staat het met het voorstel van de groep van Dr. Hoedemaker. Om deze groep recht te doen wedervaren heeft men zich eerst duidelijk voor te stellen, wat deze groep eigenlijk wil. Volgens haar is ons Nederlandsche volk krachtens zijn historie een Christelijke natie, behoort de Overheid krachtens haar goddelijke roeping de Christelijke religie te belijden, te beschermen en te bevorderen, en moeten daarom ook de publieke staatsinstellingen een Christelijk karakter dragen. De valsche neutraljteitsleuze is volgens haar door de geschiedenis als onhoudbaar geoordeeld. De neutrale openbare school bleek de secteschool van liberalisme, modernisme en socialisme te zijn en heeft een goed deel van ons volk ontkerstend. De Overheid mag zulk een school niet langer als de olficieele staatsschool handhaven, maar moet terugkeeren tot de christelijke volksschool. En evenzoo staat het met de hoogescholen. Onder de vlag der neutraliteit zijn deze universiteiten jarenlang de kweekscholen geweest van het rationalisme, waardoor het christelijk geloof is ondermijnd bij de hoogere klasse van ons volk. Aan dezen toestand moet een einde worden gemaakt, doordat de Overheid de landshoogescholen weer in dienst stelt van het Christelijk beginsel. Willen de liberalen en modernen voor zichzelf universiteiten oprichten, dan sta hun dit vrij, en zelfs kan da Staat aan deze hoogescholen onder bepaalde voorwaarden het jus promovendi cum effectu civili verleenen; maar de ofïicieele hoogescholen mogen niet langer aan het ongeloof worden prijs gegeven. Ze zijn door onze vaderen opgericht als seminaria Reipublicae et Ecclesiae; ze behooren krachtens haar oorsprong en bestemming aan de christelijke religie, en ze moeten daarom aan de Christelijke Kerk worden teruggegeven.

Op dit standpunt zich plaatsend, is de weg dus duidelijk afgebakend. Heeft de Christelijke actie tot dusverre haar kracht gezocht in het particulier initiatief en in de bijzondere school, terwijl de publieke scholen aan het neutrale beginsel werden overgelaten, de rollen moeten thans worden omgekeerd. Zoolang ons christelijk volksdeel nog niet tot ontwaking was gekomen en de regeermacht in handen van de liberalen rustte, moest men zich wel op het particulier terrein terugtrekken, om vandaar uit invloed op het volk te oefenen. Maar nu, dank zij die bearbeiding, een kentering kwam in den volksgeest en de regeermacht in christelijke handen overging, moeten de hekken worden verhangen. De publieke instellingen, zoowel de lagere als de hoofere scholen, behooren weer christelijk te worden en wat niet christelijk is naar het private terrein te worden teruggedrongen.. Dat vloeit, zoo zegt men, voort uit hetgeen onze vaderen in Art. XXXVI hebben beleden, want daar wordt gezegd, dat „het de taak der Overheid is om het Koninkrijk van Christus Jezus te doen vorderen en het Woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt".

Nu laten we de vraag, in hoeverre dit ideaal practisch voor verwezenlijking vatbaar is in een land met zoo gemengde bevolking als het onze, thans rusten. Evenzoo of zonder grondwetsherziening zelfs de eerste stap op dezen weg kan gezet worden en of de kans op zulk een grondwetsherziening thans bijster groot is. We hebben alleen te onderzoeken, of het voorstel, waarin dit beginsel practisch belichaamd werd, nl. herstel van de theologische faculteit, ons verder brengt of niet.

Nu zijn we het met deze broederen hierin eens, dat zoolang de Overheid Staatsuniversiteiten in stand houdt, de Theologische Faculteit als integreerend deel der wetenschap daarbij moeilijk gemist kan worden. Het bezwaar, dat een neutrale Staat geen Theologie kan laten onderwijzen, omdat de Theologie op confessioneelen grondslag behoort te berusten, gaat daarom niet op, omdat ditzelfde bezwaar evengoed kan worden ingebracht tegen de juridische, philosophische, medische en natuurkundige faculteit. Het onderwijs in elk dezer faculteiten gaat van grondbeginselen uit, die wel degelijk met de diepste geloofsovertuiging van den mensch saam hangen. Een neutrale rechtsgeleerdheid, een neutrale philosophic, een neutrale natuurwetenschap is er niet. Wel komt de tegenstelling tusschen de Christelijke en de moderne levensbeschouwing tot haar meest scherpe en concrete uitdrukking op theologisch gebied, maar ze beheerscht heel het gebied der v/etenschap en werkt in elke faculteit door. Een van beide dus: of de Staat heeft om zijn neutraal karakter zich van het gebied van het Hooger Onderwijs geheel terug te trekken en dit over te laten aan het particulier initiatief, óf, wanneer dit onmogelijk is, dan behoort de Staat, juist omdat hij neutraal is, te zorgen, dat de verschillende richtingen gelijk recht krijgen op publiek terrein. Gesteld bijv. dat de Overheid de Universiteiten aldus verdeelde, dat één aan de liberale of moderne richting, één aan de Roomsche en één aan de Gereformeerde gezindheid werd toegewezen, dan zou daarmede het neutrale standpunt van de Overheid geen oogenblik zijn verloochend en toch het onderwijs wel degelijk confessioneel zijn gekleurd.

Tegen het behoud der theologische faculteit aan de Staatsfaculteit gaat onze grief dus niet, maar wel daartegen dat haar herstel alleen gezocht wordt in haar reorganisatie. Hetzelfde verschijnsel als op kerkelijk gebied herhaalt zich ook hier. De partij van Dr. Hoedemaker eischt reorganisatie der Kerk en verwacht van een herstel der presbyteriale kerkregeering alle heil. Toch is het duidelijk genoeg dat de meest zuivere presbyteriale kerkregeering niets geeft, wanneer de belijdenis niet wordt gehandhaafd, de tucht niet wordt geoefend, het Koningschap van Christus Jezus over zijn kerk niet wordt geëerbiedigd. We zeggen dit niet, om daarmee uit te spreken, dat de vorm der kerkregeering ons onverschillig is. Integendeel. Onze strijd tegen de valsche organisatie der Hervormde Kerk heeft v/el het beste bewijs geleverd, dat dit niet zoo is. Maar die vorm van kerkregeering, dien onze vaderen aan de Schrift hebben ontleend, is zeer goed denkbaar met een belijdenis, die lijnrecht tegenover de Gereformeerde staat. De Remonstranten hebben, na zich afgescheiden te hebben van de Gereformeerde Kerk, haar uitwendige organisatie zoo goed als geheel overgenomen. De Luthersche Kerk in ons land had even goed als de Gereformeerde Kerk haar presbyteries. En in de Unirle Kirche in Duitschland is er menig theoloog, die voor het Calvinistisch dogma niets dan afkeer gevoelt, maar met bewondering gewaagt van de organisatie, die Calvijn aan de Gereformeerde kerken schonk. En omgekeerd is er meer dan een Gereformeerde Kerk geweest — we noemen hier alleen de Episcopaalsche Kerk in Engeland — die wat de organisatie der Kerk aangaat, zeer belangrijk afweek van het Gereformeerde beginsel, maar wat haar Confessie aangaat, geheel op Gereformeerden grondslag stond. Een Gereformeerde Kerk kan er zijn zonder presbyteriale kerkregeering, maar een presbyteriale kerkregeering zonder meer biedt geen den minsten waarborg, dat men met een Gereformeerde Kerk heeft te doen.

Aan dezelfde fout nu, die deze partij op kerkelijk gebied begaat, maakt zij zich schuldig, wanneer zij uitsluitend en alleen aandringt op betere encyclopaedische inrichting der theologische faculteit. De beteekenis van die encyclopaedische inrichting onderschatten we niet. Of de dogmatiek als hoofdvak in de theologische faculteit weer tot haar eere zal komen, dan wel door den Staat buiten het kader der theologie gesloten en aan kerkelijke hoogleeraren zal overgelaten worden, is een vraag, die zeer zeker van belang is. Maar ook al wordt de dogmatiek in haar eere hersteld, dan is men daarmede voor het wezen der zaak geen stap verder. Terecht is er aan herinnerd, dat toen de dogmatiek nog tot de offiicieele vakken behoorde, Prof. Scholten te Leiden dit vak Onderwees en juist van hem de machtige stoot is uitgegaan, die aan de moderne richting het aanzijn gaf.

Opmerkelijk is het dan ook, dat de modernen tegen herstel der dogmatiek geen het minste bezwaar hebben. Wel heeft een tijd lang de historische richting de overhand gehad; meende men, dat de theologie als wetenschap alleen te bestudeeren had de verschijnselen van het religieuse leven, en dat elke dogmatiek per se onwetenschappelijk was, omdat ze rustte op persoonlijke geloofsovertuiging en niet op exact onderzoek, maar het modernisme zelf komt van dat standpunt allengs terug. Terecht voelt het, dat de moderne richting, even goed als de orthodoxe, een levens-en wereldbeschouwing noodig heeft, een afgerond systeem van denkbeelden, en dat het subjectief karakter, dat zulk een levens-en wereldbeschouwing draagt, geen beletsel mag wezen om haar aan de Universiteit een plaats te verleenen. Op de jongste vergadering der moderne theologen, is door Prof. Groenewegen in dien zin voor herstel der dogmatiek gepleit. En nu mag het volkomen waar zijn, dat de naam dogmatiek hier historisch onjuist is, omdat de dogmatiek behoort uit te gaan van het dogma eener bepaalde kerk, terwijl de moderne richting elk dogma welbewust verwerpt, maar men vergete niet, dat op wetenschappelijk gebied het spraakgebruik zich allengs wijzigt, de naam dogmatiek thans ook gebruikt wordt op juridisch en ander terrein, om aan te duiden de beginselleer in onderscheiding van het historisch onderzoek, en de moderne richting, door deze „normatief wijsgeerige studie" met den naam van dogmatiek te bestempelen, dus niet ingaat tegen de wetenschappelijke nomenclatuur onzer dagen.

Gesteld dus dat de Regeering de theologische faculteit in den aangegeven zin reorganiseert, dan zal Prof. Cannegieter of Prof. Groenewegen wel geen het minste bezwaar hebben om als hoogleeraar in de dogmatiek op te treden. En welke winst er voor ons Christelijk beginsel in gelegen is, dat in het vervolg een modern theoloog in de ofificieele theologische faculteit de dogmatiek onderwijzen zal, is kwalijk in te zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Seminarie of Staatsfaculteit.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's