Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. Kuyper te Makkum zet in de Friesche Kerkbode de bespreking der heilsorde voort Na het wondergeloof en het tijdgeloof behandeld te hebben, geeft hij de volgende teekening van het historisch geloof:

Na de behandeling van het wotuiergeloof en het tijdgeloof, is thans het dusgenaamde historisch geloof aan de orde van bespreking, In de gelijkenis van den Zaaier wordt dat aldus beschreven: een ander deel viel in de doornen, en de doornen wiesen op, en verstikten het". En de verklaring door Jezus zeiven hiervan gegeven in Matlh. 13 : 22 is duidelijk: die in de doornen bezaaid is deze is degene die het woord hoort, en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt bet woord, en het wordt onvruchtbaar".

Merkten wij bij het tijdgeloof op dat dit ook wel schijngeloof genoemd wordt, omdat het voor een tijd al den s hijn van een echt geloof heeft, bij het historisch geloof dient in herinnering gebracht te worden dat het ook wel het geschUdgeloof of bloot toestemmend geloof genoemd wordt, En zulks om deze reden, dat iemand die alzoo gelooft, het Woord Gods wel voor waarachtig houdt, maar op historische wijze, alsof het een gewone historie ware die hem persoonlijk niet raakt.

Wij zouden het historisch geloof ook wel het onvruchtbare geloof kunnen noemen. Zoo wordt ten minste in de gelijkenis van den zaaier gedaan. De karakteristieke woorden, die het wezen van dat verschijnsel blootleggen, en waar het tot recht verstand dezer zaak op aankomt, zijn toch deze: »en het wordt onvruchtbaar."

Er is bij den historisch geloovige zeer zeker eenige kennis van de waarheid, en hij stemt haar ook gereedelijk toe. Maar die kennis en die toestemming brengen hem niets aan. Hij bezit er geen rijkdom voor zijn hart in, zijn ziel acht het bezit der waarheid niet uitnemender dan robijnen of uitgelezen goud. Die kennis is voor hem een onvruchtbaar bezit, geen rentegevend, maar een dood kapitaal. Hij kent Gods Woord als bloote Historie, doch niet als een Evangelie, hij leest en gelooft de geschiedenis, maar ontvangt geen blijde boodschap. En deswege heeten dezulken dan ook historisch-of geschiedgeloovigen, of in den trant van de gelijkenis van den zaaier, onvruchtbare geloovigen.

Als type van historisch-geloovige wordt doorgaans koning Agrippa genomen. Paulus vraagt aan koning Agrippa, terwijl hij verantwoording doet: Gelooft gij, o koning Agrippa, de profeten? ' Hij doet die vraag na vooraf gezegd te hebben: k acht mij zelven gelukkig, o koning Agrippa, dat ik mij heden voor u zal verantwoorden, van alles waarover ik van de Joden beschuldigd wordt, allermeest dewijl ik weet dat gij kennis hebt van alle gewoonten en vragen, die onder de Joden zijn (Hand. 26:2, 3). In VS. 26 stelt Paulus nogmaals de wetenschap en kennis van Agrippa op den voorgrond : «want de koning weet van deze dingen, tot welke ik ook vrijmoedigheid gebruikende spreek, want ik geloof niet dat hem iets van deze dingen verborgen is, want dit is in geen boek geschied."

En na dit zoo sterk mogelijk op den voorgrond gezteld te hebben, n 1. de kennis van aeze dingen door Agrippa, vraagt hij als nu op den man af; ))gelooft gij, o koning Agrippa. de profeten ? " Zelf geeft Paulus het antwoord: ik weet dat gij ze gelooft." (Hand. 26:27).

Toch, met die kennisse en met dat toestemmend geloof was Agrippa geen Christen. Al wat hij zeggen kon, is deze zijn bekende uitspraak: i> Gij beweegt mij bijna een Christen te worden."

Dat nu is het historisch geloof. Daarbij wordt Gods Woord toegestemd als historische waarheid, maar niet als evangelische waarheid. Men vindt alles wel een schoon verhaal, men wil ook wel gelooven dat het een waarachtig geschiedverhaal is, en dat alles werkelijk gebeurd is zooals het daar beschreven staat, maar het blijft als het ware een geschiedverhaal en niets meer, het brengt geen boodschap, laat staan een blijde'boodschap, hetwelk toch het evangelie is. En daarom blijft het onvruchtbaar. Onvruchtbaarheid is het wezen en het kenmerk van het historisch geloof.

Hiermee is dus alle misverstand afgesneden. Op den klank afgaande zou tnen allicht geneigd zijn een historisch geloof te noemen zoodanig ge loof, dat alleen de geschiedenissen of de historie van de Heilige Schrift aanvaardde, of dat Gods Woord in zooverre erkende en geloofde, als het de gebeurtenissen die hadden plaats gehad, beschreef.

Men zou b.v. kunnen zeggen: in de Heilige Schrift staat allerlei van personen en volkeren opgeteekend. Daar is geen grond om de waarheid van die geschiedenissen in twijfel te trekken. Die geschiedenissen kunnen even goed, en op dezelfde gronden als alle andere geschiedenissen, geloofd worden. En als iemand nu den Bijbel geloooft als geschiedboek, geen onderscheid makende tusschen gewijde en ongewijde geschiedenis, dan heet zoo iemand een historisch geloovige.

Maar die redeneering is niet juist. Zij loopt niet los. Want Gods Woord komt niet alleen met geschiedenissen. Daar staan zeer zeker geschiedenissen in, maar ook vele andere zaken. Denk b.v. aan allerlei voorzeggingen en profetiën, aan de geboden en ordinanties Gods; aan allerlei beloften en bedreigingen. Daar staat zooveel in Gods Woord dat toch niet onder de historie of geschiedenis gerangschikt kan worden.

De naam misleide hier niet. Want een historisch geloovige is niet hij die slechts de geschiedverhalen van den Bijbel gelooft. Maar de naam, «historisch geloof" raakt den aard, de natuur, het karakter van het geloof" Het wil zeggen dat zoo iemand heel den Bijbel, met al wat er in staat, kan gelooven. op de wijze zooals hij eene geschiedenis gelooft. Als eene geschiedenis die buiten hem omgaat, waar hij niet bij betrokken is, die hem niet raakt. Hij ontvangt er geen boodschap in, er wordt niets tot hem gezegd, hij ontvangt niets, hij neemt niets aan.

Onze oude godgeleerden drukten het aldus uit, dat het historisch geloof een geloof is, waarbij de mensch slechts komt tot eene bloote toestemming met het verstand, waarbij echter — en dit is het kennierk — de wil absoluut werkeloos blijft.

Wij hopen dat na het bovenstaande deze uitspraak ietwat duidelijk mag geworden zijn. Met een practisch voorbeeld wenschen wij het nog verstaanbaarder te maken.

Ge kunt lezen de geschiedenis van een brand. Dan leest ge van een lamp die omviel, van het vuur dat snel om zich heen greep en weldra alles in brand zette, zoodat heel het huis in de vlammen verging. Maar als ge het gelezen hebt, dan doet ge het boek dicht en blijft zitten. Het was een geschiedenis. Gij kondt die lezen, maar daarmee was het uit.

Maar als iema: nd tot u komt met de boodschap: Brand, brand! en ge ruikt in eens de brandlucht, ge ziet de rook, ge hoort het vuur knetteren, dan blijft ge niet zitten. Dan vliegt ge op, tracht te redden wat te redden valt, en roept de vrienden en geburen om te blusschen, indien heteenigszins kan.

Of wilt ge een ander beeld. Denk dat ge in de courant leest dat een kind in het water gevallen is. Dan leest ge dat bericht, ge vindt het ongelukkig. Mi ar het is voor u niet meer dan een bericht. Doch denk nu dat iemand u toeroept: uw kind ligt in het water! Dan zult ge opvliegen, ook in het water springen, en alles in het werk stellen om het leven van uw kind te redden.

Dat nu bedoelden onze vaderen, als ze beweerden dat het historische geloof slechts het verstand en niet den wil raakt. Het wil, kortom, zeggen dat er menschen zijn die onder de prediking des Woords verkeeren, en alles wel gelooven, maar dat de natuur van hun geloof zóó is, dat de prediking door hen aanvaardt wordt op dezelfde wijze als zij een geschiedverhaal gelooven, waar zij verder niets aan hebben. En wordt ieis verteld en wordt een verhaal gedaan. Maar er komt geen boodschap, geen aanbieding, geen niededeeling van het Evangelie. De wil blijft dientengevolge absoluut werkeloos. Er is bij den historisch geloovige nooit eenige actie, niet de minste geloofswerking.

Let nu op wat Jejus zeide van de onvruchtbaarheid van het historisch geloof. Dan wordt het woord der prediking gezaaid tusschen de doornen. Dientengevolge wordt het zaad verstikt, het wordt onvruchtbaar, het heeft niet de minste uitwerking.

Zeker, hij hoort het woord. Hij verstaat het'ook wel, denk aan Agrippa. Maar als hij arm is dan kwellen hem »de zorgvuldigheden dezer wereld'; als hij rijk is dan bedreigt hem »de verleiding des rijkdoms"; als hij weelderig is dan verleiden hem »de wellusten des levens . Hij leest of hoort wel Gods Woord, maar als een historisch bericht, niet als een persoonlijke boodschap. Te midden van de zorgvuldigheden dezer wereld, blijft hij worstelen. Bij de verleiding des rijksdoms ontvangt hij geen waarschuwing. Tegen de wellusten des levens hoort hij niet eens de vermaning.

Wat Jezus, in den stijl der gelijkenis, de onvruchtbaarheid van het historisch geloof noemde, dat heette bij de Godgeleerden meer schoolsch de werkeloosheid van den wil. Historisch heet dat geloof, niet omdat het zich op de historie van Gods woord richt, maar omdat de werking van Gods woord op hen niets anders dan die van eene gewone historie is.

Eindelijk dient er nog op ge.vezen, dat als over het historisch geloof gesproken wordt, steeds ook Jakobus 3:10 wordt bijgebracht. Daar lezen we «Gij gelooft dat God een eenig God is; gij doet wel. De duivelen gelooven het ook en zij sidderen'.

Hoe hebben wij dit te verstaan ? De historisch geloovige leest den bijbel zóó, dat die geheel buiten hem omgaat, hem persoonlijk niet raakt. En waar nu Gods Woord komt met het Evangelie, de blijde boodschap voor al de geloovigen, daar ontvangt hij die boodschap niet. Het is geen boodschap voor hem. Hij heeft niet het besef dat hem iets wordt aangeboden, daarom steekt hij de hand niet uit, grijpt er niet naar.

De historisch geloovige kent geen blijdschap onder de aanbieding des heils. Daarin is hij vier kant het tegenovergestelde van den tijdgeloovige, die het woord terstond en met vreugde ontvangt. Bij een schijngeloovige is het groote blijdschap; hij is van meet af aan in de volle ruimte, en nooit in de diepte. De schijngeloovige heeft het nooit benauwd, zijn ziel is nooit vol angst en zorgen. Daar is geen diepte van aarde, ook geen diepte van ellenden. Hij kan alleen juichen, niet klagen.

Maar de historisch-geloovige heeft nooit eenige genieting in het Evangelie. Hij blijft altoos koud onder de prediking. Christus in zijn Zoen-en Kruisverdienste is hem niet een oorzaak van groote blijdschap, aan wien hij zoekt deel te krijgen. Wanneer Christus als Borg en Middelaar verkondigd wordt, dan gaat die prediking over hem heen. Hij is absoluut onverschillig bij de opening van het testament of ook zijn naam in het testament staat, of ook hij een erfgenaam is. Er is zelfs geen hope op de erfenis. Hij hoort wel van zonde spreken, maar weet zich zelf geen zondaar. Hij hoort wel de genade verkondigen, maar hij heeft geen honger en dorst naar de gerechtigheid.

Daarom nu staat het er dat het zeer wel is, wanneer gij gelooft dat God een eenig God is. Maar dat geloof kan niet zalig maken. Dat is geen zaligmakend geloof. Zoo gelooven ook de duivelen, en alzoo geloovende zijn zij aan eeuwige vervloeking prijsgegeven en sidderen.

Zalig is dan alleen de geloovige, als de kennisse des heils, en de beschouwing der waarheid Gods, hem vruchtbaar maken in geloofswerkzaamheden.

Als daar gevonden wordt een zoekend geloof, want dat zal vmden. Als er gebed is, want dat zal zekerlijk verhoord worden. Als er geklopt wordt, want dan is er gewis ook een die open doet.

Zalig bij, die als hij het Evangelie hoort, uitroept : Ik grijp er naar, ik zal er heil uit wachten!

Voor wie bij onze oude schrijvers, met name bij Comrie, in de leer is geweest, is dit alles zeker niet nieuw. Maar het is toch goed, ook tot zelfbeproeving, dat deze stukken telkens weer der gemeente worden voorgehouden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1905

De Heraut | 4 Pagina's