Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een iegelijk die den Zoon aanschouwt.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een iegelijk die den Zoon aanschouwt.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dit is de wil Desgenen die mij gezonden heeft, dat een iegelijk, die den Zoon aanschouwt, en in hem gelooft, het eeuwige leven hebbe; en ik zal hem opwekken ten uitersten dage. Joh. 6 : 40.

Van alle dingen onder menschen is te gelooven in den Christus de hoofdzaak.

Op alle tonen wordt het ons in de Schrift aangezegd, dat God zijn eengeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in hem gelooft, niet verderve maar het eeuwige leven hebbe. En er wordt met even stellige beslistheid aan toegevoegd, dat wie niet in hem gelooft, het eeuwige leven niet zien zal, want dat de toorn Gods op hem blijft.

Ondervraagd wat het groote werk was, dat we in gehoorzaamheid aan God te volbrengen hebben, heeft Jezus gezegd: Het werk Gods dat ge te volbrengen hebt, is, dat ge gelooft in mij.

Het is het geloof in den Christus dat eens de deeling zal aanbrengen in de eeuwigheid, en het is ditzelfde geloof, dat reeds hier op aarde tot beslissing leidt.

Niet zekere algemeene godsdienstigheid, niet persoonlijk vrome neiging, en ook niet een algemeen geloof aan God, maar eeniglijk en zeer bepaaldelijk het geloof in Jezus wijst, al naar gelang het aanwezig of afwezig is, het lot voor eeuwig uit, en beslist reeds hier beneden voor de vraag, of men tot de kudde van den eenigen Herder behoort, dan wel daarbuiten staat.

Op dit geloof drijft heel 't Evangelie.

Het is dit geloof in den Christus, waarop geheel de Openbaring Gods — lees 't maar in Hebr. XI — van de dagen van het paradijs af

gericht was. Het sola fide i) is in nog anderen zin dan waarin Luther het uitriep, de grondstelling voor alle hooger menschelijk leven.

Er zijn, onder menschen, ook allerlei andere merken en kenmerken , en zielsuitingen en verhoudingen, die een andere richting in ons leven aanduiden, of er een andere richting aan geven. En ook dit alles kan waarde bezitten en van beteekenis zijn.

Alleen maar, al dat andere heeft alleen beteekenis voor een kleinen kring, voor beperkten tijd, in bepaalde mate. Sympathie, neiging, voorliefde, aanhankelijkheid het bloesemt alles uit in zilveren blpesem, maar het beheerscht alles saam nooit de geheele existentie, het zet den grond van het bestaan niet om, het heeft geen albeslissende, eeuwigdurende gevolgen.

En juist daarom staat het geloof in den Zone Gods zoo verre boven dit alles, wat onder menschen boeit en saambindt en bezielt.

Al dit andere is ten deele, al dit andere mist volle levensdiepte, al dit andere is als het gras dat bloeit, om straks, als de wind er over gaat, te verdorren.

Wat alleen als fundament van het innerlijk leven blijft, voor den toon van het leven beslist, en dit leven in eindelooze ontplooiing voor eeuwig waarborgt, dat is het geloof in den eengeboren Zoon des Vaders, of zooals het in de gevangenis te Philippi weerklonk: Geloof in den Heere Jezus Christus en gij zult zalig worden.

Zalig; dit is het alomvattende, het aldoordringende, het in zichzelf voltooide en volkomene geluk; het geluk dat duurt tot in den eeuwigen morgen.

Nu blijve hier buiten bespreking, wat dit geloof is, hoe het werkt, waarin het bestaat. Een mysterie, dat Christus kerk wel telkens in woorden poogde uit te drukken, maar zonder ooit de volheid ervan onder woorden te kunnen brengen, en elk misverstand te kunnen uitsluiten.

Bepaalde de kerk het geloof te scherp, dan

1) »Door het geloot alleenlijk." kreeg men koud en dor verstandswerk zonder geestelijken gloed; en drong ze meer in het mysterie van het gemoedsleven door, dan kroonde ze zoo vaak een verschroeiende mystiek, die straks in opwinding vervluchtigde.

Alleen maar, dit was en bleef altoos de kern, dat een verloren wereld, dat een aan zich zelf ontzonken menschenhart om redding riep, en dat vruchteloos alle menschelijk genie, alle menschelijk heroïsme, alle teedefe ontferming eeuw na eeuw vruchteloos gepoogd had die redding nan te brengen, tot eindelijk God ze ons schonk.

Ze ons schonk, niet in een gave, maar in een hoogheiligen persoon, en die persoon niet één uit ons genomen, maar die heilige persoon uit den herael tot ons nedergedaald; en nedergedaald niet als een engel, die Gods dienaar en onze hulpe, beide buiten de Goddelijke natuur en buiten onze natuur stond, maar uit den hemel tot ons gezonden en tot ons gekomen, als de eengeboren Zoon-des Vaders, die in onze natuur ingegaan, God zelf tot onze aanschouwing bracht.

„Philippus, die mij gezien heeft, die heeft den Vader gezien, en hoe zegt ge: Toon ons den Vader!"

En daarom nu juist kan het geloof in deri Christus niet anders dan het hoogste, het ééne en het eenige zijn.

Waar God zelf in den Christus zich aan de wereld geeft, en zoo diep indringt in ons menschelijk leven, dat die Zoon onze natuur aanneemt, dat het Woord vleesch wordt, en het kindeke ons geboren wordt, waarvoor engelen het Tmmmiuel, God met ons, uitroepen, daar is de absolute, de volstrekte, de in zichzelf volkomen openbaring van Goddelijke ontferming tot ons gekomen.

Daar kan het niet hooger, daar kan het niet verder, daar is de grens van het eeuwig in zichzelf volkomene bereikt.

En daarom, boven het geloof in den Christus gaat niets uit. Er is niets dat er naast kan worden geplaatst. Er is niets dat ge er meê vergelijken kunt. Het gaat alle menschelijk uitdenksel te boven. Het kan door niets vervangen, het kan door niets overtroffen worden.

Het geloof in den Zone Gods brengt de redding aan, of er is geen redding.

Geen redding voor de verloren wereld, en geen redding voor uw in u-zelf verloren hart!

Voor het opgaan van die star des geloofs in uw zielsleven, eischt nu Jezus zelf een bezigheid van uw ziel.

Niet, dat spreekt van zelf, als zou welke bezigheid uwer ziel ook het geloof in Christus scheppen, voortbrengen, u inprenten en in planten kunnen. Het zaad des geloofs is een Goddelijk zaaisel. Het geloof in Jezus is een gave evenals de Christus zelf een gave is. Het geloof is een gewrocht van Goddelijke ontferming, een gewrocht van den Heiligen Geest.

Maar alle geloof in den Christus heeft dit eigenaardige en noodzakelijke, dat het in ons bewustzijn moet worden opgenomen, en dat het daartoe met onweerstaanbare kracht in ons bewustzijn indringt. Indringt als een gewaarwording, als een drijvende kracht, als een bezielend beginsel, als een heel ons leven be heerschende en omzettende macht.

En daarom nu moet dat geloof voor ons bewustzijn een inhoud, een vorm, een gestalte erlangen. Het brengt óók gevoelsaandoeningen met zich, óók onuitsprekelijke aandoeningen van ongewone kracht. Maar boven en buiten dit alles heeft het ook een verstandelijken inhoud, die begrepen wil worden, een inhoud die zich vult met wat we van den persoon van den Zone Gods, van zijn leven op aarde, van zijn werken, van zijn woorden, van zijn zitten aan Gods rechterhand, en van zijn gedurige actie uit den hemel, na zijn Hemelvaart, uit de 'eilige Openbaring weten.

En hierin nu is wat van buiten wordt geleerd; er is in geheugen werk, heugenis van namen, feilen, gesprekken, heugenis van woorden en daden, doodelijk lijden en heerlijke verrijzenis.

Maar het geheugen kweekt het geloof niet. Begrippen zijn niet eenswezens met uw geloof Geleerdheid ontsteekt in uw geloof niet den gloed.

En daarom zegt Jezus, dat uw geloof, om steeds helderder, krachtiger en bezielender te worden, dit ééne noodig heeft, dat gij den Zone Gods aanschouwt.

„Die den Zoon aanschouwt en in hem gelooft", die heeft 't eeuwige leven. Dat aanschouwen van den Zone Gods, dat alleen brengt alzoo de verrukking der .ziel, die den gloed des geloofs gaande houdt en helder doet opbranden.

Al de inhoud van uw geheugen moet alzoo uit uw heugenis herleid tot de eenheid van het beeld des Zoons van God. Het moet alles vereend en saamgetrokken, om u dat beeld in heilige zuiverheid voor het oog uwer ziel te brengen. En waar dat beeld zich in u volmaakt, moet alle innerlijke aandrang en gewaarwording, en alle heilige gevoelsbeweging in u met dat beeld samensmelten, om 't ook u te doen genieten, en dat levende beeld van den Zoon Gods moet u imponeeren, moet u boeien, moet u niet loslaten, moet u bezig houden, moet u vervoeren in heilige verrukking.

Niet als een kennen naar het vleesch. Neen, het moet een geestelijke visie zijn, maar toch altoos zóó, dat de naam van Jezus overgaat in den persoon van den Christus, en dat van dien persoon van den Christus het innerlijk Goddelijk wezen u aangrijpt en u trekt met magnetische kracht.

Geen Jezus-verheerlijking, gelijk in de dagen van Feith en Van Alphen, die het „och, was Jezus nog op aarde, 'k ging aanstonds naar Jezus heen", op de lippen brengt. Dat zou zijn van het hooge naar het lage afdalen. De geestelijke visie, de zielsaanschouwing van den Zone Gods staat onvergelijkelijk hooger dan wat de discipelen in Jezus persoon op aarde hebben gezien en getast.

De apostel kent den Heiland veel rijker dan de discipel hem ooit gekend had. De Hemelvaart heeft ons niet verarmd, maar verrijkt. En het aanschouwen van den eengeboren Zoon des Vaders, dat het geloof kweekt, voedt en telkens weer verfrischt, is zulk een bewuste zielsgemeenschap met den Heere der heerlijkheid, dat ge in en door hem tot het Eeuwige Wezen zelf doordringt, en, den Zoon geestelijk met de ziel aanschouwende, u als kind van God, éen weet met den Vader, den Zoon en den Heiligen Geest.

Luister maar naar de bede in het hoogeiesterlijk gebed:

Heilige Vader, ik bid u, dat ze allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader, in mij en ik inU, dat ook zij in ons één zijn, opdat de wereld geloove, dat Gij mij gezonden hebt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1905

De Heraut | 4 Pagina's

„Een iegelijk die den Zoon aanschouwt.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1905

De Heraut | 4 Pagina's