Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Buiten verantwcordelijkheid van de Redactie),

Geachte JRedactie!

Vergun me een paar regels over uw critiek op mijn critiek inzake het rapport Art. XXXVI. En zulks alleen over de vraag, of deputaten aan hun mandaat hebben voldaan.

Gaarne geef ik u toe, dat Prof. Bavinck, Noordtzij en Kuyper Sr. beter weten dan Dr. Wagenaar en Dr. De Moor, wat zij met hun gravamen hebben bedoeld. Het gaat echter niet om bedoelingen, dan alleen in zooverre als die zijn uitgedrukt. Bij een gravamen moet men rekenen met hetgeen erin wordt gezegd, niet met hetgeen erbij wordt gedacht. En nu komt het mij nog altijd voor, dat in dezen geen twijfel kan bestaan. Er staat toch:

1. „hun gravamen tegen ééne zinsnede in art. 36 der Bel."

2. „tegen den inhoud en de strekking van de derde zinsnede in art. 36".

3. „deze derde zinsnede".

Het is toch niet den eisch der nauv/keurigheid op de spits drijven — zooals uzelf erkent door de toestemming, dat het gravamen iets duidelijker en precieser had kunnen geformuleerd zijn —, wanneer men vraagt, dat in een zóó ernstig gravamen duidelijk gezegd worde wat men wil, en dat degenen, die het beoordeelen, dan ook volkomen rekenen met wat het zegt.

Meenden de bezwaarde broeders slechts tegen een deel dezer derde zinsnede een gravamen te moeten inbrengen, dan hadden zij tusschen 1896 en 1902 hun gravamen kunnen preciseeren; wat ze niet deden. Of ten minste hadden deze deputaten in hun rapport moeten zeggen waarom ze het gravamen zoo beknotten^

Wat het o. m, betreft, dit ziet natuurlijk op de woorden der Belijdenis, doch kan m. i. in het verband slechts als een gedeeltelijke toelichting van het gravamen beschouwd worden. Trouwens, Deputaten hebben getoond dit zelf te beseffen, door (zie blz. 5 Rapport) de woorden „en het rijk des antichrists ten gronde te werpen", die niet door de bezwaarden met name genoemd worden, toch erbij te nemen. Ten slotte de verklaring, dat voor zooverre ik zelf ook bedenking heb tegen artikel 36, deze zich bij mij — en ik geloof ook bij velen met mij — uitstrekt tot de geheele derde zinsnede. Ondanks uwe toelichting blijf ik ernstig bezwaar hebben tegen de woorden „en het Koninkrijk van Jezus Christus te doen vorderen, het woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend wordt, gelijk Hij in zijn woord gebiedt" en tegen de uitdrukking „de hand houden aan den Heiligen kerkedienst". Mocht de Synode oordeelen, dat het ingediende gravamen daartegen niet gaat, dan zal m. i. een tweede gravamen noodig zijn. Met dank voor de plaatsing.

Uw. dw. dnr.,

J. G. DE MOOR,

Breda, 27 Mei 1905.

[Gaarne verkenen we Dr, De Moor gelegenheid om ook zijn gevoelen nader te adstrueeren.

Toch kan zijn antwoord niet voldoen Of hij zelf en meerderen met hem een gravamen hebben tegen heel de derde zinsnede in Art. XXXVI bewijst hier niets. Deputaten hadden alleen te oordeelen over het te Middelburg ingediende gravamen. En eerst wanneer door , hem of anderen een nieuw gravamen is ingediend, kan daarover worden gehandeld.

Het beroep van Dr. De Moor op de letter van het gravamen gaat evenmin op. Want al zeggen de bezwaarde broeders, dat zij een gravamen hebben tegen de derde zinsnede van Art, XXXVI, dan volgt hieruit nog volstrekt niet, dat dit gravamen geldt tegen elk woord en elke uitdrukking, die in deze zinsnede voorkomt. Zij zelf hebben uitdrukkelijk verklaard, tegen welke woorden in deze zinsnede hun bezwaar ging en niet een nadere verklaring} hunnerzijds, maar het gravamen zelf wijst de zaak uit.

Ten overvloede zij hier nog herinnerd aan de pertinente verklaring door Dr. A, Kuyper in de Heraut van 4 Mei 1883afgelegd; „Onsbezwaar gaat uitsluitend tegen deze zinsnede: „om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschcn godsdienst, en om het rijk van den antichrist neder te werpen." RED.]

RED.]

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1905

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 4 juni 1905

De Heraut | 4 Pagina's