Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„De ziel des menschen is een lamp des Heeren”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De ziel des menschen is een lamp des Heeren”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De ziele des menschen is eene lampe des Heeren, doorzoekende alle de binnenkameren des buiks. Spreuken 20 : 27.

„Nabij God te zijn" is een zieieweelde, die uit Genade ook in onbewusten staat ons dee kan zijn.

Als een kind van God, dat den verborgen omgang genoot, voor het doen eener operatie onder algeheele bedwelming wordt gebracht, is daarom de gemeenschap tusschen zijn hart en zijn God niet verbroken. Van de bezwijming, zoo iemand van zichzelf viel, geldt hetzelfde. In heftige koortsspanning, als het opgestuwde bloed de hersenen overpiikkelt, en den kranke in ijlen verwildert, verbreekt die koorts evenmin den band die hem aan zijn God verbindt. Zelfs vac den slaap die ons uren lang aan „ons eigen weten van ons zelf" ontrukt, mag niet anders geoordeeld, en zulks nog geheel afgezien van ons nachtbewustzijn in den droom.

Alleen maar, in elk dezer toestanden is het nabij God zijn, van uw zijde, wat uw bewust leven aangaat, buiten werking geraakt. Het bewustzijn van de gemeenschap met uw God is daarom niet uit u weg. Even aangeraakt, en wakker geworden, voelt ge het weer en leeft er in. Maar wel is het bewustzijn van die gemeenschap in u werkeloos geworden. Het i er mede ais met uw vermogen om te zien. Ook dat is. in uw slaap nist weg, maar het rust. Het electrisch licht beeldt het ons zoo klaarlijk af. Draait ge even met uw vingeren het knopje om, zoo is alles licht, en draait ge het nogmaals om, zoo is alles duister; maar even snel en onmiddellijk hebt ge het licht weer terug. Het bleef, maar trok zich terug uit zijn glansen.

En hierbij komt nu, dat van Gods zijde de gemeenschap met het zieleleven van zijn kind onafgebroken werkt, en ook onder narcose, ook in bezwijming en ook gedurende den slaap, stand houdt en doorwerkt. Dat te weten geeft zelfs de rust, waarmee men een narcose ondergaat, en niet minder dat vredig gevoel, waarmee we des avonds in den slaap wegzinken. „Laat mij slapend op U wachten, Heer, dan slaap ik zoo gerust", gelijk men in Hernhütt zong. En wie twijfelt er aan of juist in den slaap zijn de sterkende en krachtvernieuwende werkingen, waarmee onze Vader in de hemelen zijn kinderen begenadigt, nog veelvuldiger en dieper {gaande dan des daags. Het derde deel van ons leven, dat ons aan onze legerstede bindt, dient volstrekt niet alleen voor ons lichaam. Het heeft hooger bedoelen. In den nacht vooral bouwt God zijn tempel in ons hart.

Toch neemt dit niet weg, dat het „nabij God te wezen" voor ons zelf zijn hoogste beteekenis eerst erlangt, als ons klaar en helder dagbewustzijn de zalige gemeenschap met onzen God doordringt. Als we het ontwaren, merken en weten, dat onze ziel nabij God en God nabij ons hart is. Als er, menschelijk gesproken, uitwisseling van gewaarwordingen tusschen onzen, God en ons mag zijn. Als we, eerbiedig gesproken, met de telephoon in het gebed onzen God oproepen, en ver uit den Hooge komt het antwoord.

Doch prent u wel in, dat dit roepen en dat antwoorden noch door de woorden, die ge stamelt, noch door de begrippen, die daarbij in u werken, wordt uitgeput. Een moeder heeft teedere, innige gemeenschap met het kindeke aan haar borst, buiten alle woord en buiten alle verstandelijk begrip om. Wat in die ge­ meenschap werkt en haar in stand houdt, is het leven zelf, het trekken van het bloed, het dntelen van het gevoel. En al zal die gemeenschap, als dat kindeke tot knaap en jongeling is opgegroeid, zich ook in woorden en begrippen uiten, toch zal de wortel dier gemeenschap, ook in later jaren, veel dieper zitten dan f op de lippen die 't woord spreken, Wat spreekt niet de bhk uit het oog, de uitdruk king van het gelaat, een traan, een lach, en hoe werkt niet in en onder dat alles de gemeenschap van 'tzelfde bloed, de teederheid der schuilende liefde.

En dat alles is niet onbewust, maar maakt deel van 't bewustzijn uit. Het is als 't geuren van een bloem, als een wasem der liefde die we inademen. Het is de geur en de wasem van 't hart, die we met volle teugen indrinken. En immers, wat de geur is van een roos, van een hyacint, dat weet ge zeer wel, daarvan zijt ge u volkomen bewust, ook al kan de kundigste kruidkenner u die geur noch in begrippen ontleden, veel min in woorden om schrijven.

Nabij God met uw bewustzijn te wezen, gaat alzoo veel dieper dan uw begrijpen of uw stamelen. Het is een gewaarworden, een ontwaren, een voelen, dat ge niet op uw zenuwen moogt overbrengen. Dat ware valsche mystiek. Maar een ontwaren en u uiten op geestelijke wijze inde onmiddellijkheid der aaneensluiting van uw innerlijk besef aan het leven van uw God.

Om ons dit toe te lichten, stelt de Schrift een onderscheid tusschen onze ziel en ons innerlijk wezen.

Ze spreekt eenerzijds van ons hart en van onze ziel, en anderzijds van iets dat nog ver achter, nog diep onder die ziel en dat hart ligt. Plastisch wordt dit dan op onderscheidene manieren uitgedrukt, meest door tegenover ons hart onze nieren te plaatsen, doch ook door te spreken van ons ingewand, of gelijk in Spreuk. 20 : 27 door tegenover de ziel te stellen : „de binnenkameren des buiks." Brengen we dit nu over in onze taal, dan beteekent „de ziel des menschen" hier ons bewustzijn, en de „binnenkameren des buiks", wat wij noemen : ons ver borgen, innerlijk wezen.

En in dien zin heet 't dan, dat „ons bewust zijn is een lamp des Heeren, die ons innerlijk wezen doorzoekt". Ons bewustzijn een zoek licht, dat God zelf over heel ons innerlijk wezen laat strijken, opdat wij bij den glans en de klaar heid van dat zoeklicht ons eigen innerlijk wezen kennen zouden.

Eerst zóó zijn die woorden voor ons verstaanbaar en ontsluieren ze ons een diepe, ver reikende gedachte, waarvan we voelen hoe ze in ons indringt en ons toespreekt.

Ons bewustzijn niet ons m-iaksel, ons bewustworden niet onze daad, maar alle bewustzijn in ons eene door God in ons verwekte en door God, van oogenblik tot oogenblik, in ons in stand gehouden werking.

Met de zon op één lijn staande.

De zon het hcht in de wereld der natuur, waardoor God ons in staat stelt, die natuur te zien, waar te nemen en te doorzoeken.

En Juist evenzoo het bewustzijn een licht door God in ons persoonlijk ik ontstoken; of liever nog een licht, dat God in de wereld van ons innerlijk wezen laat stralen, opdat wij bij dit geestelijk licht onzen geest doorzoeken en keuren zouden.

Een lamp heet dit licht van ons bewustzijn, omdat we bij het indalen in onszelf beginnen met in nachtlijk donker te verzinken; en in dit nachtlijk donker van ons innerlijk wezen komt God ons dan met de lamp van ons be wustzijn tegemoet.

Natuurlijk is ons bewustzijn niet een lamp, waarvan de Heere zelf zich bedient, om ons innerlijk wezen te doorgluren.

God heeft het licht der zon niet van noode, om geheel zijn schepping klaar te doorschouwen. In het diepste ingewand der aarde, waar nooit een straal van het zonlicht doorbreekt, licht het voor God als de dag. Het is zoo als David in Psalm 139 zong: „De duisternis verduistert voor u niet, maar de nacht licht als de dag; de duisternis is voor u als het licht.”

Wat hier nu geldt van de wereld der natuur, geldt evenzoo van de wereld van ons innerlijk wezen. Ook daar heeft God de lamp niet van noode, waarmede Hij ons bijlicht. Ojk in de donkerheid van die verborgen wereld licht e de duisternis als de klare dag.

Maar wel is óns die lamp van noode, en het is genade dat God ons met het licht van die lamp van ons bewustzijn, de donkerheid van ons innerlijk wezen opklaart.

Zelf ontsteken we ook wel een kunstlicht. s Dat doet ons denken. Dat doen we met ons redeneeren. Dat doen we met onze voorstellingen. En ook dat kan zijn nut hebben. Maar dat kunstlicht straalt zoo telkens valsch. Het misleidt. En het dringt nooit verder door dan de oppervlakte. In wat Salomo zoo plastisch teekenend noemt „de binnenkameren des buiks" dringt dat kunstlicht van ons eigen peinzen en verzinnen nooit door. En maar al te dikwijls verblindt het ons oog, om het licht van de lamp des Heeren in ons zielsoog op te nemen. De dusgenaamde „beschaafde wereld" onzer dagen is meest daardoor voor het licht van Gods lamp in ons blind.

Het licht van die lamp des Heeren in ons redeneert niet en ontleedt niet, maar toont wat er in ons is, legt ons eigen wezen voor ons zielsoog bloot, geeft ons zelfkennis, en snijdt alle zelfbedrog at.

En het is nu het licht van deze lamp des Heeren, die ons in den diepsten ondergrond van ons wezen ook klaarlijk zien doet de vezelen, waarmee de wcrtel van ons wezen gemeenschap met onzen God heeft j gemeenschap door onze schepping naar den heelde Gods, gemeenschap door de zalige, heerlijke wedergeboorte van ons verzondigd wesen, gemeenschap door de Goddelijke inwoning van den Heiligen Geest, gemeenschap door de heerlijke inwerking van de steeds toenemende genade, gemeenschap bovenal door den band die ons aan Christus bindt, een lid van zijn lichaam doet zijn.

De glans van dit licht is altoos in sterkte gelijk, maar de uitwerking ervan neemt gaandeweg in sterkte toe.

Er is eerst nog zooveel onraad in uw hart, het stof der zonde, dat, o, zooveel in ons hart overdekt, en het schelste licht voor ons onzichtbaar maakt. Maar gaandeweg stuift voor den adem des Heeren dat vuile stof weg, en dan komt ons oog te zien wat onder dat stof eerst verborgen bleef. En zoo kan het niet anders, of hoe dieper dat licht in kan stralen, des te heerlijker wordt voor ons eigen zielsoog openbaar, hoe we met alle levensbanden aan onzen God gebonden liggen, en hoe onze gemeenschap met Hem heel ons leven omvat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's

„De ziel des menschen is een lamp des Heeren”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's