Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Neo hegelianisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Neo hegelianisme.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder de teekenen des tijds behoort zeker ook de furore, die Prof. Bolland bij een niet gering deel onzer studeerende jongelingschap maakt. Niet alleen te Leiden worden zijn colleges met graagte bezocht door phi!o£ophen, 4, juristen en theologen, maar zelfs onze andere Universiteiten zien hem als praeceptor Hollandiae optreden. Naar verluidt zijn het niet alleen studenten maar ook advokaten en kamerleden, ja tot zelfs dames, die aan de voeten van dezen autodidact zich neervlijen om de lessen der ware wijsheid te beluisteren. En menigeen begroet in hem Neêrlands grooten philosooph, die de raadselen van het zijn verklaren, kan en alie mysteriën weet op te lossen.

Nu is er zeker veel in de wijze van Prof. Bolland's optreden wat den nuchteren man van wetenschap ergernis geeft. Zijn duistere Hegeliaansche terminologie, in nog onverstaanbaarder Hollandsch weergegeven, werd nog onlangs in ffet Handelsblad op niet onverdienstelijke wijze door Dr. den Hartogh aan de kaak gesteld. Termen als „slechte oneindigheid" en „onzeggelijke gezeggelijkheid" zijn alleen voor de ingewijden te begrijpen. De ijdelheid waarmede hij op zijn colleges zijn eigen werken aanprijst en er op aandringt, dat toch ieder zijn „zuivere Rede" zal aanschaffen, getuigt niet van kiesch gevoel. En de hooghartigheid, waarmede hij den staf breekt over al zijn ambtgenooten in de philosophic als menschen die er niets van weten en bij hem. Bolland, niet in de schaduw kunnen staan, grenst aan het belachelijke. Zelfs genieën als Kant en Hegel hebben de eischen der bescheidenheid niet zoo met voeten getreden. Laat staan dan, dat zulks geoorloofd zou zijn aan een hoogleeraar, die juist het kenmerk van een genie mist, waar hij dusver weinig oorspronkelijk werk leverde en hoofdzakelijk in trouwe copieering eerst van Von Hartmann, later van Hegel zijn kracht zocht. Het is dan ook niet onverklaarbaar, dat dusver geen van Nederland's Universiteiten er aan dacht hem het doctoraat honoris causa te verleenen, waarmede men anders tegenover niet gepromoveerde collega's gewoonlijk gul genoeg is. Prof. Bolland zal door zijn collega's eer als een enfant terrible beschouwd worden, dan dat men hem het dignus dignus es intrare in nostro docto corpore met luider stem zou toeroepen.

Maar hoe sterk ge deze grieven ook accentueert, toch kan niet ontkend worden, dat van dezen hoogleeraar een schier magische invloed op zijn adepten uitgaat, die voor het bizarre en zonderlinge in zijn optreden hen blind maakt. Schrijf dat ten deele toe aan den esprit de contradiction, die steeds bij onze studenten geliefd was en maakt dat ieder die tegen den stroom oproeit, bij hen een schreefje vóór heeft. Voeg hierbij dat Prof. Bolland metterdaad beschikt over een rijke litteratuurkennis, een groote belezenheid en schier op elk gebied zich thuis gevoelt. Wijs ten slotte op de machtige welsprekendheid en de schier profetische bezieliSg, die hij in elk zijner voordrachten weet te leggen en die de hoorders fascineeren fn hypnotiseeren. Voor het psychologische probleem van dit verschijnsel hebt ge dan zeker ten deele een oplossing gevonden; maar voldoende is die verklaring toch niet.

De oorzaak ligt ook hier dieper.

Waar het geloof wegbrokkelde, de studie geheel opging in historische beschouwingen of het onderzoek der concrete feiten, en alle dieper nadenken over de groote levensvragen schier als contrabande beschouwd werd, daar kan het hart en het verstand niet bevredigd worden. Het positivisme mag wanen alle metaphysica voorgoed van het erf der wetenschap te hebben gebannen, de metaphysische behoefte van de menschelijke ziel laat zich op den duur niet onderdrukken en roept om een stelsel, een systeem, een levens-en wereldbeschouwing, die antwoord geeft op de diepste vragen van het denkend verstand.

Hoe droef het in dat opzicht met de officieele wetenschap aan onze Rijksuniversiteiten gesteld is, weet ieder. O zeker, er zijn knappe knoppen en uitnemende geleerden onder onze hoogleeraren. Mannen die niet alleen in ons land, maar in heel Europa met eere worden genoemd. Maar hoe hoog hun roem moge zijn, ze bewegen zich alleen op het eng gebied van hun eigen vakstudie, ze leveren bouwstof voor de wetenschap, maar een overzien van het geheel, een opbouwen van heel den tempel der wetenschap uit één grondgedachte, een doordringen tot de diepste vragen, die achter alle wetenschappelijke vakstudie liggen, vindt ge bij hen niet. Ze zijn knappe juristen en uitstekende medici, beroemde natuurkundigen en verdienstelijke literatoren, maar een eigen philosophisch systeem, dat heel de wetenschap omvat, bieden ze u niet.

Daaruit is de opgang van Prof. Bolland, te verklaren.

Hij treedt op niet als vakgeleerde; niet als een historicus, die de verschillende stelsels u uiteenzet en hier en daar critiek oefent; hij zoekt niet naar de waarheid; hij heeft de waarheid gevonden. Niet dat hij zelf de ontdekker is van deze waarheid of dat ze als Minerva uit zijn brein ontsproot. In de philosophic van Hegel is voor hem de oplossing van alle vragen gelegen. Hegel is zijn Messias, hij niets dan Hegel's profeet.. Hij gelooft in Hegel, zooals wij gelooven in Gods Woord. In Hegel's philosophic meent hij de waarheid te bezitten.

Vandaar dat hij spreekt met een zelfbewustheid en autoriteit, die alleen een profeet voegt; dat hij uit de hoogte neerziet op al zijn ambtgenooten, die nog naar de waarheid zoeken moeten; dat zijn woord een bezieling en kracht heeft, die ge bij anderen te vergeefs zoekt.

Daaraan is zijn invloed te danken.

Een man, die een vaste overtuiging heeft, die deze overtuiging met beslistheid belijdt, boeit en trekt de studenten altijd.

In zooverre is Prof. BoUand's optreden voor ons een teeken des tijds, waarmede we ook in onze kringen rekening hebben te houden.

Niet alleen omdat het opnieuw bewijst, hoe juist de paedagogische stelling is van de Vrije Universiteit, dat de kracht van het wetenschappelijk onderwijs niet schuilt in het objectief voordragen van allerlei stelsels, waaruit de student naar willekeur kiezen mag, maar in het overplanten en indragen van de waarheid, die men gevonden heeft, in hart en verstand zijner leerlingen.

Maar meer nog, omdat dit weer opleven van Hegel's philosophic de Kerk van Christus met geen gering gevaar bedreigt.

Hegel’s pantheïsme heeft altijd de dieper denkende geesten bekoord. Er schuilt in dat stelsel met zijn vastgesloten eenheid, zijn alles omvattende wereldbeschouwing, zijn consequente dialectische methode een verleidende macht, die te grooter is, waar Kegel schijnbaar zooveel van het Christendom overnam, zoo menigen Christeiijken term gebruikt, aan de Christelijke dogma's van Drieëenheid, de vleeschwording des Woords, den zondeval en de verlossing zulk een diepen zin toekende, mits men ze philosophisch leerde verstaan.

En toch is Kegel de geestelijke vader van de Tübinger School geworden, vindt de moderne richting in hem haar uitgangspunt en heeft de „vroomheid" van Hegel met de vroomheid van Gods kind niets gemeen.

Hegel eindigde met in zich zelf God te aanbidden. Het was God zelf, die inden denkenden mensch zich bewust werd. De oude zonde van het Paradijs, waar Satan den mensch toefluisterden Eritis sicut Deus, gij zult als God zijn.

En hoe vroom dit Hegelianisme zich ook voordoet en zelfs er op aandringt, dat op den kansel en voor het volk toch vooral Christelijke termen zullen gebruikt worden, in den grond staat het lijnrecht en diametraal tegenover den geest van het Christendom.

Dat dit Hegelianisme thans weer opgeld doet, is daarom een teeken des tijds.

Het toont, hoe de menschelijke geest bij de theorie van het Materialisme en Positivisme niet leven kan, maar dorst en hongert naar een hooger ideaal.

Maar het toont ook, hoe die menschelijke geest, waar het licht van Gods Woord verworpen is, dezen dorst stillen wil met een wijsheid, die niet van Boven is, maar uit den geest van den afgrond.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's

Neo hegelianisme.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 december 1905

De Heraut | 4 Pagina's