Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De weg van Groen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De weg van Groen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De scherpe onderscheiding, die Groen maakte, tusschen genootschap en kerk, de synodale organisatie en de Gereformeerde gezindheid, behecrschte geheel zijn stelsel en kan daarom niet diep genoeg in faèt geheugen worden geprent.

Het kenmerk der Gezindheid was voor Groen de Confessie „Het kenmerk der Gezindheid is het Formulier, waaruit de leer geconstateerd wordt". (Regt der Herv. gezindheid p. 100). Da straallengte der Confessie, niet de aanhoorigheid tot het instituut besliste voor Groen over den omvang der Gereformeerde gezindheid. Al wat met die Confessie radicaal gebroken had, stond buiten de Gereformeerde gezindheid, ook al behoort het tot het Hervormde Genootschap. En omgekeerd, al wat trouw bleef aan de Confessie, was lid der Gereformeerde Kerk, ook al stond het buiten de muren van het instituut.

Om herstel der Gereformeerde gezindheid was het Groen dus te doen, niet om de volkskerk. De leuze heel de Kerk is van Hoedemaker en niet van Groen. Wat Groen wilde was, juist omgekeerd, losmaking van de Gereformeerde gezindheid uit de banden van het Synodaal instituut, afsnijding van de elementen, die met de Confessie hadden gebroken en hereeniging van alle gereformeerden — zoowel binnen als buiten het instituut — tot éene Gereformeerde kerk.

Ons vorig artikel toonde aan, hoe dit uitgangspunt Groen's verhouding tot de Afgescheidenen bepaalde. Waar de Afgescheidenen uit trouw aan de Belijdenis met de Hervormde Kerk gebroken hadden, erkende Groen ze als leden der Gereformeerde gezindheid en ijverde hij in pers en parlement voor hunne rechten. Hij veroordeelde niet alleen alle vervolging van de Afgescheidenen en vroeg niet alleen volledige vrijheid van godsdienstoefening voor deze broeders. Dat zou Groen voor elke secte hebben gedaan. Neen, hij eischte, dat de O (verheid hen als deel der aloude Gereformeerde gezindheid zou erkennen. Vandaar dat Groen het prijst en looft in de Afgescheidenen, dat zij oorspronkelijk „geenzins vorming eener nieuwe, maar handhavingen voortzetting, buiten het kerkgenootschap, van de gevestigde kerk wilden" (t. a. p. p. 130). Volgens Groen was dat niet fictie, niet een droombeeld, maar het eenige ware en juiste standpunt. En als de Afgescheidenen zelf na 1841, zij het dan ook noodgedrongen, ich als nieuwe kerk door de O i? erheid laten s erkennen en officieel afstand doen van hunne aanspraken op den titel en de eigendommen der Gereformeerde Kerk, keurt Groen dit zeer beslist af. Het offer was naar zijne overtuiging niet noodig geweest en deed bovendien geen geringe schade aan de goede zaak (t. a. p. p. 103).

IJverde Groen zoo voor de rechten der Gereformeerde gezindheid buiten de Hervormde Kerk, niet minder streed hij voor die Gereformeerde gezindheid in de Hervormde Kerk. Ook bij dien strijd was het Groen niet te doen om het Kerkgenootschap, om de organisatie, maar om de handhaving der Belijdenis. Een reorganisatie der Kerk zonder handhaving der Belijdenis had voor Groen geen de minste waarde. De belijdenis der Kerk was haar „levensbeginsel", haar „hoeksteen of fundament". De handhaving dier belijdenis stond daarom bij Groen op den voorgrond. De reorganisatie der Kerk was daaraan ondergeschikt.

Het duidelijkst blijkt dit uit de Verklaring van Beginselen, door Groen en zijne vrienden in 1848 opgesteld. Deze verklaring is het program van Groen's kerkdijken strijd. Het geeft kort en bondig weer wat Groen en zijn vrienden wilden. En wie den weg van Groen weer op wil, heeft zeker deze verklaring tot uitgangspunt te nemen.

Het program omvat drie punten.

Voorop staat: de handhaving van de kerkleer in de kerkelijke organisatie :

Dat wat de Leer aangaat, Gods Woord een onveranderlijk fond£< ment doet kennen: leerstellingen oud en nieuw, omdat het eeuwige waarheden zijn, een geloof dat den heiligen eenmaal overgeleverd werd, en dat daarom, wel voor steeds nieuwe ontwikkeling uit zich zelve, maar nimmer voor veroudering of verandering vatbaar is. Dat eene Kerkelijke Organisatie onaannemelijk is, wanneer zij deze geloofseenheid der Christelijke Gemeente niet erkent; wanneer zij niet de voortduring beoogt der historische Kerk, bij vernieuwing en vooruitgang; vernieuwings met behoud van hetgeen ten onveranderlijken grondslage van de Kerk gelegd is; vooruitgang, in de rigting welke, door het eenmaal gekozen punt van uitgangen den reeds afgeiegden weg, aangewezen en bepaald is.

Dat vrije verkondiging van elke leer in de Nederlandsche Hervormde Kerk met de sloopiüg dezer Kerk gelijk staat. Dat haar bestaan onafscheidelijk is van de handhaving der waarheden waarop de Christelijke Kerk ten allen tijde gerust heeft, en dat deze eigenaardige ondergeschiktheid de voorwaarde van Christelijke vrijheid en van christelijke wetenschap is.

Dat de leer der Nederlandsche Hervormde Kerk uit haar Levensgeschiedenis en Belijdenisschriften overbekend is, en dat haar leden, op dien grond, regt hebben de erkentenis en handhaving te vragen der kenmerkende waarheden, door wier verloochening de eigenaardigheid van haar bestaan, als Hervormde, Protestantsche, Christelijke Kerk, te niet gaat.

Dat de handhaving van deze niet twijfelachtige Kerkleer in de Kerkelijke Organisatie op den voorgrond behoort te staan, en dat haar belijders daarom bij voorraad moeten protesteeren tegen eene weglating van hetgeen den inhoud uitmaakt van Art. 9 van het Algemeen Reglement, eene weglating waardoor de losbandigheid welke nu feitelijk bestaat, in haar ganschen om vang als legaal zou worden erkend,

In de tweede plaats komt de autonomie der Kerk, haar onafhankelijkheid van den Staat:

Dat, wat de eigen Wetgeving (^Autonomie) der Kerk betreft, het Woord Gods over de Kerk in haar eigenaardigen werkkring, geenerlei gezag van wereldlijke Oi^erheden erkent, en dat de leden der Nederlandsche Hervormde Kerk uit dien hoofde, om niet onder wereldlijken invloed te staan, eene geheele_ verandering behoeven der Kerkelijke Organisatie van i8t6, waarbij dit beginsel ten eenemale voorbijgezien en aan het Gouvernement, in menig opzicht, een daarmede onvereenigbaar regt van tosschenkomst en beschikking toegekend is. Dat, onder eiken regeeringsvorm, eene Kerk vrij behoort te zijn in haar geloof, bepaaldelijk in de vorming en keus der leeraars en in de inrigting van opvoeding en onderwijs; maar dat, waar de Siaat geen belijdenis heeft, de betrekking tot de Gezindheden onder het gebied der algemeene regels van de gewone wetgeving valt. Zoodat, dienovereenkomstig, de Nederlandsche Hervormde Kerk vorderen mag en moet de onafhankelijkheid waarop, door de Kerkelijke Organisatie van 1816, en door de verordeningen op het Hooger en Lager onderwijs, zoo velerlei inbreuk gemaakt is, en in 't algemeen de bescherming, overeenkomstig haar oorspronkelijk en eigenaardig beginsel, waarop elke Corporatie, dus ook de Nederlandsche Hervormde Kerk, een onloochenbaar maatschappelijk recht heeft.

En eerst in de derde plaats komt de reorganisatie van den kerkvorm:

Dat, ten aanzien .van de Vrijheid der Gemeente, het Woord Gods, terwijl het de aanstelling van Opzieners en Diakenen voorschrijft, van het goeddunken ook der geheele Gemeente gewag maakt i) en het heerschappij voeren over het erfdeel des H'eeren verbiedt 2), en dat de leden der Nederlandsche Hervormde Kerk daarom de verwerping moeten vragen van den tegenwoordigen Aristocratischen of Oligarchischen Kerkvorm, opgedrongen door de wereldlijke magt, strijdig evenzeer met de voorschriften van den Bijbel als met de Presbyteriaansche herinneringen der Kerk, en waardoor men, onder een schijn van Vertegenwoordiging, een revolutionair alvermogen, ter verdooving van alle levenskracht, ter begunstiging van alle dwaalbegrippen, ter verdrukking van de kern der Gemeente, in naam en onder het schild der Regeering, aan eenige zeer weinigen in handen gegeven 3) heeft. Dat, bij het ontwerpen van eene nieuwe Kerkelijke Organisatie, de gelijkheid der geloovigen, onder den eenigen Koning der Kerk, en het regt der Gemeente om deel te nemen aan de verkiezing van Leeraars en Opzieners niet mag worden miskend.

(Verspr. Geschr. II p. 97.)

We hebben dit stuk in extenso meegedeeld, omdat ook hier weer blijkt, hoe het streven der Hoedemakeriaansche groep

i) Hand. VI. 2, j, XV 22.

2) I Petr. V 3.

3) Juister welligt, gelijk er vroeger stond, gespeeld.

lijnrecht in strijd is met wat Groen wilde. Peïe groep toch stelt niet de handhaving jer belijdenis, maar de reorganisatie der gerk op den voorgrond. In haar organisatieplan wordt noch van de belijdenis der Kerk noch van de leertucht gerept. Wat deze groep alleen eischt, is dat de Synode den aristocratischen kerkvorm in een presbyterialen zal veranderen. Ze moet dit wel doen, waar ze met de ethischirenische partij als verbonden partij wil optrekken om het regeeringskasteel te veroveren. De ethisch-irenische partij, Groen's scherpste vijandin in zijn leven, die van den juridischen weg niets wil weten, die alleen langs medischen weg op kerkherstel hoopt, die, omdat ze zelf met de confessie heeft gebroken, nooit handhaving der confessie eisckenkan, —deze partij is de bondgenoot van hen, die zichzelf de „Confessioneelen" noemen. De oproeping tot de vergadering, die eerstdaags zal gehouden worden, is onderteekend door Dr. Hoedemaker en Ds. Chr. Hunningher. En Dr. Kromsigt wisselt in de Gereformeerde kerk lonkoogjes met Prof. van Veen, die uit zijn historisch arsenaal de giftigste pijlen koos om de aloude Gereformeerde Kerken te bespotten, alleen omdat ook hij vóór reorganisatie is.

We zijn dankbaar, dat althans een deel der Gereformeerde broedaren in de Hervormde Kerk zich aan de hypnose van de Hoedemakeriaansche volkskerk ontworsteld heeft. Ds Gereformeerde Kerk m& gYi& axvtrwondering erover uitspreken, dat naast de Confessioncele vereeniging een nieuwe vereeniging is opgericht; wie de lijdenshistorie dezer vereeniging kent, zal zich eer verbazen, dat niet reeds eerder tegen haar streven een reactie ontstond. Het gezonde Gereformeerde element in de Hervormde Kerk, dat aan Groen's beginselen nog niet ontrouw is geworden, heeft thans openlijk zich doen hooren. En in de banier dezer nieuwe partij staat evenals bij Groen niet reorganisatie der Kerk, maar handhaving der Belijdenis op den voorgrond.

Alleen in dat teeken kan de overwinning worden behaald.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1906

De Heraut | 4 Pagina's

De weg van Groen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1906

De Heraut | 4 Pagina's