Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De volksuitgave der Leidsche vertaling.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De volksuitgave der Leidsche vertaling.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Van de bekende Leidsche vertaling van het Oude Testament door de moderne theologen bezorgd, verschijnt thans een volksuitgave met verkorte inleidingen en toelichtingen. Ds. J. Hooykaas van Amersfoort nam de zorg voor deze uitgave op zich, die bij de firma voorheen L. J. Brill te Leiden het licht ziet. De vijfde aflevering, ons juist ter recensie toegezonden, loopt tot en met Deuteronomium.

Het spreekt wel vanzelf, dat van een aanbeveling in eigenlijken zin van dit werk moeilijk sprake kan zijn. Hoeveel eerbied men moge hebben voor de geleerdheid en kunde der oorspronkelijke bewerkers dezer vertaling, in orthodoxe kringen kan deze overzetting kwalijk anders dan als profanatie der Heilige Schrift worden gequalificeerd.

We bedoelen niet, dat de heeren Kuenen, Oort en Hooykaas met opzet profanie hebben willen plegen. Het doel van hun vertaling was alleen, in kort en beknopt overzicht de resultaten der nieuwe critiek saam te vatten. Zelfs kan bij deze volksuitgave het streven gewaardeerd worden, om het Oude Testament, dat blijkbaar in moderne kringen zoo goed als niet meer gelezen werd, meer onder de aandacht van het volk te brengen als „een der rijkste boeken van de oudheid, rijk aan geestelijke schatten, ook voor ons." De onkunde, die tengevolge van het openbaar onderwijs ten opzichte van de Schrift ontstond, is metterdaad een diep-beschamend teeken des tijds.

Maar al waardeeren we dit pogen, we betwijfelen of deze uitgave tot dit doel ook maar eenigszins medewerken zal; eer vreezen we het omgekeerde. Het standpunt, dat de vertalers tegenover het Oude Testament innemen, dwingt hen niet alleen om elk Goddelijk gezag aan de Schrift te ontzeggen, maar zelfs om aan de historische betrouwbaarheid zooveel mogelijk afbreuk te doen. De inleidingen op de onderscheidene boeken en hoofdstukken dienen om vooral duidelijk te doen uitkomen, dat de inhoud dezer boeken niet waar is en als sage of verdichting moet beschouwd worden. De toelichtingen bij den tekst wijzen telkens op vermeende tegenstrijdigheden, om de onwaarheid der verhalen aan te toonen. De indruk, dien het volk van deze vertaling ontvangen zal, is geen andere, dan dat het Oude-Testament een boekisvoloud-Joodsche fabelen. Men zal er zich over verwonderen, dat mannen van zoo eminente geleerdheid in de XXe eeuw na Christus zich nog de moeite hebben gegeven van dit „fabelboek" opnieuw te vertalen en uit te geven. Op het standpunt dezer heeren schijnt het paedagogisch nut van deze uitgave dan ook uiterst twijfelachtig. Als religieuse volkslitteratuur is een boek toch weinig aanbevelenswaardig, waarin schier boven elke bladzijde de waarschuwing staat: ge hebt hier te doen met opzettelijke vervalsching. Verbeeld u, dat een modern huisvader, op de aanbeveling der commissie afgaande, deze uitgave zich aanschaft om „het rijkste boek der oudheid, fijk aan geestelijke schatten ook voor ons" tot kennis van zijn gezin te brengen; dat hij 's morgens begint met de voorlezing van Genesis, maar eerst de inleiding opslaat en dan tot zijn kinderen zegt: vooraf, lieve kinderen, moet ik u waarschuwen, dat alles wat ik u voorlezen ga bedrog, leugen, onwaarheid is; — zouden die kinderen niet terecht zeggen: Maar vader, spaar ons dan die voorlezing, werp dat onware boek in het vuur, wat we noodig hebben voor ons geestelijk leven is geen priester-bedrog, geen volkse, maar waarheid, Op modern stand­ punt schijnt ons deze volksuitgave daarom een absurditeit, tenzij ze dienen moet om het laatste vonkje van eerbied, dat nog in sommiger hart voor den ouden Bijbel gevonden wordt, voorgoed uit te dooven.

Ook de vertaling zelve, afgezien van de inleidingen en toelichtingen, schijnt ons met opzet zoo gesteld te zijn, dat alle gewijd karakter, dat alle Goddelijke schoonheid van de Schrift te loor gaat.

Ge denkt telkens bij het lezen, dat ge hier te doen hebt met het een of ander sagenboek van een Oosterschen volksstam, vertaald door een zeer nuchteren Westerling, die totaal de gave mist om de oorspronkelijke naïveteit, het Oostersche coloriet weer te geven. Er zijn modernen geweest, die, al erkennen ze de Goddelijke inspiratie der Schrift niet, toch onder den machtigen indruk kwamen van de verhevenheid en majesteit van het Oude Testament. Herder, de Duitsche humanist, heeft in zijn „Vom Geist der ebraischen Poesie, " de wondere schoonheid der Schrift op geestdriftvolle wijze bezongen. Aug. Wünsche — zelf uitnemend aestheticus en dichterlijk aangelegd — verklaart in zijn pas verschenen werk „Die Schönheit der Bibel", dat in het Oude Testament meesterstukken te vinden zijn, die in heel de wereldlitteratuur hun weergade zoeken. Heinrich Heine, de spotzieke Jood, voor wiens bijtend sarcasme schier niets heilig was, moest toch erkennen, dat er geen boek op aarde was, zoo goddelijk als het Oude Testament. „Ik heb weder in het Oude Testament gelezen! Welk een groot boek. Merkwaardiger nog dan de inhoud, zoo schrijft hij, is voor mij de wijze van voorstelling. Dat is werkelijk Gods Woord, terwijl alle andere boeken alleen van menschelijk vernuft getuigen.... Over den stijl van den Bijbel kan men geen oordeel uitspreken, men kan alleen zijn inwerking op ons gemoed constateeren en de Grieksche geleerden moesten niet weinig in verlegenheid geraken, als zij menige pakkende schoonheid in den Bijbel in hunne overgeleverde kunstbegrippen thuis wilden brengen. Longinus spreekt van verhevenheid, nieuwere kunstkenners van naïveteit. Ach, zooals ik zeide, hier schiet elke maatstaf ter beoordeeling te kort... de Bijbel is het Woord Gods”.

De Leidsche Theologen mogen kundige hebraisten zijn, fijne critici, de aesthetische gave van een Herder en Heine heeft hun ten eenenmale ontbroken. Vandaar dat deze Leidsche vertaling zelfs in moderne kringen geen onverdeelden bijval vindt. In het jongste nummer van de Hervorming wordt met name er over geklaagd, dat de vertalers den naam Jehova, of gelijk men dien thans uitspreekt Jahwe, onvertaald lieten staan. „Och dat „Jahwe" zuchtte een Collega eens tegen me, wat klinkt dat toch hinderlijk! „Jahwe is mijn herder" — en hij maakte een gebaar alsof hij rijde.”

Zoo stuit men telkens in deze vertaling op uitdrukkingen, woorden, zinnen, waarbij men „rilt" van verontwaardiging, omdat het schoonste en verhevenste, wat we bezitten, zoo nuchter-prozaisch, zoo platvloersch, zoo profaan is weergegeven. We gelooven, dat zelfs menig moderne nog liever onze Statenvertaling met haar prachtig Hollandsch zal gebruiken, ook al laat de nauwkeurigheid der vertaling hier en daar te wenschen over, dan deze nieuwe Leidsche overzetting.

Aanbevelen kunnen we daarom deze vertaling niet. De oorspronkelijke uitgave moge voor vakmannen dienstig zijn om een kort overzicht te krijgen van de zoogenaamde resultaten der nieuwere critiek, deze volksuitgave kan kwalijk anders bestempeld worden dan als een zeer ongelukkige poging om het Oude Testament dichter bij ons volk te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1906

De Heraut | 4 Pagina's

De volksuitgave der Leidsche vertaling.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 maart 1906

De Heraut | 4 Pagina's