Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er zijn tal van Schriftwoorden, die door onkunde, onjuist aanhalen of niet letten op het verband waarin ze voorkomen, door de ge meente verkeerd worden gebruikt.

Men zou die teksten de martelaarsteksten uit den Bijbel kunnen noemen.

Ds. Hoekstra heeft in de Geldersche Kerkbode getracht omtrent een dier teksten: het bidden met den geest en bidden met het verstand (I Cor. 14 ; 15) op de volgende klare en duidelijke wijze het volk beter in te lichten:

Al veel worden deze Schriftwoorden verkeerd opgevat.

Men depkt dan, dat »met den geest bidden" is: niet maar bidden door een zekere redekaveling, uit kracht van een bloot verstandelijke overtuiging, dat de zaken ons noodig zijn, en we ze dus van God moeten bidden; maar een bidden met het gansche hart en met geheel ons gemoed, uit een recht en grondig gevoelen van onzen nood en van onze ellendigheid, in ons verwekt door den Heiligen Geest. Voorts denkt men dan., dat smet het verstand bidden" is: een bidden, meer nit plichtsbesef en uit een bloot verstandelijke overweging, dat de zaken, waarom wij bidden, ons noodig zijn en dat wij daarvoor tot God moeten komen; echter zonder dat er in dat bidden een geestelijk werk schuilt; een bidden, dat een mensch doen kan uit kracht van zijne natuurlijke vermogens.

Menschen, die aangaande zichzelven te kennen geven, dat ze zich nog bloot natuurlijke menschen achten, en dat ze dus de genade denken te missen, waardoor ze hartelijk en oprecht, met waarachtig gevoelde behoefte en in den geloove zouden kunnen bidden, spooit men dan ook wel aan, om toch het bidden niet na te laten, door te zeggen: »kunt ge niet met den geest bidden, dan moet ge toch maar met het verstand bidden; immers zelf ook de apostel Paalus zegt, dat, als bij niet met den geest kan bidden, hij toch met bet verstand zal bidden.’

Dit laotste zegt echter de apostel Paulus niet. Hij zegt: »Ik zal wel met den geest bidden, maar ik zal ook met het verstand bidden.”

De vrij algemeene opvatting van deze woorden is dus deze, dat «bidden met het verstand", is: een bidden uit ernstige redelijke overdenking van de noodzakelijkheid voor ons der dingen, die wij bidden; maar waaraan de persing, de gloed, de warmte, die de H. Geest, geheel 't hart innemend, in het bidden ontsteekt, nog ontbreekt. Daartegenover verstaat men dan onder «bidden met den geest" zulk een bidden, waarbij de behoefte aan de dingen, waarom gebeden wordt, levendig en diep gevoeld wordt, en uit sen nieuw levensbeginsel, gewrocht door den H. Geest, de ziele den God aller genade aanloopt, met een grondig geestelijk besef van de noodzakelijkheid der genade, met een klare, hartinnemende en hartverrukkende waardeering van de gevraagde en afgebeden beils goederen, met een drang der ziele, die den Heere niet loslaat.

Nu staat het wel vast, dat bidden en bidden twee zijn; met andere woorden, dat er groot onderscheid is in het koe. De geloovige weet het wel bij ervaring, dat er een koud hart wezen kan, ook waar men zich tot 't gebed begeeft, wanneer de gelegenheid des tijds of der omstandigheden en de plicht en roeping dat zoo medebrengen. Dat het zoo wezen kan, dat er geen behoefte endrang des harten gevonden wordt; dat 't gemis, hetwelk bij onszelven gevonden wordt, ons niet aangrijpt en innerlijk aanport tot 't gebed; dat de anders 200 begeerlijke goederen, gaven en genaden, waarom wij hebben ie smeeken, ons niet bekoren, onze ziele niet ontsteken in heilige begeerten. Het kan wezen, dat men nergens van harte in komen kan, en dat men wel zeggen zou: ik verkeer als een doode op 't stuk van 't gebed. De geloovige kent de tijden wel, dat hij zich inwendig schaamt en zich bedroeft over de harteloosheid van zijn bidden, daar toch geheel zijn leven, in eiken ademtocht, als één hartelijk gebed moest zijn. En dat drijft hem ook uit tot God om de genade des gebeds, om een oprechten en diepen en levendigen indruk in zijn ziele te ontvangen van zijne schuldigheid en strafwaardigheid, van zijne onwaardigheid, zijn nood en ellendigheid, maar ook een hartinnemend geestelijk gezicht op de genade, die alles bij hem vervullen kan, en die hij zoo noodig heeft. Hel wordt hem dan wel een behoefte, dat zijn bidden toch in de vreeze Gods moge geschieden, en in Christus zijn gebed door den H. Geest als reukwerk voor Gods aangezicht gesteld worde, en dat zijn smeeken waarlijk een geloovig pleiten zij op hetgeen God geopenbaard en gesproken heeft. En voorwaar, in dien weg laat de Heere wel iets te voorschijn komen van de kracht zijns levendma kenden Geestes, en beginnen de fonteinen wel eens in het dorre hart te springen.

Het staat dus vrij vast en behoeft geen betoog, dat het bidden zeer met onderscheid is; dat er is een bidden, waarbij 't hart ontstoken is door den H. Geest; maar ook een bidden, dat buiten 't hart omgaat, en waarbij 't uitwendige verstand aan het woord is.

Hierbij komt echter ganschelijk niet te pas, wat de apostel zegt over het »met den geest bidden" en »met het verstand bidden". Aandachtige lezing van I Cor. 14 kan ons spoedig overtuigen, dat daar van geheel iets anders sprake is.

Om ’t maar kort te zeggen: »met den geest bidden' — daar bedoeldt de apostel mee: het bidden en dankzeggen in talen of tongen, gelijk immers die bijzondere Geestesgave van het spreken in talen of tongen in de apostolische eeuw aan sommigen geschonken was. En »met het verstand bidden" daar bedoelt hij mee, volstrekt niet een dor bidden, dat alleen uit verstandelijke redekaveling bestaat, en niet uit de innerlijke persing des gemoeds voortkomt; dat zij verre; hij bedoelt in de uitdrukking »met het verstand bidden" wel degelijk een bidden uit die gevoelde behoefte, wel degelijk een zich met de gansche ziel nederleggen voor Gods genadetroon door den H. Geest; en wel zulk een bidden, als bepaaldelijk ook thuis hoorde in de vergaderingen der gemeente en bij de profetie, welke een spreken en getuigen was, door de inleidende genade des Geestes, over de beilgeheimen Gods en den weg der zaligheid en des levens.

Het »bidden met het verstand ’, gelijk de apostel dat daar bedoelt, is dus niet een bloot redekavelend bidden, waarbij 't hart koud is, en waaraan de innerlijke persing des Geestes ontbreekt; neen, er wordt bedoeld een recht geestelijk bidden, met door den H. Geest verlicht verstand en ontstoken genegenheden, gelijk het bij de profetie behoorde, gelijk het in de vergaderingen der geloovigen thuis hoorde; en dat verstaanbaar was en stichten kon in 't gemeen, en waardoor zelfs de ongeloovi gen in hun consciëntie bestraft en ontdekt konden worden. Terwijl het «bidden met den geest" een bidden was in (vreemde) talen of tongen, naar de bijzondere gave van den apostolischen tijd, waardoor wel degene, die het deed, gesticht werd voor zijn eigen hart, ook wel diegenen gesticht konden worden, die de gave der uitlegging van die tongen of talen hadden ontvangen, en het dus konden vatten en verstaan; maar dat voor de meesten niet stichtend was, omdat het door hen niet verstaan werd. De apostel zelf had ook die gave van den Heere ontvangen. Hij wil die gave ook wel tot Gods eere gebruikt hebben. Maar omdat voor de emeente in 't gemeen en ook tot overtuiging der ngeloovigen de profetie nuttiger is dan 't spreken n talen of tongen, zegt hij: »Ik dank mijnen God, at ik meer (vreemde) talen spreek dan gij allen; aar ik wil liever in de gemeente vijf woorden preken met mijn verstand, opdat ik ook anderen moge onderwijzen, dan tien duizend woorden in eene (vreemde) taal", (i Cor. 14, : r8, 19)

Nu zal ons reeds eenigermate duidelijk zijn, wat de zin is der woorden: «Ik zal wel met den geest bidden, maar ik zal ook met het verstand bidden"; en wij zullen gevoelen, hoe verkeerd deze woorden vaak te pas gebracht zijn.

Ds. Hoekstra zou een nuttig werk verrichten met deze serie voort te zetten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's