Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Niet ganschelijk of ganschelijk niet.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet ganschelijk of ganschelijk niet.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Hoe en waarom de wijziging in Art. XV in 1566 is aangebracht, heeft ons laatste artikel aangetoond. Van een principieele tegenstelling tusschen Guido de Bres en de mannen van 1366, Junius, TafTyne.a., bleef niets over. Juist Guido de Bres was het, die leerde, dat door den doop de erfzonde wordt „afgewasschen", „begraven", en zoo lang ieder de beste uitlegger is van zijn eigen woorden, doet men dezen vromen martelaar onrecht, wanneer men hem een Zwingliaansche doopsopvatting toedicht, die door niemand sterker dan juist door hem bestreden is.

Nog dwazer wordt deze voorstelling, wanneer men er op let, dat alle latere Synodes den tekst van 1566 als de juiste uitdrukking van het Gereformeerde gevoelen |hebben erkend, en niet één harer er aan gedacht heeft tot den oorspronkelijken tekst weer te keeren.

Te meer klemt dit, wanneer men let op wat op de Synode te Dordt in 1618/19 is geschied. De geheele Confessie is daar aan revisie onderworpen. Eerst wat den dogmatischen inhoud aangaat in tegenwoordigheid van alle buitenlandsche godgeleer den. Elk artikel is voorgelezen en niemand heeft zich aan Art. XV gestooten of daarin een Luthersch gevoelen gezien, maar eenparig is ook dit artikel goedgekeurd en verklaard, dat de daarin vervatte leer vol komen overeenstemde met Gods Woord.

En indien men ons wellicht tegenwerpen zal, dat deze revisie toch zeer globaal is geschied en niet over „de wijze van uitdruk king" liep, dan mag niet vergeten, dat ge durende de nazittingen der Dordtsche Synode het meest minutieuze onderzoek van den tekst der Confessie heeft plaats gevonden. Elke uitdrukking is gewikt en gewogen; de verschillende teksten der Con fessie zijn met elkaar vergeleken; tal van woorden en uitdrukkingen zijn gewijzigd. Maar de door Ds. Los gewraakte zinsnede in Art. XV bleef behouden en werd nogmaals door de Dordtsche vaderen goedgekeurd.

Is dan na de Dordtsche Synode wellicht door theologen van onverdacht Gereformeerd gehalte tegen die uitdrukking van de Confessie bezwaar ingebracht? Van heel de breedé rij van theologen van Walaeus, Thysius, Voetius en Rivet af tot de Moor toe, is ons niet éen bekend, die op dit punt de Confessie heeft weersproken. Zij, die opzettelijk met de uitlegging van de Con fessie zich hebben beziggehouden, zooals Maresius, verklaren zelfs uitdrukkelijk, dat Art. XV volkomen juist het Gereformeerde gevoelen uitdrukt. De Gereformeerde Kerken zegt Maresius (Exegesis Symboli p. 230) hebben altoos geleerd, „dat door den doop de erfzonde in de kinderen wordt weg­ - genomen wat de schuld aangaat, niet wat betreft de smet en hebbelijkheid, en dit is de bedoeling van wat onze Gereformeerde Kerken met uitdrukkelijke woorden in dit artikel belijden", waarop dan de aanhaling van de gewraakte woorden volgt.

We behoeven ons echter niet te beperken tot Nederland alleen. Wanneer de buitenlandsche afgevaardigden op de Synode te Dordt ook Art. XV onzer Confessie heb­ j ' en goedgekeurd dan is dit, omdat in de elijdenissen dezer Kerken evenzoo over en Doop gesproken wordt als hier.

Kent ge, zoo vraagt de Catechismus van eneve, aan het water des Doops geen anere beteekenis toe dan alleen dat het een innebeeld is van de afwassching der zonde? aarop de leerling antwoordt: Ik vat het n dien zin als een zinnebeeld op, dat de aarheid er mee verbonden is. Want God edriegt ons niet, wanneer Hij ons zijne aven belooft. Derhalve is het zeker dat n de vergeving der zonde In de nieuwig. eid des levens ons in den doop worden angeboden en door ons ontvangen worden. Wij veroordeelen, zegt de Schotsche Conessie, degenen die verzekeren, dat de saramenten niets zijn dan ledige teekenen; want wij zijn ten volle verzekerd, dat wij door en doop Christus worden ingelijfd, deelachtig orden aan Christus gerechtigheid, door elke gerechtigheid onze zonden worden beekt, en om welke gerechtigheid wij ook e vergeving en de genade verkrijgen.

Het teeken kan genoemd worden, zegt de tweede Helvetische Confessie, met den naam der beteekende zaak, omdat het een mystiek symbool is van een heilige zaak en het teeken en de beteekende zaak sacramenteel zijn verbonden. Hij, die het waterbad des doops heeft ingesteld, stelde het niet alleen in met dat doel, opdat de geloovigen slechts met water zouden begoten worden, maar opdat ze ook deel zouden hebben aan de beteekende zaak op geestelijke wijze, en werkelijk door het geloof van de zonden zouden worden afgewasschen.

Aangaande den heiligen Doop leeren wij, zegt de Boheemsche Confessie, dat het is het tweede Sacrament des Nieuwen Testaments door Christus ingesteld, hetwelk bestaat in het uitwendig waterbad met aanroeping der heilige Drieëenheid, opdat het ons afbeelde, betuige en verzekere de inwendige reiniging door den Heiligen Geest van de erfzonde en de overige zonden. Daarom wordt de doop het bad der wedergeboorte genoemd. Want wij zijn overtuigd, dat de Heere al die dingen inwendig werkt, welke het sacrament des Doops uitwendig afbeeldt en vertoont.

De doop, zeggen de lersche artikelen, is niet alleen een uiterlijk teeken van onze belijdenis en een onderscheidingsteeken, waardoor de Christenen van degenen, die geen Christenen zijn, onderscheiden worden, maar veel meer is het een sacrament van onze opneming in de Kerk, verzegelende aan ons onze nieuwe geboorte (en dientengevolge onze rechtvaardigmaking, aanneming tot kinderen en heiligmaking) door de gemeenschap, die wij met Christus hebben.

Wanneer de Catechismus van Emden vraagt: betuigt de Doop ons dan alleen de afwassching der erfzonde, en daarop antwoordt, dat ook de zonden na den doop begaan, in die afwassching begrepen zijn, dan wordt als vanzelf sprekend erkend, dat de doop de afwassching der erfzonde is. Daarover waren allen het eens. Het geschil met Rome liep alleen over de vraag of de kracht van den doop zich ook uitstrekte tot de zonden na den doop.

Met deze enkele getuigenissen uit den rijken schat der Gereformeerde symbolen meenen wij te kunnen volstaan. Wij eindigen ten slotte met mee te deelen watTurretinus, de uitnemende Zwitsersche Theoloog, wiens Theologia Elenchtica nog altoos als standaardwerk geldt, over dit punt zegt.

„Ten onrechte, verklaart hij, wrijft Bellarminus ons aan, dat wij de kracht des Doops alleen daartoe uitstrekken, dat de zonde ons niet meer toegerekend wordt, maar niet dat zij waarlijk weggenomen wordt, alsof wij zouden zeggen, dat door den doop de zonde alleen niet toegerekend wordt, maar op geenerlei wijze wordt weggenomen, wat onwaar is. De juiste staat van het geschil is deze: of de zonde zoo volledig en volkomen wordt weggenomen, dat ze niet alleen niet meer toegerekend wordt, maar ook niet meer is, wat de Roomschen willen; dat ontkennen jwij en zeggen, dat door den doop de zonde in zooverre wordt weggenomen, dat ze niet wordt toegerekend of heerscht, maar niet zoo dat ze ophoudt te bestaan; derhalve leeren wij, dat de schuld wel geheel weggenomen wordt, maar de smet slechts aanvankelijk en ten deele. Derhalve wordt de zonde niet geheel door den doop weggenomen (non omnino tollitur per baptismum)" (t. III. p. 459).

In deze kalme en rustige polemiek met de Roomschen, waarbij het er op aan kwam om tegenover Bellarminus het Gereformeerde gevoelen zoo zuiver en precies mogelijk te formuleeren, kiest Turretinus ten slotte letterlijk dezelfde woorden, die de Synode van 1566 in onze Confessie bracht. Maresius moge men nog verdenken, dat hij ter wille van de eenmaal aangenomen Confessie een uitdrukking goedpleitte, die toch op den keper bezien niet heelemaal Gereformeerd was. Maar Turretinus, die hier niet eens aan de Nederlandsche Confessie denkt, staat als gansch onverdacht getuige. De bewering, dat volgens de Gereformeerden de erfzonde door den doop ganschelijk niet weggenomen zou worden, noemt hij een lasterlijke leugen (calumnia). De ware gereformeerde leer is juist, dat de doop de schuld der erfzonde geheel wegneemt en de erfsmet of aangeboren verdorvenheid der natuur in zooverre, dat ze niet meer in ons heerscht. Statuimus baptismo reatum quidem plene toUi, sed maculam tantum inchoate et ex parte. Als hij ten slotte in een korte formule het Gereformeerde gevoelen tegenover het Roomsche wil stellen, dan kiest hij precies dezelfde woorden als onze Confessie. „Derhalve zeggen wij, dat de doop de erfzonde niet ganschelijk wegneemt".

Blijkt hier niet uit, hoe zeldzaam gelukkig de Synode van 1566 in haar formuleering is geweest, dat een zoo bekwaam en kundig Theoloog als Turretinus in zijn

controvers met Rome geen beter uitdrukking wist te vinden om het Gereformeerde gevoelen uit te drukken.

En volgens Ds. Los hebben onze vaderen in 1566 zoo geknoeid, dat ze een Luthersche in plaats van een Gereformeerde formule in de Belijdenis inlaschten!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's

Niet ganschelijk of ganschelijk niet.

Bekijk de hele uitgave van zondag 22 april 1906

De Heraut | 4 Pagina's