Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ga weg achter mij, Satan.“

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ga weg achter mij, Satan.“

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Maar hij, zich omkeerende, zeide tot Petrus: Ga weg achter mij, sdtanas, gij zijt mij een aanstoot; want gij bedenkt niet de dingen, die Gods zijn, maar die der menschen zijn, Matth. 16:23

Te ontkennen valt niet, dat men vroeger, vooral in de Middeneeuwen, sterk overdreef, door satan, goedschiks kwaadschiks, overal bij te halen. Maar schijnt het niet, alsof men tegenwoordig liefst in het tegenovergesteld uiterste vervalt, en tot het bestaan toe van den Booze vergeet, zoo niet ontkent}

Bij die ontkenning springt het waanwijze halfgeloof dan zonderling met het Evangelie onzes Heeren om.

Het heet dan, dat men van het Oude Testament zich los voelt, , maar zich juist deswege te vaster klemt aan het Evangelie, Niet om Mozes, maar om Jezus is het dezen halfslachtigen van geest te doen, en vaak ontzien ze zich niet, u, die heel de Schrift houdt, als te oud-testanientisch, en daarom slechts halfchristelijk te veroordeelen.

Maar zie nu, hoe deze lofzingers van het Evangelie zelf met het Evangelie te werk gaan.

Vast staat, dat van satan bijna niet in het Oude Testament, en daarentegen breed en ampel juist in het Evangelie gehandeld wordt. En dat niet alleen, maar dat ook Jezus zelf, in zijn woorden zoowel als in zijn werken, steeds toont met satan te rekenen. Denk slechts aan de Verzoeking in de woestijn, aan het bestendige uitwerpen van duivelen, aan geheel den strijd van de booze geesten tegen den Heiland, voorts aan al wat hij sprak over den Overste der wereld, ja hoe hij geheel zijn lijden en sterven als een worsteling met dien Overste verstond, en dan, om niet meer te noemen, niet het minst daaraan, dat hij in het korte „Onze Vader" voor al zijn volk als slotbede de bede invlocht: Verlos ons van den Booze!

Maar dit alles baat niet. De halve vrienden, die het Oude Testament opzij schoven, om zich eenigiijk aan Jezus en zijn Evangelie te houden, ontzien zich niet om dit breede stuk van satans invloeden kort en goed uit hun Evangelie uit te werpen. En zoo blijkt ook hier, hoe derzulken streven er altoos weer op uit is, niet om eigen zin en gedachten naar het Evangelie, maar om 't Evangelie naar hün gedachtenwereld te vervormen.

Toch is er ten deze ook in de meer geloovige kringen schuld; hier niet door ontkenning, maar door vergeien van satans reëel bestaan en reëele werking.

Of is het niet uiterst zeldzaam, - dat men in het gesproken of geschreven woord, in de zielkunde of in de openbaringen van het innerlijk leven met den Booze als reëelen factor gerekend vindt?

Nu zult ge hierbij wel in het oog houden, dat satan als de dief is, d. w. z. liefst heeft dat ge niets van zijn aanwezigheid en van zijn doen merkt.

Juist in die kringen, waarin zijn bestaan ontkend of belachen wordt, heeft hij de handen geheel vrij om zielen te moorden naar hartelust. Maar ook dat hij in meer geloovige kringen zoo zonderling vergeten kan worden, biedt hem de schoonste kansen, om zielen te vergiftigen.

Ge kunt er zeker van zijn, dat in heel dit ontkennen en in heel dat vergeten van het werkelijk bestaan van satan, een list van satan zelf werkt.

Toen de machtige geest van Christus de golven in Palestina bewoog, gelukte hem dit geen oogenblik, en dwong Jezus hem om uit te komen.

Maar nu gelukt het hem, om zich schuil te houden, en zijn aard in te werken uit de hinderlaag, ongezien en ongemerkt, en dan juist te beter treffend.

Hoe de werking van satan toegaat, is ons in bijzonderheden niet geopenbaard. Slechts dat weten we, dat onze menschenwereld niet de eenige wereld van bewuste wezens is, maar dat er nog myriaden van andere geestelijke wezens bestaan, die geesten, engelen, cherubs, serafs enz. genoemd worden; en vast staat ook, dat die geestenwereld niet afgescheiden van en naast onze menschenwereld leeft, maar er op allerlei wijs mee in verband staat en op inwerkt.

En in de tweede plaats is ons daarbenevens geopenbaard, dat ook in die geestenwereld de tegenstelling tusschen heilig en onheilig is uitgebrokep, zelfs eer dan cp deze aarde, en dat ze uit die geestenwereld in onze menschenwereld binnensloop.

Vandaar zeker bondgenootschap tusschen goede geesten en goede menschen, maar ook een samenzwering tusschen onheilige geesten in de onzichtbare en onheilige geesten in de zichtbare wereld. Gejuich onder de goede engelen Gods over een zondaar die zich bekeert, en een grijnslach onder de booze geesten, als 't weer gelukt is een verloren mensch ten val te brengen.

Eén strijd, éen kamp, éen worsteling met Christus als het hoofd der heilige geesten op deze aarde, en buiten deze wereld tegen satan als het hoofd van alle onheilige geesten onder menschen en duivelen.

Dit alles is duidelijk, breedvoerig en omstandig in de Evangeliën, in de Brieven en in de Openbaring ter onzer kennisse gebracht. Dit weten we, dit gelooven we en daarnaar hebben we on« doen en laten in te richten.

Maar hoe daarbij die werking van de onheilige geesten op onze menschenwereld toegaat, bleef voor ons in nevelen gehuld, zoodat ons slechts enkele vage trekken leiding bij onze gedachten geven.

Toch staat wel zooveel vast, dat drieërlei werking zich scherp genoeg onderscheidenlijk afteekent.

Er zijn werkingen uit de onheilige geestenwereld, die, zonder een bepaalden aanval, van zelf in de publieke opinie, in de levensgewoonten, in de zondige menschelijke natuur haar voor ons onwaarneembaar voertuig vinden.

Dit is het gewone, het alledaagscbe, het steeds doorgaande, dat als 't ware in de lucht zit, en waarvan we allen zekeren invloed ondergaan.

Er is een tweede, scherper werking, als een der vele booze geesten zich op den geest van zekeren kring of op den geest van een bepaalden mensch werpt. Soms doen dit meerdere booze geesten tegelijk. Denk slechts aan Jezus' gelijkenis.

En eindelijk is er een derde, nog scherper, ja, de scherpste werking, als satan niet een van zijn trawanten gebruikt, maar zelf zich ten strijde aangordt, om een hoofdslag in de geestenwereld te slaan.

Al naar gelang nu de tijden zijn, en de personen, treedt de eerste, de tweede, of de derde werking meer op den voorgrond.

Ge ziet het in Jezus' dagen.

Toen moest het hoofdpleit beslecht, en toen traden alle drie deze werkingen krachtig te voorschijn.

Satan zelf tegen Jezus en zijn apostelen, de booze geesten tegen de gekozen slachtoffers, en ds gewone werkingen in den breeden kring van heel 't volk.

Ontwijken hielp toen niet, schuilen ging niet.

De worsteling ging openlijk.

Zoo heel anders dan nu.

Toch heeft, en juist dit is voor ons zoo leerzaam, satan ook toen dat schuilen beproefd.

Petrus met zijn gevoelige inborst en zijn overspannen natuur moest daarbij als instrument dienst doen. „Zijn Jezus sterven aan het kruis! Dat nooit!" Enkel liefde voor Jezus was 't immers, deze ontzettende gedachte in Jezus zelf te bestrijden. En zoo lezen we, dat Petrus Jezus bestrafte, hem toevoegende: „wees u zelt genadig! Dit zal u geenszins geschieden!"

Hierin nu school satans werking. Petrus voelde het niet. Maar Jezus doorzag het onmiddellijk, en bestrafte nu op zijn beurt den discipel, die op zijn gevoel dreef in plaats van op het geprofeteerd bestel over den man van Smarte. „Satanas, ga achter mij! want gij bedenkt niet de dingen die Godes, maar die naar 't menschelijk gevoel zijn!"

Zoo won satan geen duimbreed. Jezus ontmaskerde hem terstond. Ook met zijn aanval uit de hinderlaag kon hij tegen Jezus niets vorderen.

Maar voor ons is dit gebeurde goud waard.

Het toont ons toch, dat ook onder de lief lijkste gevoelsvormen, als er schijnbaar aan geen boos opzet te denken valt, en als weden indruk hebben van zeer teedere wegen te bewandelen, niets minder dan een rechtstreeksche aanval van satan daaronder schuilen kan.

Hiermee is niet gezegd, dat satan u ooit, persoonlijk, zelf aanviel. Zeer wel mogelijk, dat hij er zich toe bepaalde u door een zijner ondergeschikte geesten te bewerken. Zelfs is het denkbaar, dat hij op u nog nooit anders inwerkte dan door zijn algemeene werkingen in de geestelijke atmosfeer.

Maar het gebeurde met Petrus toont dan toch dat ge u vergissen kondt. Dat er een aanval van satan zelf kon zijn, waar gij dat ia 't minst niet vermoeddet.

En in elk geval, dat het dagelijksch bidden: Verlos mij, verlos ons van den Booze! voor niemand onzer overtollige weelde kan zijn.

Van achteren, lang daarna, geheel objectief, een doorgestane verzoeking overdenkend, komt soms de vraag bij ons op: Is dit niet een aanval van satan zelf op mijn hart geweest, en was het niet mijn God die mij gered en verlost en bewaard heeft?

Dat zit niet altoos in de veraoeking tot éen d bepaalde groote zonde. Zie 't maar aan Petrus. Hij waande veeleer goed te doen.

Maar dit staat vast, wat aan de booze geestenwereld 't meest in den weg staat, is uw zoeken en tasten om nabij uw God te zijn, om in zijn verborgen omgang te leven, om inlevende, welbewuste gemeenschap met uw God uw pad te kiezen en uw weg door het leven te vervolgen.

Voor u is er, omgekeerd, geen vaster burcht, om tegen die onheilige invloeden in te schuilen, dan juist dat veel zijn nabij uw God, Reden waarom hij, satan, er steeds op uit is, die gemeenschap met uw God in uw hart te verstoren.

Dat gij den verborgen omgang met uw God ernstig zoekt, is voor satan juist een beweegreden, om op u een bijzonderen aanval te wagen, volstrekt niet altoos door u tot een groote zonde te verlokken, maar zeer dikwijls, als bij Petrus, door u afleidende gevoelswerkingen te geven.

Wees daarom op uw hoede.

Zoodra ge verkoeling merkt, zoodra ge bespeurt, dat, wat ook, u het zijn en blijven nabij uw God moeilijk maakt of verhindert, zie dan toe, aan wat invloeden ge onderworpen wordt, wat ongemerkte inwerkingen er op uw ziel plaats grijpen, en schud alles af, niet rustende, eer ge weer dicht nabij het hart van uw God uw schuilplaats hebt gevonden.

Aarzelen, treuzelen mag hier niet zijn.

Jezus brak plotseling, op staanden voet, de bekoring, en stootte Petrus met het eerste woord 't beste van zich af.

Satan, ga achter mij! Kort, krachtig en doortastend! Zoo alleen springt de strik, en kunt ge ontkomen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„Ga weg achter mij, Satan.“

Bekijk de hele uitgave van zondag 6 mei 1906

De Heraut | 4 Pagina's