Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Als gehoorzame kinderen.“

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als gehoorzame kinderen.“

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uwe onwetendheid waren. I Petrus I : 14.

Jezus wil dat we als de kinderen zullen worden.

De naam onzer hoogste & Gït is „kinderen Gods" te zijn; en het Abba, Vader! op de lippen is de zaligste, innigste, intiemste uiting van ons zielsleven in zijn gemeenschap met onzen God.

Vraagt ge nu, wat Jezus op het oog had, toen hij een kindeke in het midden der jongeren stelde, en sprak: „indien ge niet wordt als dit kindeke, ge zult in het koninkrijk Gods niet ingaan, " — dan zij voetstoots toegegeven, dat op den voorgrond van Jezus' gedachte stond het stil-ontvankelijke van het kind.

Een nog door geen schoolwaanwijsheid bedorven kind, komt met geen eigen wijsheid aandragen. Het vraagt veel, en antwoordt liefst weinig. Het ziet en gluurt met wijd opgesperd oog, het luistert met open ooren. Het is voor indrukken uiterst ontvankelijk. Het neemt gemakkelijk in zich op. Het is een bloempje van het veld, dat wacht op dauw en zonneglans. Het is binnen in de wereld van een kind nog zoo weinig druk, en daarom staat 't in de drukke buitenwereld meer als een half-verbijsterde toeschouwer, dan als een die er zelf in mee leeft. Alleen als de „groote" menschen weg zijn, en 't kind alleen onder kinderen is, komt er de vogelennatuur, en trippelt het kind en springt het en zingt het en slaat het de vleugelen uit, zoo ver het kan.

En ZGG wil Jezus, dat ook wij tot het koninkrijk Gods zullen naderen. Niet met geestelijke drukte, niet met onze opgetaste wijsheid, maar met een ontvankelijk gemoed. Meer luisterend naar onzen God, dan dat we tot onzen God of over onzen God spreken. Half verlegen staande voor de heiligheden die zich in Gods koninkrijk ontsluiten. Inwachtende dat we begenadigd en steeds meer met genade verrijkt worden. En in alles den diepen indruk ontvangende, dat het groote werk in dat koninkrijk van een Ander uitgaat, dan van ons, en dat wij hoogstens van uit de verte kunnen meezingen, als de machtige Zanger in het eeuwig Hallelujah ons voorgaat.

Maar al staat dat stil-ontvankelijke, dat afwachtende en inwachtende, dat verwonderende en halfverlegene in de kindergestalte, waarop Jezus wijst, op den voorgrond, — het „als gehoorzame kinderen, " wat de apostel Petrus met zooveel nadruk aandringt, hangt toch rechtstreeks met dat stil-ontvankelijke saam, en drukt er het merk van echtheid op.

In de natuur is 't al één gehoorzamen. „Natuurwetten" noemt men dat, alsof er voor de schepping aller dingen een wetboek ware vastgesteld, waarnaar Gods majesteit alle ding tot aanzijn zou roepen. Maar het feit blijft. Geen star verlaat haar baan. Geen sneeuwvlok, of ze komt neer op de plek die voor haar bestemd is. Geen regendrop, of ze maakt dat bladeke, die grasspruit nat, waarheen God ze uitzendt. Onwil, ongehoorzaamheid, ze bestaan in de natuur niet.

Ook in de wereld van Gods goede engelen is 't al één vaardig passen op het bevel dat uit Gods mond uitgaat, en bitter duivelenberouw verscheurt eeuwiglijk het wezen der gevallen engelen, omdat ze het gehoorzamen niet hebben gewild.

In rijke gezondheid vindt een man, een gezin, een geslacht het loon van span-en veerkracht voor het stil en rustig gehoorzamen van wat 'smenschen natuur, in den naam onzes Gods, ons voor en over ons lichaam gebiedt, en het niet gehoorzamen aan dien wille Gods wreekt zich zoo bang en wreed in ziekte, ja, tot in de krankheid der geslachten.

Gehoorzamen is de sleutel tot het mysterie van zaligheid onder de geesten daarboven, maar evenzoo tot het mysterie van menschelijken welstand, welvaart en welbevinden hier beneden.

Een leger dat de kunst van het gehoorzamen kent, zegepraalt; een tuchteloos leger derft zijn glorie.

Een gezin dat orde door tucht kent, en 't gehoorzamen vanzelf volbrengt, bloeit, wint tijd uit, loopt vanzelf en is gelukkig. Een gezin met altoos tegenspreken, tegendoen, tegenpruttelen en daarom zonder orde en regelmaat, kwijnt en verarmt.

Kortom, gehoorzamen is een kracht ten leven, gelijk verzet, onwil en ongehoorzaamheid alle leven uit zijn voegen wringt.

Gehoorzamen is, schepsel in de hand van den Schepper zqn, en den zegen van wie 't alles schiep met volle teugen indrinken.

Gehoorzamen is eenswillend zijn met den goddelijken wil die 'tal beschikt. Het is rusten voor de ziel. Het is kalme tevredenheid, het is vrijuit ademen, zonder onnatuurlijken druk op de ademhaling onzer ziel.

Reeds in de samenleving der menschen is gehoorzamen de weg tot krachtsontwikkeling en klimming in waardij.

Gehoorzamen is de band, die als in bundels de menigte der menschen saambindt, ze verheft, ze saamhoudt, ze in een volksgeheel omzet, en daardoor tot iets groots bekwaamt.

In het gezin vangt dit aan. De man en vader hoofd, en daardoor man, vrouw en kroost tot één krachtig geheel saamgesloten. En datzelfde gaat van 't gezin over op een geslacht, op een stam, op een verbinding van stammen, op een volk.

Stammen die geen gehoorzaamheid kennen, gaan onder, en zijn een prooi voor machtiger stammen die de eenheid door tucht verstaan, en daardoor hun kracht weten te verdubbelen.

Het is de wet die gehoorzaamheid eischt, waardoor een groep van geslachten een volk vormt. En zulk een volk klimt in beteekenis naar gelang eerbied voor en gehoorzaamheid aan wet en gezag, den samenhang van het geheel stevigt, sterkt en staalt. En omgekeerd, waar eindeloozc straffen de wet te hulp moeten komen, en de geest van gehoorzamen uit het volk wijkt, boet het volk zijn innerlijke kracht, zijn samenhang, zijn eenheidsgevoel in, en wordt, als de worsteling der volken aanvangt, voor machtiger volk een gewilde en weerstandlooze prooi. Zelfs in den boezem van een volk gaan partijen zonder tucht te gronde en lossen zich op, en is omgekeerd aan groepen die het gehoorzamen verstaan, deeere beschoren, hun beginselen te doen zegevieren. Scheepvaart zonder tucht aan boord, zonder „een schipper naast God schipper op zijn schip, " is op den oceaan ondenkbaar. Wetenschap zonder het gehoorzamen aan de wet des denkens en de eischen aan degelijk onderzoek gesteld, ontaardt in waanwijze liefhebberij. Taal zonder taal tucht verteert zich zelve. Kunst zelfs zonder kunstenaars, die het gehoorzamen aan de regelen van den Oppersten Kunstenaar verstaan, kan zich nooit tot het firmament van het eeuwige schoon opheffen.

Gelijk in de natuur, zoo in alle menschelijk leven rust het alles op, tiert het alles door gehoorzamen.

Gehoorzamen is in alle menschelijk leven het mysterie van kracht, bloei en volsta, ndig gedijen.

En hoe zou het anders zijn in ons leven voor onzen God.' Op dat heilig terrein, waarop we ons rechtstreeks voor den wil des Eeuwigen geplaatst zien.

Ge zult, zegt de apostel, „den geloove gehoorzaam zijn; " ge zult „het Evangelie gehoorzaam 7A]I\ ; " ge zult „van harte gehoorzaam zijn der gerechtigheid; " „alleen dengenen die hem gehoorzaam zijn, is Christus een oorzaak der eeuwige zaligheid geworden." Daarom zullen we „onze gedachten gevangen leiden tot de gehoorzaamheid van Christus." De „gehoorzaamheid en de besprenging door het bloed van Jezus Christus", zijn voor Petrus onlosmakelijk saamverbonden. Christus zelf is tot de hoogste heerlijkheid opgeklommen, doordat Hij „gehoorzaamheid geleerd heeft." Als kinderen uw ouders, als dienstknechten uw heeren, als burgers in den Staat uw Overheden gehoorzaam zijn, niet om der straffe, maar om der conscientie wille, het moet alles voorschool en opleiding zijn tot die ééne allesomvattende gehoorzaamheid aan uw heerlijk Hoofd. Hetzij dat we leven, hetzij dat we sterven, we zijn des Heeren, d. w. z. zijn eigendom, zijn dienstknechten, voor Hem alleen bestaande, en aan Hem tot eerbiediglijk, volstrektelijk en nooit eindigend gehoorzamen geroepen. In het Vaderhuis daarboven is het „gehoorzamen als geliefde kinderen, " de vanzelf onovertreedbare huisregel, de rythmus van het zalig zijn.

Gehoorzamen aan uw God, is het te niet doen, het vanzelf wegvallen van alle zonde, de krachtig trekkende zenuw van alle zedelijk leven, de springveer van alle heilig bestaan. Wie in zijn bidden gehoorzaamt aan hooger wil, bidt het gebed dat verhooring met zich brengt. Wie gehoorzaam is als een lief kind ran zijn God, vindt den verborgen omgang met zijn God voor zich ontsloten. Wie niet tegenstreeft, maar in gehoorzaamheid meestreeft, voelt allen scheidsmuur tusschen zich en zijn God wegvallen.

Gehoorzaamheid, de macht die de natuur samenhoudt, en de macht die onze menschelijke samenleving hoog iioudt, is tevens de genadeband, die om OP Ï leven met onzen God geslagen, dat leven tot een nu reeds vooruit genieten van den Eeuwigen Sabbath maakt.

En daarom schoof Jezus in het Onze Vader tusschen de bede voor Gods Naam en Koninkrijk, en de bede voor onze lichaamsen zielsnooddruft, die ééne allesbeheerschende bede in: maak ons aan U gehoorzaam, gelijk uw engelen en uw gezaligden U daarboven gehoorzamen. „Uw wil geschiede, gelijk in den hemel alzoo ook door ons op aarde!”

Nu is er in uw hart een andere veer, die gedurig daartegen opspringt. Dat begint bij het kind reeds, als het dreint en tegenspartelt. Dat wordt bij den knaap een koelen van lust aan het plagen van zijn meerdere. Dat gaat over in zucht om wat verboden wordt, juist te willen. Bij den man heet dat, geen slaaf te willen zijn. De lust gaat in opzet over, om wet en gezetten regel te ontduiken. Eigen wil weerstaat den gemeenen wil, en in alle revolutie poogt die eigen wil omver te werpen de hooge macht die den gemeenen wil draagt.

Die opspringende veer van verzet en weerstand is de zonde in ons. Men wil niet onderworpen zijn. Het moet niet zijn. God die heerscht, en wij die, als creaturen, ons voegen naar zijn wil, maar wij als hooge menschen zullen heerschen, en God zal zich moeten voegen naar ons.

Wie kind van God wil zijn, zal eens als koning heerschen en tot priester gezalfd zijn. Maar wij willen heerschen zonder eerst kind te zijn geworden. Daarom brengt alleen wedergeboorte tot de gehoorzaamheid desgeloofs. Dan gaat om de springveer der zonde de slag, en de yeer der Pfenade springt op.

Maar zelfs in dien gensaestaat raakt ons ik nog telkens aan die springveer der zonde, om ze te laten trillen. Verleiding komt, en we geven toe. Dan gehoorzamen we weer niet, en vallen in zonde. De wereld trekt weer af en de gehoorzaamheid heeft uit, en we vervreemden van onzen God.

Tot .... de reactie der genade komt. Die reactie maakt dan weer nederig, brengt ootmoed, en we gehoorzamen weer.

En als we dan weer gehoorzamen kunnen, dan danken we, als verlost van een macht die ons bezet hield.

Want niet-gehoorzamen aan God is altoos gehoorzamen aan de booze macht.

Buiten gehoorzamen kunt ge niet.

En de eenige vraag die voor heel uw leven beslist, is altoos maar: Gehoorzamen aan uw God, aan uw Vader die u liefheeft, of, ... gehoorzamen aan de wereld, aan de zonde, en in den diepsten grond aan satan, die u niet lief heeft, maar u haat met daemonenhaat, en het toelegt op uw verderf.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1906

De Heraut | 2 Pagina's

„Als gehoorzame kinderen.“

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1906

De Heraut | 2 Pagina's