Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Die niet blijft in al“.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Die niet blijft in al“.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want zoovelen als er uit de werken der wet zijn, die zijn onder den vloek; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgene geschreven is in het boek der wet, om dat te doen. Gal. 3: 10.

Opgegroeide menschen van fatsoenlijker leven zijn gemeenlijk zelfvoldaan en over zichzelf tevreden. Kinderen, en jong volk, krijgen gedurig vermaan en worden op de vingers getikt, en dat onderhoudt het besef dat ze er nog niet zijn. Maar zijn de leerjaren voorbij, en rekent men alleen met de „groote menschen" dan houden verreweg de meesten zichzelf voor goed. Losbollen en roekelooze uitspatters zijn natuurlijk uitgezonderd, maar gewone, nette, ordentelijke, fatsoenlijk-levende lieden worden gehouden, en houden zichzelf, nog wel niet voor volmaakt, maar toch voor braaf en onberispelijk. Lieden waarop niets te zeggen valt, en op wie men anderen als voorbeeld wijst.

Ovrer zonde, over schuld, en daarmee saamhangend, over genade en verlossing, spreekt men bij zulk een gemoedsgesteldheid uiterst weinig, bijna niet. Soms betrapt men zich nog wel op kleine gebreken, maar die zal men zelf wel afleeren. En in elk geval, dat zijn kleinigheden, die de deugdelijkheid van de persoon niet raken. Dat is een enkele rups die langs blad en tak kruipt, maar de boom is goed. En wel ontmoet men soms in zulke kringen ook fijnere geesten, die een hoogeren maatstat aanleggen, soms zelfs zeer pessimistisch over zichzelf denken, en niet zelden buitengemeene kracht oefenen om enkele sporten hooger op de ladder te komen, maar bij dezulken is gemeenlijk philosophic, mystiek of ascetiek het allesbeheerschende, en komt 't juist daardoor tot een gang naar Golgotha toch nooit.

Wat Jezus betuigde, dat hij gekomen was niet om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekeering, en dat niet de gezonden, maar de kranken den medicijnmeester van noode hebben, is nog steeds op onze eigen maatschappij van toepassing.

Men spreekt niet meer van „rechtvaardig"; dat was een term uit het Joodsche leven; men spreekt thans van een ordentelijk, een solied en een voorbeeldig man. Maar de zaak blijft één. £n toen én nu is de maatstaf valsch, die wordt aangelegd. Gemeten naar dien valschen maatstaf, schiit men bijna niet te kort. En daarom kan „de arme zondaar" niet aan het woord komen, en blijft het, wat dezen breeden kring aangaat, om Golgotha leeg.

Alleen, beeld u niet in, dat ge met onder de „belijders" te komen, van die zelfvoldaanheid af zijt.

Zelfs heeft de kerk ook in dezen kring soortgelijk zelfbesef bestendigd. Immers, tenzij er uitspattingen voorvielen, kan zoo goed als ieder een attestatie bekomen, waarin door de kerk getuigd wordt, dat hij „onberispelijk is in belijdenis en wandel". En juist die uitdrukking beantwoordt vrij juist aan wat tal van belijders van zichzelf denken, of beter gezegd nog, van zichzelf gevoelen.

Denken en gevoelen toch is hier niet 't zelfde. In zijn denken spreekt de Catechismus meê, eu dan erkent men een zondaar voor God te zijn, en alleen door genade zalig te zullen wor den. Maar wat men erkent en in zijn belijdenis toegeeft, is daarom volstrekt aog niet 't zelfde als wat men in zijn persoonlijk besef van zichzelf gevoelt. En wat in dat zelfbesef, en in dat gevoel spreekt, merkt ge dan 't best, als er eens een aanmerking op iemands doen en laten gemaakt wordt, en de aangerande soms vrij luid en driftig voor zijn onverbeterlijke braafheid opkomt.

Vraag zulk een, of 't dan niet waar is, wat de apostel neerschreef: „Vervloekt is een iege lijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet om dat te doen". En vraag hem in de tweede plaats, of hij dan beweert in alles aan Gods heilige ordinantiën trouw te zijn gebleven, en hij zal u toevoegen, dat dit niet zoo met 'em is. Maar dit raakt weer alleen zijn denken, niet zijn innerlijk zelfbesef. In al wat de wet eischt blijft niemand. Dat is dus ook van hem niet te vergen. Het leven moet genomen worden zooals 't is. Ge moogt hem niet met een engel, ge moet hem met andere men'chen vergelijken. En legt ge dien maatstaf aan, wat hebt ge dan op hem aan te merken.

En door dien sprong van al wat God eischt op wat ge bij andere menschen waarneemt, is de conscientie weer gesust.

Nu kan hier een min goed lezer inloopen. Ge kunt iemand hebben, die werkelijk, niet alleen met zijn denken, maar in zijn verborgen ik diep, tot op den bodem der ellende, voor den heiligen God in de schuld is gevallen; die den vloek heeft gevoeld, en onder dien vloek heeft gesidderd; en die daarbij den dood in zijn hart voelend, zich heeft opgericht aan het Kruis, en zoo uit dien zielsdood is overgegaan in 't leven.

Ge kunt te doen hebben met iemand, bij wien tendeze alle zelfbedrog wegviel, en wiens hope voor nu en eeuwig eeniglijk staat op het Lam Gods, dat ook zijn zonde wegdroeg.

Zulk een kan leven uit enkel genade, en er nu eiken morgen en eiken avond zijn God voor danken, dat hij, zwak als hij is, door loutere ontferming buiten verleiding en verzoeking bleef, of, kwam hij er in, door loutere genade er in werd staande gehouden.

Hij kan als een kind van zijn God zijn, die in den leiband van zijn hemelschen Vader loopt, en innig gelukkig is, dat zijn God hem zoo verrassend bewaart, en in zoo goeden gang hem staande houdt.

Inwendig bezwijkt hij dan wel, maar hij is er dankbaar voor, dat hij den Naam zijns Gods niet te schande maakte, en dat hij voor 't oog der wereld zijn belijdenis niet onteerde. Maar al lijkt dit 't zelfde, 't is feitelijk toch zoo heel iets anders.

Bj hem geen oogenblik het ingebeelde ik, dat hoog opspringt. Bij hem geen spoor van die geraaktheid en geprikkeldheid, als hij een aanmerking op zijn doen of laten hoort. In het hart van zulk een staat Dagon niet meer op zijn voetstuk, maar ligt vergruizeld op den grond.

Ginds een, die roept: Zie eens hoe fier ik zwemmen kan, voor mij geen gevaar! Maar in zulk een ziet ge een drenkeling, die door zijn Heiland gegrepen, zich gered voelt, en zoo op het droge kwam.

Het getuigenis der kerk, in dien zin opgevat, beduidt dan ook niet: Toonder dezes is een pronkjuweel van deugd en braafheid, inaar: Zie hier een man, die door de genade zijns Gods bij burgerlijke braafheid genadiglijk bewaard werd. Niet hem, maar Gode tot eere betuigt de Kerk, dat hij onberispelijk bleef in belijdenis en wandel.

Uitgangspunt blijft ook hier de vraag, of ge uw God gehoorzaamt, u aan uw God onderwerpt, en diep in de ziel verstaat, dat ge bij al uw doen en laten het gebod, de ordinantie, het bevel van uw God te volbrengen hebt, en te leven hebt naar zijn heiligen wil.

Zoo algemeen genomen nu stemt ieder dat toe, en althans m den kring der geloovigen zalnie mand opstaan, die ruwweg Gods Souvereiniteit loochent, en zeggen durft, of zou willen zeggen: Ik heb mijn God niet te gehoorzamen.

Maar neem het nu scherp, en zeg: Gehoorzamen in alles, in het groote en in 't kleine; in wat openbaar en in wat verborgen is; in uw daad en in uw; woord in uw levensuiting en in uw innerlijke overlegging; in uw zinnen en peinzen; in uw verbeelding en in uw voorstelling; kortom in heel uw existentie, steeds, zonder uitzondering, zóó zijn tn zóó verkeeren, als Gods heilige wil wil, dat zijn creatuur, zijn mensch, zijn verloste, zijn kind voor Hem verkeeren zal, — en opeens ontspant zich de conscientie en zoekt lucht in de verzekering: Dat kan, dat doet niemand, en zonder 't te zeggen, voegt men er in de stilte des harten dan bij: Dat vergt God ook van mij niet. Hij weet wat maaksel ik ben, gedachtig zijnde dat ik stof ben.

En dit kan goed loopen, mits het Kruis er tusschen sta, en mits ge erkent: ik kan niets. Al wat ik volbreng, doe ik enkel door genade. Het kan ricbtig zijn, mits ge voelt, wat een klein begin van waarachtige gehoorzaamheid er nog pas in u opwerkt, en zoo ge met heimwee uitziet naar dat beter en hooger leven, waarin de volle gehoorzaamheid komen zal.

Maar 't gaat ganschelijk mis, en het onder mijnt uw geloof, zoo ge met uw toestand vrede hebt, en u inbeeldt, dat ge met uw zeer gebrekkige gehoorzaamheid eigenlijk reeds zijt waar ge wezen moet, en het goede dat dan nog in u is, aanziet, niet als iets dat uit God in u nederdaalde, maar als iets waarmee Gij uwerzijds voor uw God verschijnt, en waar ge bij uw God meê uitkomt.

Dan toch kort ge Gods gebod in, verkleint zijn ordinantiën, vervalscht zijn wil, en breekt af zijn heilige souvereiniteit.

Vervloekt, zegt de Schrift, is een iegelijk die niet in alles gehoorzaam aan zijn God blijft. Die vloek is het ingaan van Gods heiligen, hoogen, volkomen wil tegen uw zondig en gebrekkig zielsbestaan. En gij zet dan dien vloek, en met d dien vloek Gods wil, terzijde, om er uw uiterst gebrekkig volbrengen als maatstaf voor in de plaats te schuiven, en dien nietszeggenden maatstaf aan uw God op te dringen.

En waarop nu komt dit anders neer, dan op een overbodig maken van het Kruis; opeen te niet doen van 't Verlossingswerk? Of liever, hierop, dat ge dit alles in i'w Catechismus en uw denken wel staan laat, maar er in uw zelf-besef niet mee rekent, en buiten het Kruis om uw conscientie stilt.

Zeker, we worden gered alleen door het geloof , maar wie het gehoorzamen, het gehoorzamen in alles, als onafweerbaren eisch te niet doet, haalt juist den grond onder zijn geloof weg.

Amsterdam, 26 Oct. 1906

De behandeling van de Tien geboden zal met dit jaar in de Heraut ten einde loopen. Van I Januari 1907 af zal een nieuwe artikelenreeks, van de hand van Dr. A. Kuyper, worden opgenomen, onder den titel: Pro Rege.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1906

De Heraut | 4 Pagina's

„Die niet blijft in al“.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 oktober 1906

De Heraut | 4 Pagina's