Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kunst om de kunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kunst om de kunst.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Amsterdam, 28 Dec. 1906.

Aan elk zijner schepselen schonk God een eigen levenswet. Ook de wereld der kunst bezit daarom haar eigen normen, waarnaar ze beoordeeld zijn wil. Of iets schoon is of niet, kan niet beslist worden door uw zedelij kheidsideaal of waarheidsgevoel. Een leugen kan schoon zijn door het schitterende kleed waarin de kunst haar hult. En hoe ernstige bezwaren ge uit zedelijkheidsoogpunt moogt inbrengen tegen Zola's pornografische romans, ge moet toch erkennen, dat Zola het beste Fransche proza schreef van onzen tijd en meester was niet alleen in detaiiteekening maar ook in machtige conceptie van het geheel zijner psychologisc'ne schilderij. De dynamietbom, waarmee de anarchist een paleis in de lucht laat vliegen, kan uit technisch oogpunt volmaakt zijn en de bewondering van elk ingenieur opwekken, hoe scherp ge ook het misbruik laakt dat van die bom is gemaakt. Ea zoo is het ook hier. Ge moet streng scheiden tusschen het aesthetisch oordeel, dat alleen over den kunstvorm gaat, en het ethisch oordeel dat den inko7id raakt, en beslist of iets goed en slecht is in zedelijken zin. Dat alleen het goede schoon is is niet waar. Ook het slechte kan schoon zijn; men spreekt zelfs van een „beauté du diable". En hoeveel bezwaren ge van uw christelijk standpunt tegen de „nieuwe letterkunde" in ons land moogt inbrengen, omdat ze bij voorkeur het gemeene en wulpsche schildert en niet zelden tot godslastering vervalt, als kunstuiting kan ze daarom toch zeer hoog staan. Niet altijd heeft onze Christelijke pers dit genoeg in het oog gehouden, wanneer ze deze nieuwe letterkunde critiseerde. Haar protest tegen den inhoud was rechtvaardig; haar oordeel over den kunstvorm niet altijd.

Zelfs aarzelen we niet nog verder te gaan en het betrekkelijk recht te erkennen van het zoogenaamd realisme, dat in de nieuwere kunst den toon aangeeft. Alle kunst bloeit uit de realiteit van het leven op. De kunst kan nooit in absoluten zin scheppend optreden, want dat is het privilegie van God alleen, die roept de dingen die niet zijn, alsof ze waren. De kunst blijft, zelfs in haar stoutste scheppingen toch altijd gebonden aan de wereld van het bestaande; daaruit kiest ze haar klanken en rythmen, haar kleuren en lijnen, haar beelden en voorstellingen.

Toch bestaat de kunst daarom niet in bloote copie, in nabootsing alleen van natuur en menschenleven. Een muziekstuk, dat niet anders zou weergeven dan de verwarde geluiden van een slagveld, het donderen der kanonnen, het getrappel der paardenhoeven, de juichkreten der overwinnaars en de smartkreten der gewonden, zou geen hooge kunst zijii, Di nieuwere richting, die vaak haar kracht zoekt' in een microscopisch getrouwe reproductie van natuur-of menschenleven, degradeert daarom de kunst. Wanneer ge een phonograaf opstelt op de vischmarkt en deze laat opteekenen het schelden van visch-wijven. om straks met schor geluid op uw kamer woord voor woord dit twistgesprek u te laten herhalen, dan hebt ge ook „het leven op de daad zelf gegrepen", maar van kunst is hierbij geen sprake. Ea of ge dit mechanisch doet door een phonograaf, dan wei doordat een onzer nieuwer wetsche schrijvers weken lang in de achterbeurten ronddwaalt, om daar in het platste dialect de liederlijke gesprekken van boeven en straatdeerns op te teekenen en stra'Ks als hooge kunst in een realistische roman u voor te zetten, maakt in den grond geen verschil.

Reproductie zonder meer is nooit kunst. Ge kuat dat het beste gevoelen, wanneer ge een photographic bij een geschilderd portret vergelijkt. Bij beide is het te doen om het beeld van een persoon u te geven, maar de photographic blijft een handigheid, het schilderstuk alleen is kunst. Zeker geeft de photographie getrouwer en precieser het origineel weer; eik rimpeltje, vlekje, puistje, haartje op het gelaat, vindt ge op de cliché terug. Maar de schilder alleen vermag achter die zichtbare realiteit door te dringen tot het leven der ziel, dat uit die oogen, uit de trekken van het gelaat, uit heel het wezen spreekt. De echte schilder is daarom niet tevreden met een model dat poseert; hij wil geestelijk met u in relatie komen, uw zieleleven leeren kennen, voordat hij uw gelaat als spiegel der ziel teekent. Zoo doen het de groote meesters, en Prof. Dake heeft wel terecht als de groote verdienste van het portret, onlangs door Israels van Prof. Rutgers geschilderd, er op gewezen, dat Israels dezen hoogleeraar teekende als het belichaamde type van dat Calvinisme, dat spreekt omdat het gelooft en dat zijn geloofsovertuiging niet prijs geeft, al moest de brandstapel worden beklommen.

De kunst bestaat dus nooit in nabootsing der werkelijkheid alleen. Er komt altijd een persoonlijk element bij. Het is de kunstenaar die ons weergeeft de impressie, die de werkelijkheid op hem maakte, We zien als 't ware met zijn oog, we hooren met zijn oor de wereld om ons heen. Een glans van Goddelijk licht valt daardoor op die wereld, en juist die glans is het, die het weergeven tot een kunststuk maakt. Een prachtig berglandschap, hoe wonderschoon ook in zichzelf, door een slechten schilder weergegeven, houdt op een kunstgenot te bieden. En omgekeerd, als Israels in zijn „zoon van het oude volk" u een ouden jood teekent, met een uitdragerswinkel als achtergrond, dan is de werkelijkheid niet schoon, maar onooglijk vuil en vies, en het is alleen de visie van den kunstenaar, die de schoonheid er aan geeft.

Het realisme in gezonden zin behoeft daarom niet te worden afgekeurd, want dit realisme wil niet anders zeggen, dan dat men het leven weer wil geven zooals het is. Onze HoUandsche schilderschool kenmerkt zich zelfs door dat realisme, in tegenstelling met het idealisme der Italiaansche school. Daar vindt ge slanke vrouwen, statige madonna's, bleeke heiligen, etherische engelengestalten. Bij ons den stier van Paulus Potter, den schuttersmaaltijd van Van der Helst, den St. Nicolaasavond van Jan Steen. Het leven, het volle rijke menschenleven met zijn heroïsme en dwaasheid, zijn trotsche regenten en joelenden kermispret, zijn hoogsels en diepsels wordt mannelijk, kloek weergegeven door onze HoUandsche schilderschool. Aan die ferm gebouwde mannen en vrouwen, die ge in ons Rijksmuseum vindt, is niets etherisch; het zijn menschen van vleesch en bloed, menschen van gelijkQ beweging als wij, eer krachtiger en sterker geteekend ook in hun hartstochten en passiën, dan vveggedoezeld in een aureool van onbereikbare heiKgheid.

Op dat realisme van onze HoUandsche schilderschool wijzen we met opzet, omdat we handhaven dat dit realisme voor een niet gering deel te danken is aan den invloed van het Calvinisme. Waarmee natuurlijk niet bedoeld is, gelijk men ons wel eens spottend heeft nagegeven, dat deze vroolijke en luchthartige schildersbent voor eigen geloofsbelijdenis beslist Calvinistisch was. Maar wel, dat ze leefden en werkten te midden van een volk, waarvan het type door het Calvinisme gevormd was en ze, vaak ongemerkt en onbewust, den invloed van het Calvinisme hebben ondergaan. Rome's geringschatting van het natuurlijke leven en bewondering voor het ascetisch ideaal vindt in de Italiaansche school haar uiting; het Calvinisme eert in het natuurlijke leven een rijke gave Gods, en wekt daarom ook in den kunstenaar den aandrang om dat natuurlijke leven weer te leven.

En evenmin als in de schilderkunst, wraken we het realisme in de literatuur. De letterkunde, die alleen zedekundige romans leverde met brave Hendrikken en zedige Maria's, zou niet alleen aan eigen verveling sterven, maar ook onwaar zijn. De Heilige Schrifc staat ook daarom zoo ontzaglijk hoog, omdat ze in onovertroffen naïviteit u de menschen teekent, niet zooals ze zijn moeten, maar zooals ze zijn, met al hun gebreken, zonde en ellende. Volmaakte heiligen zijn even zeldzaam als tot duivel geworden misdadigers. En de kun.st, die het werkelijke leven heeft weer te geven, kan en mag den mensch niet anders teekencn dan zooals bij werkelijk is, ook met zijn passiën en zonden. Dat men daarbij zelfs tot in onze achterbuurten en sloppen doordringt om het leven der armsten en ellendigsten te bespieden, kan op zich zelf eveiïinia worden afgekeurd, als dat ge een Rembrandt het euvel duidt, wanneer hij iijn j identypen uit den achterhoek schildert, of een Jan Steen, wanneer hij ons den verloren zoon teekent, die zijn goed door^ brengt met de hoeren. Mits het u daarbij maar niet te doen is om met de oververïadigitig van den modernen cultuurmensch een ziekelijk genot te scheppen in de ruW' aeid en gemeenheid der iaagstgezonkenen, tnaar, gelijk een Rembrandt en Jan Steen het zoo wonderschoon deden, om als met goddelijke ironie te lachen over de dwaas heid der zonde of ook in die schipbreuke' lingen van het leven den mensch u te doen gevoelen en uw medelijden wakker te schudden over al de jammer en ellende, waaronder het menschelijk bestaan gebogen gaat.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1906

De Heraut | 4 Pagina's

De kunst om de kunst.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 december 1906

De Heraut | 4 Pagina's