Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Verstaat welke de wil des Heeren zij.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Verstaat welke de wil des Heeren zij.”

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat welke de wil des Heeren zij. Efeze 5 : 17.

Telkens en telkens plaatst het leven ons voor de pijnlijke vraag: Wat wil de Heere dat ik doen zal? Wat weg zal ik bij den tweesprong inslaan? Wat moet ik doen om gehoorzaam te wezen? Wat eischt het geboddes Heeren, opdat ik mij onderwerpe aan mijn God? Bij een levenskeuze waarvoor ge te staan kont, vraagt elk kind van God allereerst, wat wil de Heere dat ik doen zal. In den gewonen gang van het leven drukt noch benauwt ons dit. Onze weg ligt dan meest klaar voor ons. Bij verleiding die ons ontmoet, weten we terstond, wat God van zijn kind eischt. We komen dan voor geen andere vragen te staan, dan die we reeds zoo dikwijls hadden te beantwoorden. In zulke vraagstukken hebben we zoodoende allengs een oplossing verkregen, waaraan we ons nu voortaan houden. Bij besliste zonde, waartoe men ons verlokken wil, spreekt de conscientie. En zoo gaan er dagen en soms weken voorbij, dat de vraag: Wat wil de Heere dat ik doen zal? ternauwernood bij ons opkomt.

Maar zoo blijft het niet. Ook ons Is/en heeft wrongen en knoopen, die we te ontwarren hebben. Oogenblikken waarin we voor vragen staan, die zich voor 't eerst aan ons voordoen. Voor vragen, die ons dwingen tot een keuze. Tot een keuze waarVEn èn voor onszelf èa voor anderen zoo buitengemeen veel afhangt. En ook dan is het voor een kind van God natuurlijk de eerste vraag: Wat wil de Heere dat ik kiezen zal? maar juist op dit vraag wil dan 't klare antwoord niet altoos komen. Dan wordt ge geslingerd. Nu eens neigt ge naar links, dan helt ge naar rechts over. Steeds sterker spant u de onzekerheid. Er zijn voordeden hier ea voordeelen daar. Gods heilige wet geeft geen vaste uitwijzing. £a al sterker en dringender wordt dan 't roepen en smeeken als van David: „Onderwijs mij, Heere, van den weg dien ik gaan zal." Doch niet alleen bij levenskeuzen, ook bij beslissing op geestelijk en zedelijk terrein kan gelijke onzekerheid de ziel benauwen. Er wordt dan zelfs onder de broederen getwist, of dit wel mag en of dat niet tegen Gods gebod ingaat. Denk maar aan al de twistvragen, die opkwamen uit het derde en vierde gebod, en voorts aan al de ascetische vragen, hoe men te staan heeft tegenover genot en vermaak en in zich zelf onschuldige genietingen; tegenover lot en spel; tegenover zang en muziek. Al te gader vragen, die men koud en koel als twistvragen beredeneeren kan, en die dan het hart niet raken; maar vragen die den teedere van conscientie voor de practijk in zeer ernstige bezwaarnis kunnen brengen, en de beslissing wat God in zulk geval wil, zoo pijnlijk kunnen doen drukken.

Van wien zal dan in zulke donkere oogenblikken het licht u toekomen? Velerlei weg wordt dan gemeenlijk ingeslagen, om de plek te vinden waar 't licht schijnt. Men zoekt licht in het gebed, licht in het Woord, licht bij anderen, licht bij het toeval, licht bij zijn eoiscientie, licht bij zijn gezond verstand. Gebed en smeeking liggen 't meest voor de hand, en in zulk bidden woelt dan de stille verwachting of het God believen mocht door een bijzonder iets, dooi een onverwachte ontmoeting, door een onvermoed teeken, zulk een duidelijk-sprekende aanwijzing te geven, dat de strijd uit heelt, en we klaar zien, wat we doen moeten. En stellig is zulk een gebed niet ongeoorloofd, en wordt het meermalen verhoord. Alleen, we hebben geen recht 't te eischen, en in verreweg de meeste gevallen blijft de verhooring om zulk een teeken uit.

Zoekt men dan licht bij het Woord, zoo komt men meestal te laat. Het Woord is geen boek met too verformules. Het Woord moet dag in dag uit, zooals Ezechiel zegt, worden gegeten en verteerd. Dan leven wij in het Woord in, en het Woord in ons, en dan straalt vanzelf 't licht van 't Woord bij pijnlijke vragen op or zen levensweg. Maar wie dit verzuimde, en dan, staande voor een moeilijk geval, het hem vreemde Woord opslaat, om het raadsel op te lossen dat hem kwelt, komt veelal teleurgesteld uit. Voor zulk-een is het Woord verzegeld, en wat hij dan op den tast af in dit of dat vers als antwoord waant te lezen, komt maar al te dikwijls op zelfbedrog neer.

Licht bij anderen zoeken is regel en eisch. Ervaring is leermeesteresse. Ouderen van jaren en teederen van consicentie hebben allicht voor soortgelijke vraagstukken gestaan, als ons beknellen. En wat ligt dan meer voor de hand, dan vertrouwelijk raad te zoeken. Raad bij levende personen, en raad in geschriften van wie reeds ter zaligheid zijn ingegaan.

Bedenkelijker is bet roeken van het licht bij het toeval. Zoo licht mengt zich hierin bijgeloof, een soort neiging tot de waarzeggerij. En wel is het niet buitengesloten, dat ge uw God om aanwijzing vraagt, 'tzij door het lotte werpen, öf door de Schrift op een bepaalde bladzijde op te slaan; maar hiertoe mag nooit gegrepen, of alle ander middel moet zijn uitgeput, en nooit anders dan na zeer ernstig gebed.

Licht is er ook zeer stellig bij de conscientie te vinden, zoodra er althans een zedelijk of geestelijk belang in het spel is. Mits ge maar niet uw conscientie voor een zedewet aanziet, maar in uw geweten de overtuiging zoekt die uw God, die uw hart doorzoekt, in dit hart aan HV/ hoogt r bedoelen geeft.

En zeer zeker moogt ge ook uw gezond verstand niet buiten rekening laten. Om de hoogere genade, die ge inroept, moogt ge de vrucht der Gemeene Gratie niet als onnut verwerpen. Scherp en ernstig hebt ge het geval waarvoor ge staat, in en door te denken, en de gevolgen er van, als ge zus of zoo kiest, na te gaan. Ook uw redelijk wezen in u is een gave die ge van uw God ontvingt, en al naar ge met uw redelijk verstand voelt en inziet, dat ge uzelf verlaagt, of als man van eer verhoogen zoudt, hebt ge uw keuze te richten.

En toch is er nog iets anders, en juist op dit andere wijst de apostel zoo met nadruk, als hij aan de heiligen te Efeze toeroept: Christus sal over u lichten. Wie kind van God is, is in Christus, hoort bij Christus, en wordt door Christus als zijn Hoofd geleid. En op grond hiervan zegt de apostel: „Ziet dan toe hoe ge voorzi"htiglijk wandelt, niet als onwijzen maar als wijzen. Koopt den tijd uit, dewijl de dagen boos zijn. En zoodoende zult ge niet onverstandig zijn, maar verstaan welke de wil van uw Heere, d. i. van Christus is." Ge gevoelt, hoe hiermee een heel andere, een veel diepere weg wordt ingeslagen.

Ge staat niet op uzelf. Ge zijt van Christus. Ge zijt zijn eigendom. Hij heeft u gekocht tot den prijs van zijn dierbaar bloed. En nu is hij uw Heer en uw gebieder, , die over u, over uw tijd, over uw gaven en talenten, over uw leven en over al uw levensverhoudingen te be schikken heeft. Zóó te beschikken, dat ge steeds te leven en te werken hebt in zijn dienst, voor zijn doel, voor zijn Koninkrijk, voor isijn verheerlijking.

En daartoe regeert die Christus u. Hij inspireert u. Hij drijft u aan. Hij houdt u terug. Hij richt en stuurt u. Gij zijt als een werktuig in zijn hand.

Zoo staat ge niet meer als een eenling met uw levenskeus op u zelf, maar ge zijt ingelijfd en opgenomen in de ééne groote wereldbewe ging, waarin de Christus den strijd met satan tot voleindiüg brengt. En zoo komt alles er voor u maar op aan, om in zoo nauwe, zoo innige, zoo teedere gemeenschap met uw Hoofd te blijven, dat hij waarlijk uw Hoofd is, en als uw Hoofd u leidt, en dat gij als' een klein lid van zijn mystiek lichaam vanzelf de goede be weging meêoc aakt, die voor Christus' eere en voor den welstand van zijn Lichaam noodig is. Ge staat dan niet op uzelf, maar ge vaart dan vanzelf mee in het heilig scheepke op de wereldzee, waarin hij aan het roer staat. Ge krijgt dan uw leiding, uw steun, uw richting vanzelf en ongemerkt, en het einde is, dat ge, zonder zelf precies te weten waarom en hoe, toch altoos de goade keuze doet, die Christus heeft gewild en die hem welbehagelijk is. Het is dan niet gebod op gebod en regel op regel, maar een vanzelf gaan in de goede richting, zooals de trekvogel zijn pad in de luchtgolven vindt.

Niet het beredeneerd verstand geeft dan den doorslag, maar wat u drijft is het heilig, Christelijk instinct. Christus in u. Hij de goede herder die voor u uitgaat, en gij volgende achter hem.

Niet alsof u daardoor het overleg en de raadpleging en het nadenken gespaard zou zijn, maar zoo, dat ge door dit alles heen toch tot een keuze komt, zonder dat ge zelf weet waarom, en dat ge van achteren op die keuze vrede hebt, omdat ge ontwaart, dat de hand van uw Heiland er u toe heeft geleid.

Verdieping van uw leven in Christus alzoo. Niet eerst, versta dit wel, op dat bepaalde oogenblik. Wie gemeenlijk buiten Christus zijn eigen weg gaat, komt teleurgesteld uit, zoo hij denkt: Nu zal ik mij voor dit geval eens in mijn Heiland verdiepen. Dat gaat niet op eens. Dat is het werk niet van één dag, üoaar van een in zijn heilige gemeenschap voortgezet leven. Maar was zoo uw leven, dan zeer zeker kunt en moogt ge in zulk een oogenblik van spanning door gebed en door vasten en door zoeken van de eenzaamheid, u«v Christelijk instinct tot sterker reageeren dwingen, om, zoo veel het kan, om met klare bewustheid zulke spannende dagen in de gemeenschap met uw Heiland te doorleven.

Geen nomisme, geen angstvallige wet-dienerij als onder Israel, heel iets anders treedt dan op den voorgrond: de heilige mystiek van uw leven in en met en onder uw verheerlijkt Hoofd. En bij al uw spanning weet ge dan dit zeker: Ten slotte zal ik kiezen, en die keuze zal goed zijn, want Jezus zal mij leiden. Immers dit staat dan op den voorgrond, dat heel uw leven eea leven in den dienst van Jezus is, en dat dus ook de pijnlijke ksnze waarvoor ge staat, niet buiten hem kan omgaan. Dat het anders tegen de zake van uw Heere zou ingaan, en dat het alleen zoo de zake uws Heeren dienen kan. Het kan dan niet buiten Jezus omgaan, maar is in he.el het heilig bestel van uw Heere en Koning opgenomen. En wel zoo, dat 't niet van u afhangt, maar dat Hij regeert, regeert ook in u, voorzoover ge in waarachtig geloof aan hem verbonden zijt.

De strijd, de worsteling wordt u daardoor niet gespaard. Die oefening des geestes is voor u onmisbaar en zal zedelijke winste geven. Maar in dien strijd zijt ge niet aan uzelf over gelaten. Hoe meer ge hem zoekt, in zijn heilige gemeenschap indringt, en uw eenheid met hem voelt, waakt het geestelijk, Christelijk instinct vanzelf op, prikkelt u, drijft u en leidt u, en als ge dan ten slotte uw keuze doet, beslist en handelt, dan hebt ge de geloofszekerheid dat uw keuze goed is gedaan, en dat zijn vrede er op rust.

Wat de wet predikt, smoort het zieleleven in wreede, angstige onzekerheid. Masr wie door den Geest van Christus geleid wordt, roemt in de vrijheid der kinderen Gods, en die vrijheid komt bij pijnlijke levenskeuzen juist daarin uit, dat we in de worsteling wel lijden, maar niet vreezen, en in de eindbeslissing des zeker zijn, dat onze Heiland ons niet verlaten heeft, maar heeft geleid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's

„Verstaat welke de wil des Heeren zij.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 20 januari 1907

De Heraut | 4 Pagina's