Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Vereenigingsleven.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vereenigingsleven.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

CHR. MEISJESSCHOOL TE JOGJAKARTA.

Kalm en rustig hier in Nederland zich bevindende, denkt men zoo licht, heel wat gedaan te hebben, als men met zijn bijdrage de zending geldelijk steunt. Vooral indien men dan in 't moederland, behalve van zijn geld, ook nog 'n heel klein weinigje van zijn krachten en gaven besteedt in den dienst van Gods Koninkrijk.

Maar hoe wordt men dan beschaamd, als men aandachtig nagaat wat er in onze verre Koloniën door onze vrienden en broeders gedaan wordt voor de uitbreiding van het Godsrijk op aarde.

Ginds kan van den moeitevoUen arbeid veelal niets anders gezegd worden, dan dat hij „die het zaad draagt, dat men zaaien zal, gaat al gaande en weenende", terwijl in zoo velerlei opzicht ten onzent reeds met gejuich de schoven in de schuren gedragen worden.

Voorzeker, ook hier is bitter geleden voor de zaak van het christelijk onderwijs en moeizaam gearbeid, maar de vruchten worden nu toch ook geplukt in de kostelijke ontwikkeling die bij dat onderwijs valt waar te nemen.

Hoeveel kinderen onzes volks zijn in dezen goddeloozen tijd niet door den arbeid der scholen met den Bijbel voor afglijden op den weg der zonde behoed en gevormd tot nuttige leden der maatschappij, die over de Christelijke traditiën waken.

Wat zou er van ons volk geworden zijn zonder de christelijke scholen? Voor de beantwoording dier vraag behoeft slechts verwezen te worden naar hetgeen de openbare school in onze dagen doet tot ontkerstening der natie.

Maar ginds in Indië heeft men heel wat anders te doen, dan over christelijke traditiën te waken. Daar moet niet een volk behoed worden voor ontkerstening, voor terug zinken in het heidendom — neen, daar moet een groot volk losgemaakt uit de omknelling van heidendom en mohammedanisme en geleid naar de zegenbrengende fonteinen van het christendom.

Maar toch, de regel die hier opgaat, geldt ook ginds, dat wie het kind heeft, ook het volk heeft.

En het mag voor iedere missie een levensvoorwaarde genoemd worden, te zorgen dat zij zoo spoedig mogelijk de kinderen des volks onder haren invloed krijgt.

Doch als dat eenmaal lukt, begint daarmee ook een arbeid zóó zwaar, dat het werk dat op onze scholen verricht wordt, er bijna niet mee vergeleken kan worden.

En toch, die arbeid moet gedaan, zal er ooit — misschien eerst bij een volgend geslacht — sprake van zijn, dat er tot eere van God met gejuich schoven kunnen binnen gedragen woren.

Ook onze missie op Java ziet het goed in, dat het onderwijs aan inlandsche kinderen een der allereerste \ereischten is voor het welslagen der zending.

Maar wat men van hieruit natuurlijk niet zou zien, bemerken wel zij, die ginds de hitte des daags en de koude des nachts verduren — n.l. dat men met het gewone onderwijs aan inlandsche kinderen niet bereikt den Javaanschen adel. Die adel is met name in Jogjakarta zeer invloedrijk en talrijk, doch zoo goed als geheel ontoegankelijk voor de gewone zending.

Ook de medische zending vermag in dezen niet veel. In hare hospitalen en poliklinieken komen bijna uitsluitend de armen en geriogen uit het Javaansche volk. Want de Javaansche aristocratie, de z g. prijaji's, vermengt zicii niet met het mindere volk, doch leeft geheel afgezonderd, zich houdende aan hare eigen zeden en gebruiken.

­ „En toch zijn de prijaji's de geroepen leidslieden van hun nog zoo onkundig volk; de aanzienlijken en grooten, tot wie de Javaan opziet met de diepe vereering, die aaa zijn mystiek-aristocracischen aard eigen is".

Wil dus de zending op Java slagen, wil zij met haren arbeid bereiken, dat de Javaansche samenleving gekerstend wordt, dan ihoet vq haar aandacht zeer ernstig gericht houden op die prijaji's, en trachten, hen voor het christendom te winnen.

Maar daartoe is dan weer in • de eerste plaats noodig, dat de kinderen van die oude aristocratie komen onder den invloed der zending.

En die methode wordt dan ook metterdaad gevolgd.

„Met allen lof gewagen wij hier van de school voor jongens uit den Javaanschen adelstand van den heer Horstman te Temanggoeng. Doch zelfs al rekenen wij deze school mede, dan nog is wat er gedaan wordt, niet meer dan een druppel in den oceaan".

Die overweging was het, die een der zendelingen in Jogjakarta er toe leidde in het begin van r905 een brief te schrijven aan Mejuffrouw J. H. Kuyper (vroeger hoofdverpleegster in het Petronella Hospitaal te Jogjakarta) behelzende het verzoek, pogingen in 't werk te stellen, om te komen tot de oprichting van een Christelijke School voor meisjes uit den Javaanschen adelstand aldaar.

Dat Mej. Kuyper, wier toewijding aan de zending genoeg bekend is, die pogingen gaarne deed, behoeft nauwelijks verfineld. Er kan echter dadelijk bij gevoegd worden, dat hare pogingen ook met den gewenschten uitslag bekroond werden.

De beide aanhalingen toch, die we ons hierboven veroorloofden, zijn ontleend aan het „Eerste Verslag van het Comité van Bijstand voor de Christelijke School voor Meisjes uit den Javaanschen Adelstand te Jogjakarta".

De vereeniging, waarvan de school — die i Januari 1907 geopend werd en staat onder leiding van de verdienstelijke] onderwijzeres Mej. H. J. Wellensiek — uitgaat, draagt den naam „Vereeniging voor Javaansche meisjesscholen te Jogjakarta".

Daar echter in Indië niet veel finantieele steun gevonden wordt, zorgt het genoemde Comité van Bijstand zoo goed als geheel voor de benoodigde gelden.

Bij het atdrukken van het verslag over 1906, dus medio 1907, waren er reeds 11 kinderen op de school geplaatst. Onderwijs wordt er gegeven in Bijbelsche Geschiedenis; Nederlandsche, Javaansche en Maleische Taal (Lezen en Schrijven); Rekenen; Aardrijkskunde; Handwerken; Teekenen en Zingen.

De begrooting over 1907 wijst voor vermoedelijke uitgaven voor de school aan een bedrag van / 2604 en voor ontvangsten/439.02, zoodat in Holland zal moeten worden bijgepast eene som van ruim / 2000.

Stellen we daar nu tegenover, dat de giften, tot Juni dezes jaars ontvangen, ruim ƒ 6000 bedroegen, maar dat aan contributiën hier te lande slechts ruim / 550 ontvangen wordt, dan is het allesïins begrijpelijk, dat htt Comi e van Bijstand het EbenHaezer aan het slot van zijn verslag neerschrijft, en er aan toevoegt:

„Vertrouwende op Hem gaan wij vol moed de toekomst — de toekomst van onze school in Jogjakarta— tegemoet", maar toch ook|het vriendelijk verzoek tot allen richt: „Helpt ons bij ons heerlijk werk, door ons jaarlijks te steunen met uwe gaviïn". (De onderstreping is van het Comité zelve!)

Als men denkt aan de berekening, die onlangs in de christelijke bladen de ronde deed en waaruit bleek hoe gering het bedrag is, dat in ons land per jaar en per hoofd voor de zending gegeven woidt, vooral als men een vergelijking maakt met andere landen, dan zal men zeker niet zegge», dat er al zooveel voor de zending gegeven wordt, maar liever eens gaan uitrekenen, of er niet op den een of anderen post van het jaarlijksch budget bezuinigd kan worden.

Met eenigen goeden wil kan dat vermoedelijk bij velen wel, en kan er door die bezuiniging bij den post „Voor de Zending" een nieuwe onderafdeeling gecreëerd worden:

„Voor de Meisjesschool te Jogjakarta".

Te ruimer zullen de giften kunnen vloeien, waar in dezen arbeid leden der Gereformeerde en Hervormde Kerken broederlijk saamwerken.

Om tot die vereischte saamwerking te geraken, werd door de leden van het Comité' van Bijstand en den Adviseur de volgende formule onderteekend:

„De ondergeteekenden, leden en adviseerende leden van het Comité van bijstand voor de Christelijke sthool voor Javaansche meisjes te Jogjakarta, verklaren bij dezen, dat zij, voor al hunne handelingen de school betreffende, zich binden aan de Heilige Schrot, aangenomen en verstaan gelijk zulks geschiedt in de formulieren van eenigheid der Gereformeerde en Hervormde Kerken in Nederland."

Moge dit voortreffelijk voorbeeld van saamwerking, waar mogelijk, steeds gevolgd worden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Vereenigingsleven.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's