Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. A. KUYPER Om de Oude Wereldzee I. Amsterdam — VAN HOLKEMA & WARENDORF.

Het tweede stuk van dit eerste deel opent met een hoofdstuk over: Het Joodscheprobleem Ik mocht er een vorig maal reeds op wijzen hoe dit hoofdstuk, het Ve van deel I, evenals het IVe dat van de Zigeuners handelt, eng verbonden is met die over Rumenië en over Rusland.

Onder het Joodsche probleem nu verstaat Di'> KuvPER „het probleem hoe de volkeren in wier midden de Joden wonen, zich ten opzichte van de Joden te gedragen hebben" p. 319.

Hij acht dit echter niet zoozeer een probleem voor het Westen, dan wel voor het Oosten, ook voor het Oosten van Europa.

„Voor het Westen zou het een ernstige misgreep zijn, indien men de burgerlijke of staatsrechterlijke positie der Joden ook maar in iets bedreigde. In het gemeen genomen is het commercieele talent van deze volken zeer wel tegen dat der Joden opgewassen en verrijken zij het nationale leven." p. 319.

„Heel anders daarentegen staat het Joodsche probleem in de landen van het Oosten, ie. wat bet aantal der Joden betreft, 2e. wat aangaat het strenge Joodsche isolement, 3e, met opzicht tot den lagen trap van cultuur, waarop in deze landen de Christenbevolking staat", p. 320.

En onverholen spreekt de geleerde schrijver, die door zijn „reis telkens met het Jodenvraagstuk, zij het ook in zeer wisselenden vorm, in aanraking kwam" p. 240, dan ook als zijn meening uit, dat in de landen van het Oosten, „een algeheele gelijkstelling van de Joden de nationale ontwikkeling niet bevorderen, maar bedreigen zou" p. 321.

Inzonderheid dit hoofdstuk getuigt van breede en diepe studie.

Vooraf gaat een kort overzicht van de tegenwoordige positie der Joden.

De statistische gegevens zijn ontleend aan het Engelsche Jewish Year book en in een breede reeks van cijfers wordt het gezamenlijk aantal Joden over de geheele wereld: ruim elf millioen; hun aantal in de verschillende landen en hun verdeeling over de Staten van Europa, opgegeven. Vervolgens worden beschreven de twee groote vertakkmgen waarin de Joden, althans in Europa, uiteengaan; die der Askenazim (vgl.

Genesis lo:3) en die der Sephardim (vgl. Obadja vs. 20); vertakkingen, die vrij wel samenvallen met die van Duitsche en Sfiaanscke Joden. Verder staat de auteur stil bij de twee sekten van de Karaieten en de Chasidim en de uit het heidendom tot het Jodendom bekeerde FallaschaKs in ABYSSINIË. Eindelijk geeft dit kort overzicht nog een andere, voor het vraagstuk beheerschende, differentieëring en wel van de zeer uiteenloopende verhouding waarin de Joden zich plaatsen tegenover de cultuur en de nationale toestanden vaii het volk, in welks midden zij verkeeren.

En dat is dan vierderlei.

„Een deel, tusschen de 7 a 8 millioen Joden, handhaaft nog altijd onverzwakt het eigen nationaal bestaan tegenover de Goim. Eenveel kleinere groep van anderhalf millioen zet nog wel evenzeer de oude traditiën voort, maar zoekt niettemin de sympathie van het volk waaronder ze wonen. Een derde groep, een kwart millioen, liet de oude traditiën vallen, brak bijna met de Joodsche religie, maar blijft zeker gemeenschapsgevoel koesteren voor al wat uit Israël is. De vierde groep eindelijk, ten hoogste een half millioen, begint ookdatgevoel prijs te geven. Een vijfde groep, zoomenwil, is reeds zoover", p. 246.

Ook de heldere uiteenzetting van de tegenwoordige beweging der „neue Juden" en van het „Zionisme" en „Antisemitisme" in zijn verschillende vormen, geeft een blik in het tegenwoordige Jodendom.

Aan het slot van zijn hoofdstuk komt Dr. KuYPER dan weer op de Joden in RUMENIË en de Joden in RUSLAND terug.

Van wat ook maar zweemt naar Anti-Semitisme of Anti-Judaïsme zal men den schrijver van dit hoofdstuk wel niet kunnen betichten.

Eer spreekt er zich zijne sympathie voor de Joodsche natie telkens in uit, zoo o.a. op p. 318: „ook mijns inziens blijven de Joden een door God uit alle volken uitverkoren natie, waarvan ik met den apostel van Tarsen zeg, rfa/ eens heel Israël zalig zal wordend p. 319. Een sympathie die echter nergens tot eenzijdige partijdigheid heeft veileid en ook voor ernstige critiek plaats liet. (p. 240.)

Alsnu volgt in hoofdstuk VI de bespreking van wat de heerKuyperte Cc«i'/««A«(? /«/waarnam en in hoofdstuk VII die van zijn bezoek aan Klein-Azië, met name aan KHONIA en SMYRNA, terwijl de laatste hoofdstukken over SyrüKyYO^ en Het Heilige Land (IX) gaan.

Waren de hoofdstukken over het vraagstuk der Zigeuners en der Joden, meer betoogen met rijk historisch materiaal omkleed, bij hoofdstuk VI komt DR. KÜYPER weer in den stijl van bet reisverhaal.

Aansluitend aan zijn hoofdstuk over Rusland (XII) verhaalt hij ons hier hoe hij „komende van Sebastapol, uit de Zwarte Zee de Zeestraat van den Bosporus zou binnenglijden", p. 325. De pracht van BYZANTIUM heeft indruk op hem gemaakt. Deze weelde in beeld te brengen dorst DK AMICIS niet aan „en zelf zal ik er mij allerminst aan wagen", zegt DR. KUYPKR. Hij geeft hier dan ook een citaat. Dan volgt een beschrijving, met statistische gegevens, van CoN-STANTINOPEL.

Klaar en duidelijk wordt daarna uiteengezet hoe de Turken „veroveraars, geen natie zijn" en hoe de Turksche staathuishouding „geen organisch, maar een mechanisch ineengezet geheel" is. De schrijver teekent ons hier den politieken toestand en ook het religieuse leven, en verzuimt daarbij niet in enkele sprekende tiekken ook het Turksche volkskarakter met zijn Kef, tot op zekere hoogte het dolce far nienta van den Italiaan, te schetsen.

Met de regeeringskringen kwam de heer KuYPER in Constantinopel slechts tot op zekere hoogte in aanraking, want zijn bezoek viel juist in de weken van de maand Ramazdn, de vastenmaand j en „gedurende die heilige vastendagen is het gewone leven uit zijn verband gerukt, " p.. 341; de Sultan ontvangt dan geen vreemdelingen ten paleize, p. 343. Toch had DR. KuYPER nog gelegenheid SULTAN ABDUL HAMID te zien en op p. 343 geeft hij een sympathieke beschrijving van het Hoofd der Moslim.

Dat zijn bezoek in Constantinopel juist in de maand RanUizdn moest vallen, maakte dat DR. KuYPER ook het mystiek religeuse verschijnsel van de dansende DERWISCHEN niet'met eigen oogen kon waarnemen. Naar „anderer bericht" geeft hij er nu een beschrijving van op P' 355.

Belangrijk is dit hoofdstuk ook om de vele bijzonderheden die er in voorkomen omtrent de Mohammedaansche religie, maar niet minder om de teekening der sociale toestanden. De lage positie van de vrouw; de immoreele werking van de polygamie; het straatleven en zelfs het Turksche bad, vbden hier vermelding.

Het is den schrijver ook hier gelukt zijn lezers een duidelijk beeld van het hedendaagsch CON­ STANTINOPEL bij te brengen.

Belangfijke bijdragen voor de kennis van den Islam biedt ook het VII hoofdstuk Klein-Azië, waarheen DR. KUYPER half November van uit Constantinopel vertrok.

Te KHONIA is het voornaamste klooster van de orde der DERWISCHEN. DR. KUYPER heeft het bezocht, doch vond „niet meer dan een twintigtal ordebroeders, die op het Binnenhof rustig op banken neerzaten". Aan de beschrijving van dit bezoek knoopt hij echter zeer lezenswaardige opmerkingen over de mystiek in den Islam vast.

Het slot van dit hoofdstuk handelt over SMYRNA; „het nieuwe SMYRNA" met zijn „Nederlandsche natie"; waar wij Nederlanders in de 17e eeuw een Gereformeerde Kerk hadden; en waar „onze commercieele invloed, bij vroeger vergeleken, wel zeer is gedaald, maar toch weer opleeft".

Van uit SMYRNA bracht DR. KUYPER een bezoek aan Ephese, waarvan hij, uit archeologisch oogpunt, belangrijkfe mededeelingen doet.

Over Syrië en het Heilige Land, de laatste twee hoofdstukken, een volgende week.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 december 1907

De Heraut | 4 Pagina's