Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLEINKINDEREN.

XIX.

BIJ DE PLEEGOUDERS.

Terwijl moeder alzoo in eenzaamheid haar dagen sleet, vertoefden haar kinderen onder het vreemde dak, waar men échter zoo veel mogelijk trachtte hun het gemis van moeders zorg en liefde te vergoeden.

Gemakkelijk was de taak van Lefèbvre en zijn vrouw niet. Wel waren Marie en Elizabeth zeer gezeggelijk en in gehoorzaamheid opgevoed, maar er deden zich hier all'^rlei moeiten voor, die veel wijsheid vereischten. De meifjes b.v. vroegen gedurig naar moeder, begrepen volstrekt niet, waarom die wegbleef, en zaten soms te weenen als zij aan haar dachten. Dan kostte het moeder Lefèbvre veel moeite de kleinen te troosten en te bemoedigen. Wel kon ze hun vertellen, dat het niet goed zou zijn als moeder kwam, dat het zoodra mogelijk zou gebeuren en zoo meer, maar de kinderen waren nog te jong om hun veel meer dan dat te zeggen en bovendien zou dat gevaarlijk geweest zijn met het oog op anderen.

Maar nog veel grooter was de zwarigheid, om voor de veiligheid der kinderen te zorgen. Daar de oude heden de eenige Protestanten in Artot waren, hadden ze weinig omgang met hun dorpsgenooten, met welke ze echter op goeden voet stonden. Doch hoe weinig bezoek er ook op de hoeve kwam, geheel verborgen kon de aanwezigheid der twee nieuwe, jeugdige bev/oonsters op den duur niet blijven.

Zoo gebeurde het, dat Lefèbvre nu en dan werd gevraagd wie de meisjes waren, doch dan antwoordde hij zoo kalm mogelijk; „'t Zijn twee ongelukkige kinderen, die geen vader meer hebben, en die nu bij ons voor een poos een onderkomen vinden. Zij komen uit een andere streek." Met dit antwoord stelden de lieden zich tevreden, die even als te Grenville en te Luneray, de enkele verspreide Protestanten met rust lieten. De vervolging ging uit van de priesters en de regeering, die aan de zijde van Rome stond. Lang evenwel zoujjdat laatste niet meer duren.

Gelukkig evenwel, dat de vervolgers niet van Lefèbvre afwisten, en de menschen van het dorp hen ook niet aan de vijanden verrieden.

Intusschen waren hij en zijn vrouw zoo wijs geweest, den meisjes duidelijk te maken, dat er nog altijd booze menschen waren, die hun kwaad wilden doen. De arme kinderen die de reis door het bosch niet vergeten konden, onthielden goed wat hun pleegouders zeiden, 't Was eigenlijk nooit uit hun gedachten, en maakte hen veel ernstiger dan meisjes van acht, negen jaar anders zijn. Zoo zorgden zij dan ook zeer ^oed te letten op den ernstigen raad hun gegeven, dat zij nooit uit moesten gaan,

nooit de hoeve verlaten. En ons wordt uitdrukkelijk gPBj'ild, dat de beide kinderen, al de jiren die zij te Artot vertoefden, ook geen voet buiten de hofstede hebben gezet, behalve., ., maar dat straks.

Wat zullen ze zich verveeld hebben, denkt ge mis'chienj zoo geheel zonder speetmakker tj=; s, bij twee oude mecschen en dan nooit uitl Ja, lieve vrienden en vriendinnen, gij hebt het zeker beter, en moogt den Heere danken, dat ge niet in zoo booze tijden leeft, van vervolging om des Woords wil. Daarbij echter moet ge niet vergeten, dat al gingen Marie en Eliiabeth niet uit, ze toch niet den heelen dag in kuis z ten.

De hoeve van L'-fèbvre bestond grootendeels uit bouwland, v/aarop koren groeide, en ook vruchtboomen standen. Diar achter echter strekte zich een streek boschland uit me hoogten en diepten en een beek er tusschen door. Er was dus alle gelegenheid om frissche lucht te genieten, en zelfs een goede wandeling te maken zonder veel gevaar te loopen. Verder was er op de boerderij o )k voor de meifjas allerlei te doen, en ze waren thui^ daaraan reeds djewend. Oak leerde moeder L fèbvre, die een zeer verstandige vrousr was, hua breien, naaien en «elfs zeer mooi borduren.

Maar hoe ping het nu met lezen eu schrijven? vraagt gi tuisschien. Dit zil ik u vertellen.

Onder de weinigen die nu en dan de hoeve bezochten, was ook een jonge mirskramer of reieend koopman, wiens vak toen ve; l meer in eere was dan nu. Op af^ele^en dompen kon mïn zulk» rondtrekkende kooplui niet missen. Zij verkoc iten allerlei, dat man anders niet k ij^'sa kon, of men moe«t een lange reis maken naar de naaste stad. Zulk een koopman werd dan ook in den regel heel vriendelijk ontvangen, en bleef vaak een nacht over; ge heel anders dan thans nu er sporen en trams zijn, en de reizerde kooplui op vele plaatsen niet meer nooriig zijn.

De jonge k)opmin van wien ik sprsk, be hoorde mee tot de Higenoten of Gireformeer den, al wa'eu zijn meeite klanten daarmee onbekend. De ouda L-tèoire ecbter wist het wel. Eios toen dd koopmin weerkvatn, en hi ook de twee m; iïj? s zag, kwam bij den landman een gedacht J op. tlij riep den marskramer allf en vertelde hem over de pleegkinderen wat mser dan aan anderen en zei toen:

„Nu kunt g-; mij missciiien ook helpen, zoo als onder broedeis past. Ik weet dat ge goed kunt lezen, scirijven en rekenen, en die armkinderen moeten toch wat leeren. Als gt cu hier komt, ^oudt ge hen dan wdlen onder wij «en zoo goed h-!t gaat. Ik zal ook meehelpen zoo veel ik kan, maar bm te oud om hen veel te leeren. Ge komt toch gf-regeld in het dorp, en geen mensch zal er achter komen of ook vermoeden, wat ge hier meer komt doen dan verkoopen. Ik zal er natuurlijk voor betalen."

De jonge m3n dacht een oogenblik na. Toen zei hij:

„Ik wil het beproeven, al weet ik dat ik een slecnt schoolmeester zal zijn."

Misschien denken sommige lezers dat ook wel, miar we moeten bedenken, dat er in tijd van nood diejit raad geschaft, en dan al wa helpen kin g)ed is. Z; ifs veel later nog ging men wel op die wijs ie werk. In 't begin der 19 Ie eeuw ö.v. werden, zoo als wij weten, nog vele kinderea die verspreid woonden, in de hui'jes op de Luneburger hei in Hinnover, soms onier> vezen door .... rondreizende kuipers. Zalk een mm giag van ds eene boerenwoning tot de andere, verrichtte er zijn werk en bleef dan op een hoeve waar wel ruimie was, een poos om school te houden. Daar kwamen de kinderen uit vijf, zes geünnen en kregen een paar weken les, terwijl de meester kost en inwoning vrij had, en nog wel eens wat toe kreeg. Na eenigen tijd keerde hij dan terug, om te zien hoe het stond, en of de leerlingen, geholpen door hun ouders, wat waren gevor derd. 't Was zeker een gebrekkige manier, doch in elk geval nog het beste wat men doen kon.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 januari 1908

De Heraut | 4 Pagina's