Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE KLEINKINDEREN.

XXII.

NA VELE DAOKN.

Na ongeveer een half uur rijdens, hoorden onze reizigers eea dorpsklok slaan, 't Was twee uur in den nacht. Lefèbvre wist nu dat Artot vlak bij lag.

Hij steeg af, nadat de onbekende de kinderen van hem had aangenomen, en dankte hem vriendelijk voor den grooten dienst hun drieën bewezen.

„We moeten nu zijwaarts af, " voegde hij er bij, „en zullen hoop ik, den weg wel vinden."

„Ja, ja, ik begrijp u, " zei de vreemdeling, zijn paard weer bestijgend. „Ik zou u, denk ik, juist geen dienst bewijzen, door met u tot Artot mee te gaan. Maar wees gerust, geen rnensch zal weten dat ik u gevonden heb. Hier Tiras."

Hij zette zijn paard, wat aan, en weldra was het geluid van hoefslagen nog slechts in de verte hoorbaar.

Wie de man was, die hem zoo te rechter tijd uit groote ongelegenheid kwam helpen, heeft Lefèbvre nooit geweten. Maar de oude man dankte in zijn hart den Heere God, die 't zoo had beschikt, en hem dusver veilig geleid. Langs achterwegen bereikte hij met de kleinen zijn erf, en verder veilig zijn huis. De oude huismoeder was opgebleven. Ze wist bij ervaring dat het Jaat zou worden, en heette hem hartelijk welkom, verblijd allen gezond en wel weer te zien. De meisjes gingen zoo spoedig mogelijk ter rust, maar de man moest eerst zijn wedervaren nog vertellen.

Nog vaak daarna maakten Marie en Elisabeth zulke tochten mee, die, onder des Heeren bewaring steeds goed afliepen, al was zulk „kerkgaan'.' voor ouden noch jongen gemakkelijk, en niet altijd was er een vriendelijk man die bereid was „een luttel te helpen dragen." Doch toen de kinderen allengs grooter werden, ging het beter; toen kon de vrouw des huizes ook eens gaan, als het niet te ver en het weder gunstig was.

Ge ziet, vrienden, 't waren toen andere tijden dan nu. Men had er wat voor over om des Heeren Woord te hooren, ook al zat men niet als wij, in welicgerichte, bij koude vaak verwarmde ketken, die gemakkelijk zijn te bereiken, en ook niet bij nacht en ontijd behoeven bezocht te worden.

We kunnen er wel iets uit leeren!

We springen nu een tiental jaren Over, eöü tijdperk dat groote veranderingen heeft gebracht.

De beide grootvaders B*aoit en Rigol zijn ingegaan in de rast die overblijft voor het volk van God, Even trouw als eerst waren zij over hun kleinkinderen blijven waken, hadden hen

soms in stilte bezocht, de droeve moeder getroost, en ook voor haar gedaan wat zij konden. Nu waren zij weg van de aarde, aaar niet vergeten.

Veel beter waren de tijden nog niet geworden. „De vervolgitg, " zoo zegt de getrouwe ge schiedschrijver, „woedde nog steeds in ons ongelukkig vaderland." De weduwe Benoit leefde nog steeds eenzaam op haar hoeve te Grenville. Telkens had zij over middelen ge dacht om niet haar kinderen weer vereeoigd te leven, doch dat ging niet, zonder allen aan groot gevaar bloot te stellen, 't Zou geweest zijn wat men noemt „slapende honden wakker maken."

L'fèbvre en zijn vrouw waren gelukkig nog gespaard gebleven, doch er natuurlijk niei jonger op geworden. Dat bleek ondsr anderen uit de gebreken des ouderdoms, die bij hen merkbaar werden. De man des huizes was nog wel m staat in den tuin en op het veld te arbeiden, maar verre wandelingen maken, dat ging niet meer, en alleen wacneer de gemeeute in de nabijheid bijeenkwam, kon hij de verga deriisg co, - ; bijwonen. Wat zijn vrouw betreft, schoon die neg steeds met lust haar huislijk werk verrichtte, waren toch hardhoorendheid eu verzwakt gezicht 't bewijs, dat de kwade dagen waren gekomen.

Doch nu bleek ook, hoe de Heere God alles leidt en regelt, en Hij ook soms reeds hier het goede dat we anderen gedaan hebben vergeldt en kroont met Zijn zegen.

Waat ook Marie en Elisabeth waren een tien jiar ou; ; er gewonden, geen kinderen meer, maar flink opgeschoten joagedochters. Moeder Lefèbvre had gezorg'i, dat ze vaardig waren in allen huis lijken arbeid, en ook het noodige kenden, wat op een boerenhofstede te doen viel. En de onderwij ïer, vaa wiea vroegtr gesproken is, had mede zijn best gedaan. Al was hij ook maar een marskramer, toch was hij, a.ls de meeste Fransche Piotestanlen, zeer goed onderwezen, en-niet allien voortreffelijk thuis in de Schrift, maar ook ii staat om den mei^jej zelfs nog wel wat meer ie leeren, dan gewoonlijk aan de kinderen o.j da dorpsscholen werd onderwezen.

kinderen o.j da dorpsscholen werd onderwezen. Vervulde de meesier alzoo trouw zijn plicht, ook de leerlingen deden hua best; ze maakten zich zooveel mogelijk den langen tijd ten cutte die tusschen de ISSECQ verliep. Allengs ontstond er tusschen de kinderen en hun onderwijzer een hartelijke genegenheid, die later nog ougC' dacht blijken zou, doch nu reeds oorzaak wtS dat het onderwijs goed vorderde. Want als leerling en leeraar elkaar liefhebben, tracht de een altijd den ander zoo veel mogelijk te behagen, en daarvan blijven de goeae gevolgen niet uit. Wacneer die twee 't met elkaar nitt kunnen viuden, dan is dat meestal tot beider schade.

Hadden Marie en Elisabeth ook al het ouderlijk huis moeten missen, en veel vreugd die anders kinderen kennen, toch was hun jeugd niet droevig geweest. „De oude lieden, " zoo wordt ons van Lefèbvre en zijn vrouw getuigd, „warea trotsch op het vertrouwen dat in hen werd ges'eH en ontvingen met blijdschap den kostelijken schat. Zij behandelden Maue en Elisabeth als hun eigen kinderen." Ea zoo groeiden de'.e dus op wel bewaakt en verzorgd en bevrijd van het gevaar, om te vallen in de handen van Rome en te worden grootgebracht in de dwaalleer der menschen.

Thans hadden de meisjes, die nu oud genoeg waren, om te begrijpen, hoeveel zij aan hun plecgoulers schuldig waren, alle gelegenheid, om hun dmk daarvoor te toonen. Zij wisten nu aan welk gevaar Lefèbvre en zijn vrouw zich hadden blooTgesteld, door hea op te nemen, ja, hoe nog elK oog? nblik het zwaard weer dreigde. In de laas e jirfn was dit echter zeer geminderd, wijl (ie lieden in Artot, zoover zij wisten dat de m i^jes op de hoeve waren, hen bescnouwden als weezen, die uit barmhartigheid door h-t kioderljoze echtpiar waren groot ge bracht, en verder niet naar hen vroegen.

Mirie en El.sibeth begrepen beiden hoe e; n schuld van dankbairhtid op hen rustte, en zij verblijdden zich thans, iets daarvan althans te kunnen afdoen. Er was in het huis en daar builen, velerlei werk, en de meisjes beijverden zich nu, daaraan zoo veel mogelij K behulp saam te zijn. Kon moeder Lefèovre niet zoo meer als vroeger, haar ijverige helpsters maakten 'i haar gemikkeliik, en de man des huijss zei menigmaal: „We hebben nooit eeu kind gehad, doch nu hebben we twee dochters in onzen ouderdom."

CORRESPONDENTIE.

Z. K. te E. Volgens ons beste weten wordt in bedoeld boek aangeduid door Hirucha de Heilige Geest, door Schedad het dal des doods; Literpe = Pleiter, Wiedhara = Waarheid.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 februari 1908

De Heraut | 4 Pagina's