Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pra hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pra hege.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE REEKS.

XXI.

En hij zeide tot mij: Deje v/oorden zijn getrouw en waarachtig; en de Heere, de God der heilige profeten, heeft zijnen engel gezonden, om zijnen dienstknechten te toonen hetgene haast moet geschieden. Opeub. 22 : 6.

Zonder ons in de leer der laatste dingen te verdiepen, mag toch deze tweede reeks niet gesloten worden, zonder dat hetgeen de Openbaring van Johannes ons over het Koningschap van den Christus toont, nader zij toegelicht. Op den voorgrond sta hierbij, dat de visioenen, die aan Johannes op Pdthmos te beurt vielen, ia de eerste piaats bestemd waren voor de toen levende Christenen. Hun lot was hard. Ze stonden als een kleine kring, in vollen zin als het kieiae kuddeke, te midden van een wereld, die zich met haar overheidsmacht, met haar geleerdheid en met haar maatschappelijk streven tegen haar keerde. Hadden die eerste Christenen zich tevreden gesteld mex een bescheiden plaats naast dat leven der wereld, men zou hen geduld hebben. Waarom zou er, naast de veelzijdige religiën dier dagen, niet ook een piaats zijn ingeruimd aan de Christelijke religie! Men had immers de Joden, met hun Oud-Testamentische religie tot zelfs in de Keizersstad niet alleen geduld, maar hun zelfs een plaats der eere gegund. Hiermee echter namen de Christenen geen genoegen. Neen, het was hun niet te doen, om naast de heidensche en Joodschc religiën, als met deze op één lijn staande, nu - ook-hun Christelijke religie te doen plaats nemen. Hun bedoelen giag veel verder, hun streven mikte veel hooger. Zij waren het Koningsvolk, en Christus, hun Koning, moest heerschen over alle volk en natie. Alle andere religie moest te niet worden gedaan. Ds Christelijke religie was de wereld-religie. De eenig ware, de alleen zuivere, de alleen te dulden vorm van aanbidding. En daarom moest alle tempei geslecht, alle priesterdom afgeschaft, alle afgod in zijn niet tentoongesteld, en alle ziel des menschen voor de eere van den Christus worden opgeëischt. Vasi coördinatie kon geen sprake zijn. Zelfs subordinatie aan de overige religiën kon niet volstaan. Alle andere religie moest als zondig ea God beleedigend verdwijnen. Niets dan het Christendom moest overblijven, en de heerschappij van den Koning der Christenheid over heel de aarde worden erkend en gehuldigd. Oorspronkelijk waren het aizoo niet de heidenen, die de Christenen aanvielen, maar omgekeerd, de Christenen die ia hun belijdenis eea aanval deden op alle bestaande religiën. Vrede was hierdoor ondenkbaar. Het moest op een worsteling gaan, en in die worsteling moest öf het Christendom óf het heidendom bezwijken. Een worsteling tusschen der Christenen Koning en den Keizer. Een worsteling tusschen der Christenen belijdenis en de heidensche filosofie. En een worsteling evenzoo tusschen der Christen(; n maatschappelijke zedeleer ea de zedeleer der heidensche maatschappij. Die worsteling nu scheen, vooral in de eerste eeuw, voor de Christenen metterdaad wanhopig Wat was hun kleine kuddeke tegenover de macht van Rome's keiaer.' Hoe drong nie reeds in de eerste eeuw allerlei heidensche philosophic, door de leer der Nicolaieten Docetea en Gnostieken in de Christelijke belijdenis door.' En vooral, hoe dreigde niet hun heilige levensopvatting, vooral bij het jonger geslacht, door de lagere zedeleer der heidensche maatschappij verzwakt en vergiftigd te worden.?

Bij dien stand van zaken nu is de Christus op Pathmos aan Johannes verschenen, om hem in een reeks visioenen den gang der historie, der Christenen lijden, maar ook hun eindelij ke zegepraal in boeiende beelden te vertoonen. Geef zekerheid dat het eind de bange worsteling een finale triomf zal zijn hef allen twijfel op wat de uitslag der wor steling zal wezen; doe in klare teekenen zien hoe de gang der historie noodzakelijkerwijs tot dien gewenschten uitslag leiden zal, — en de zwakste voelt heldenmoed in zich opwaken, en wie als martelaar in die worsteling sterven moet, sterft met een jubelkreet op de lippen, en vindt zich, eer hi den brandstapel beklimt of voor de wilde dieren geworpen wordt, in de beklemdheid zijner ziele getroost. Uit dat oogpunt moe daarom heel de Openbaring op Pathmos beïien worden. Ze richt zich allereerst to net toen levend geslacht der Christenheid ze wil aan die lijdende Christenheid de zekerheid van den eindtriomf doen kennen en ze wil door die zekere toekomst den zinkenden moed verlevendigen, en troosten wie in de worsteling ondergaat. Op dia zekerheid komt hier aizoo alles aan. Voor twijfel noch aarzeling mag plaats wordsn gelaten, en vandaar die verschijning van den Christus zelf, vandaar die herhaalde betuiging dat het alzoo geschieden zal, en vandaar nogmaals aan het eind de plechtige betuiging: „Deze woorden zijn getrouw en waarachtig, en de Heere, d.& God der heilige profaten, heeft zijn engel gezonden, om zijn dienstknecht te toonen hetgeen haast geschieden moet." Een betuigiög nog versterkt door de verklaring, dat „indien iemand afdoet van de lyoorden des boeks dezer profetie. God zijn deel zal afdoen uit het boek des levens en uit de heilige stad." Staande te midden van een worsteling, die naar raerischeüjke berekening niet anders dan op een aigeheele nederlaag ea uitroeiing der Christenen kon uitloopen, had de toenmalige Christenheid behoefte aan vastheid van overtuiging, aan de zekere wetenschap, dat de uitkomst juist tegenovergesteld zou zijn, en aan de onwankelbare hope, dat de eindtriomf aan Christus haar Koning zou verblijven. En die vastheid. die zekere wetenschap, dat fundament harer hope is het, wat die Koning aan Jahannes op Pathmos, en door hem aan de lijdende en vervolgde en hard geprangde Christenheid geschonken heeft. Die visioeaen zijn eea der middelen voor den triomf van de Christenheid geweest.

Aan tweeërlei eisch au moesteti deze visioenen voldoen. Ze moesten teu eerste, door heel de historie heen, het einde en in dat einde den7? «a/««^r/(3w/vertoonei> ; enze moesten ten andere nadruk leggen op den aanvankelijken triomf, die toen reeds, onmiddellijk, te wachten stond, Vasdaar dat deze visioenen dioramatïsch een doorzicht door heel den gang der historie geven, crs door dit alles heea van verre den eindtriomf zoo helder teekenen, dat ze het rustpunt worden voor den zoekenden geloofsbiik. Getoond wordt de ondergang vaa Jerusalem die zoo zoo te komen stond, en vaa dat vaste punt uit gaat de lijn der historie rechtdoor tot naar het eifidpunt, als Christus wederkomt, alle tegenstand door hem gebroken y/ordt, het jongste gericht ingaat, en de heerlijkheid zich openbaart. Of daartusschen jaren of eeuweïi liggen, is onverschillig. Zijn niet duizend jaren bij den Heere ais één dag.? Waar het maar op aankomt is, te toonen, dat die macht van den Koning nu reeds aanvangt te werken. Niet pas in later eeuw, maar RU reeds, aanstonds, in deaval van Jerusalem, en straks in de val van. het heidensche Rome, en dat de geloovigen van daaruit door derj dioramatischen gang der historie glurend, den eindtriomf van Christus onzen Koning als vergezicht ia. klare trekken voor zich hebben. Voor het eerste hebt ge de gedurig herhaalde verklaring, dat getoond wordt „hetgeen haastelyk geschieden moet." Eea machtsopenbaring wordt in deae visioenen getoond, die niet eerst over eeuwen zal uitkomen. Neen, terstond zal die machtsopenbaring een aanvang nemen. De visioenen geven geen verwijzing naar wat veel later eerst zal beginnen te werken, maar ze wijzen klaarlijk en duidelijk op een begin van die machtsopenbaring, dat onverwijld voor de deur staat. De twee groote machten , waartegenover de eerste Christenen zich . geplaatst vonden, waren het Jodendom en de_ heidensche Keizersmacht. Welnu, die t Ijeide machten, vertegenwoordigd de 'ééne in Jeruzalem, en de andere in het keizerlijk , Rome, zouden reeds aanstonds worden aangetast, ea beider val wordt in duidelijke beelden aangetoond. Door de bijvoeging: alwaar onze Heere gekruist is" (11 ; 8) wordt de stad aangeduid, buiten walker muren Golgotha lag, en in 17 : 9 ^vordt met de woorden: De zeven hoofden zijn de zeven bergen waarop de vrouw zit", even stellig gezinspeeld op het oude Rome, dat alom als de stad met de zeven heuvelen bekend was.

Zelfs die visionaire aankondiging van Jerusalem's ea Rome's val mag intusschen niet zóó verstaan, alsof de werking van ChristusKoninklijke macht niet reeds vooraf werkte, en alsof zij alleen ia zulke groote gebeurtenissen uitkomen zou. Gelijk vanzelf spreekt, werkt ook in het gewone leven de Koninklijke macht van den Christus altoos, zonder onderbreking, rusteloos door, zoo ia de lotgevallen vaa de Kerken als ia het persoonlijk zielsbestaaa der geloovigen. Lees maar, hoe Jezus zelf in de brievea aan de Kerken in Kleia-Azië gedurig getuigt van v/at hij, als aller Hoofd, doea zal. en hoe hij, juist ter bescherming van dis Kerken, ook op particuliere personen inwerkt. Duidelijk ziet ge dit in den brief aan Thyatire, waarin het van de vrouw Jezabel heet: „Ik heb haar tijd gegeven, opdat ze zich bekeere; zou, ea zij heeft zich niet bekeerd. Zie, ik werp haar te bed, en die met haar overspet bedrijven, in groote verdrukking, en hare k»' : ^; «: !i zal ik door den dood ombrengea, en al de gemeenten zullen weten, dat ik het ben, die harten en nieren proef." Maar al blijkt hieruit klaarlijk, dat de Opeabaring van Johaanes allerminst bedoelt, de stille inwerking van Christus op het gewone levea voorbij te zien of gering te schatten, toch straalt ia heel de schikking dezer visioenen de toeleg door, om de macht vaa onzen Koning te doen schitteren in de groote, machtige wereldgebeurteaissen, die als mijlpalen op het pad der historie zijn uitgezet, ea waarbij het verloop der diagen, zichtbaar ornzwenkend, eea merkbaren keer neemt. Zoo beziet ieder zijn eigea leven, en hecht in de herinnering het meest aan wat in zijn levensgang en levenslot aanmerkelijke veraadering bracht. Zoo vertoont eik volk zijn historie, door juist die gebeurtenissea die dea iandstoestand beheerschten en op nieuwe banen leidden, voor het nakomende geslacht te boek te stellen. Ess in dien zin nu is het de bedoeling ook van deze vissoeaen op Pathmos om, tot bemoediging en vertroosting der Kerken in haar bangen druk, vooral op die aanstaande openbaringea van Jezus macht alle aar dacht saam te trekken, die door eea verrassend ingrijpen in den loop der historie, het oaweerstaaabaar karakter van Jezus' altoos voortgaande overwinning voor aller oog deden uitkomen. Staat het nu vast, dat het Christendom, bij zijn ingang in de historie, in het Jodeadom ea heidendom, verzinbseid door Jeruzalem en het Keizerlijk Rome, de twee hoofdmachten tegenover zich vond, waarover het triomfesrea moest, of waarvoor het moest onderdoen, dan koa de Koningsmacht van den Christus door niets zoo schitterend in het licht treden, 'als juist daardoor dat aog ia de eerste eeuw Jeruzalem ten val kwam, en dat aan de keizerlijke macht vaa Rome reeds spoedig haar doodelijke wonde zou worden toegebracht.

Maar hierin koa het visioen niet rusten. Bij elke worsteling koa de kans op en neder gaan. Ook al bleek straks, dat het Christeadom welhaast Jeruzalem en Rome zou ziea vallen, hieria lag op zichzelf nog geen waarborg, dat de geiukskans niet keeren kon. En wat zou voor de Koningsmacht van Christus de val van Jeruzalem en Rome baten, zoo straks weer aadere machten opkwamen, die bij nieuwen aanval aaa de Christelijke religie een volkomen nederlaag toebrachten.' Ea daarom, daa alieea konden deze visioenen op Pathmos op afdoende wijze de gemeente des levenden Gods sterken, zoo duidelijk getoond werd, dat er niet alleen triomf in den aanvang, maar ook aigeheele victorie ia het eind te komen stond. Hoe laag ea donker ook de gezichtskoker was, waardoor men, van Jeruzaiem's ea Rome's val uit, doorzag naar het eiiide, op dat einde zelf moest, in het verste punt van het diorama, dan ook een volkomea helder licht vallen, en, op wat historischen afstand ook, het moest als voor oogea geziea wordea, hoe in dat einde wel alle onheilige macht zich nogmaals tegen onzen Koning zou vergaderen, en alle iastrument, zich tegca lieai keeren zou, oni zijn Rijk te niet te doen, maar hoe dan ook onze Koning met onweerstaanbare majesteit achtereenvolgens eikeen dier onheilige machten aantasten en ter neer werpen zou, tot eens elke vijand aan zijn voetea zou zija onderworpea. En van achter het slagveld, waarop deze laatste strijd stoad gestreden te wordea, moest dan voor het zielsoog de volle glans vaa het rijk dsr heerlijkheid opdoemen, om in de bruiloft van het Lam, of wilt ge, in het nieuw Jeruzalem en ia het paradijs Gods, de zaligheid te doea uitbiiaken, waarop voor hemel ea aarde het raadsbesluit Gods vaa eeuwig had gedoeld. En dit nu is het juist, wat de geloovigea dier dagen ia de visioenen op Pathmos oatviagen. Aankondiging vaa den ophanden zijnden triomf over Jeruzalem. Daa dea val van het keizerlijk Rome. Ea daarna wel de lange, donkere historie die naar het einden zou leiden. Maar dat einde in heldere, bezielde beelden afgemaaid. Verlokkend door schooaheid, verrukkend door de reusachtige worsteling waaria hua Koniag triomfeeren zou, en rust gevend door de volle zekerheid, waarmee die eindtriomf stond bezegeld te worden.

Toch bleef het hier niet bij.

Het was niet genoeg, dat getoond werd wat welhaast te geschieden stond, en hoe heerlijk eeas de eindtriomf zou zijn. Ook wat daartusschen zou komf n te liggen, moest althaas aangeduid. Vandaar de pogingen, die herhaaldelijk zija aangewend, om ia de visioenea van Pathmos, heel de geschiedenis der wereld, al die eeuwea door, tot op het heden ia bijzöaderhedea te viaden. Ook in de kaatteekeningea op oaze Statenoverzetting viadt mea vaa die pogingea nog de aawerking. Nu ligt hierin dit ware, dat al wat sedert Pathmos voorviel, ea tot op Jezus wederkomst ons nog te wachten staat, metterdaad in ds visioenen die ons dea gang der historie afteekeaea, beslotea ligt, en alieea ia zooverre tastte mea mis, dat men vers voor vers op bepaalde feitei; der historie poogde toe te passen, waar toch die visioenea ons niets anders geven konden daa een resumtie vaa de karaktertrekken, die gedurig, en in klimmend proces, ia deze worsteliag der e> 3uwen zouden uitkomen. De stellige uitspraak vaa Jezus, dat van de bepaalde ure, waarop het alles geschiedea zal, niemand iets af weet, zoo mia de eagelea als de Zone Gods, waat dat „de Vader de tijdea ea gelegenheden ia zija eigen macht gesteld heeft" laat geen andere uitieggiag van deze visioenen toe. De visioenen vormen één geheel, want ze komeaopuit „hetBoek met de zsvea zegelen", ea in het achtereenvolgens optreden vaa de zeven engelen, de zeven bazuinea ea de zeven fiolen is oagetwijfeld eea historisch verloop aaagekondigd. Maar heel iets aaders is het, of ia zulk een openbaring, eeuw voor eeuw ea jaar voor jaar, de komeade gebeurteaissen voorzegd worden, of vif^fd^X. hei karakter ons geteekead wordt, dat ia den loop der eeuwea doorgaande ea voortgaaade zich ia dezen gang der gebeurtenissen opeabaren zal. Voor het geloof is het niet om jaartallen en namen ea enkele feiten te doea, maar om de geestelijke worsteling, die zich in den loop der historie met klimmende duidelijkheid vertoonea zal, ea het is juist dit laatste, wat zich in deze visioenen van Pathmos aandient. Het karakter vaa die worsteling nu vertoont zich hoofdzakelijk ia deze trekkea: lo, is er eea klimmend proces. Het gelijksoortige keert telkens weder, maar bij eiken terugkeer vertooat zich dezelfde worsteling in toeaemende heftigheid. Da uitgieting van den toorn Gods vaagt aaa met de gewone verschijnselea vaa opkomende oorlogen, bange pestileatie en angstigea hongersnood. Maar bij eiken golfslag è& x historie wordt de vernieling steeds doortastender. Eerst treft de vernieling slechts eea deel, veelal eea derde deel. Maar daa gaat 't voort en verder, tot eindelijk aiets weerstaat, niets gespaard wordt, ea alles ondergaat, in verband waarmee de veraieleade machten steeds banger van aard zijn. 2". Naast dit karakter vaa het klimmende proces vertoont zich even staadvastig deze scherpe trek, dat de strijd niet alleen geestelijk wordt gevoerd, maar ook gewelddadig ingrijpt, ea dat niet alleen de menschenwereid, maar ook de natuur, in het firmament en op aarde, ia de worsteliag wordt opgenomea. De macht vaa dea Koniag vaa het Godsrijk bepaalt zich aiet tot het ge'oled d*; s geestes, niaar tast ook de natuur ea de wereld der zienlijke dingea aan. Zon en maan, de zee ea de rivieren, de lichamen der measchen ea der dierea. Het blijkt steeds duidelijker, dat er eea worsteliag gaande is, die alle creatuur, die heel het aardrijk, ea tea slotte gansch het heelal omvat. 30. Behalve dit steeds klimmea van het proces, en het steeds meer alomvattende van de worsteling, komt als derde trek uit, dat gedurig nog de gelegeaheid aan de afvailigen gegevea wordt, om zich te bekeerea, ea Gode de eere te geven, Bij de ingezoaken geloovigea gelukt dit ten deele, maar de wereld verhardt zich, ea als onze Koaiag de afvallige wereld nog telkeas weer door zijn oordeelen tot bekeeriag roept, verharden zij zich in het kwaad, lasteren God die hun deze plagen breagt, ea kauwen hun tongen van pija, onderwijl ze ia hetvervloeken van den Almachtige voortvaren. 40, Even stellig blijkt uit deze visioeaen, dat aan de anti-Christelijke macht gedurig weer de gelegenheid wordt gegevea, om te tooaen wat ze kan. Ze organiseert zich steeds krachtiger. Ze richt haar anti-Christelijk rijk tegeaover het Rijk van Christus op. Ze bootst ia haar eigen rijk het rijk van Christus na. Ze werkt door koaiagenjen door valschê profsten, en eindigt met eea teekea op al haar aaahangers af te drukken, om ten slotte al wie „het teeken vaa het beest" niet draagt zelfs van het gewone leven ea van handel ea bedrijf uit te sluiten. Het is de mensch der zonde die zich in het eind ia den tempel Gods als God stelt, en heel de wereld voor zich opeischt. Christus zal triomfeeren, maar eerst moet aan zijn vijaad de gelegenheid zija gelaten, om zija volle macht tegen dea Christus in het veld te brengen. Eerst als de anti-Christelijke macht het uiterste harer krachten zal hebben iagespaanea, en al haar onheilige mogendheid zal oatplooid hebbea, wordt de eiadstrijd Christus waardig, en viert hij in de vernietiging vaa die tea volle ontplooide macht den hem passeadea triomf.

En daarbij komt dan in de 5de piaats nog deze, alle visioeaen beheerschende karaktertrek, dat hetgeen geschiedt, hetzij door dea antichrist hetzij door onzea Koaiag, ook al wordt het op aarde afgespeeld, toch zijn drijfkracht aiet uit de aarde ontvangt, maar uit de wereld der geesten. Zoo is het van de zijde van den Christus, want hij zit aan Gods rechterhand. Hij strijdt niet alleen, maar met de heirscharen van Gods engelen. En al wat onze Koning doet, vindt zijn uitgangspunt in hetgeen voorviel in het paleis onzes Gods, ia de hemelen. Heel het heilig drama wordt opgevoerd naar het geteekead staat ia het Boek met de zevea zegelen, en elke nieuwe stoot voor de uitvoering vaa het drama, gaat uit vaa den troon der majesteit Gods. Het is niet uit deze aarde dat het levea zich aaar boven opheft, maar het visioen begint telkens met ons ia de hemelen bij Gods troon te verplaatsea, en van den troon Gods gaat elke nieuwe bev/eging in het ontzaglijk 'drama uit. Maar juist zoo gaat het dan ook toe aan de zijde der antichristelijke macht. Ook hier is het niet de zonde der menschen, waaruit de actie tegen Christus opkomt. De strijd, die op aarde tegen het Rijk van Christus uitbreekt, is slechts uitvloeisel en gevolg vaa de vijandschap, waaria sataa tegen den levenden God volhardt. Scharp wordt dit aangeduid door het nederwerpen van den roodea Draak, (d. i. van satan, ) uit de geestenwereld op deze aarde. Ook vóór dat oogenblik gaan er vele werkingen van satan op de menschenwereid uit, maar eerst van dat oogenblik af woelt en werkt satan op de aarde zelve. Hij bootst de vleeschwording van het Woord na, door zich zelf in een mensch te incarneeren, en op de Godlasterlijkste wijze de aanbidding van hem, satan, en van zijn beeld, voor de aanbidding van God Almachtig ea van het uitgedrukte beeld zijner zelfstandigheid in de plaats te stellen. Zoo eerst komt de valsche menschwording tegenover de echte menschwording, de valsche profeet tegenover dea waarachtigen profeet, de door satan gezalfde koning tegenover den van God gezalfden Koning te staan. En nu eerst kan het groote pleit tusschen Christus en satan beslist worden. Demonen en engelen, satan en Christus, dood en leven, zonde en heiligheid, hel en paradijs komen zoo eerst principieel, en beiden ia de volle ontplooiing van hun macht, tegenover elkander te staan. Verder kaa het niet. Hier eindigt de historie. Er kan geen historie meer volgen. De tijd heeft uit, de eeuwigheid gaat ia. En de eiaduitkomst is, dat God alles en in allen zal zijn, en dat alle onheilige macht wegzinkt in dea poel des verderfs.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Pra hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 februari 1908

De Heraut | 4 Pagina's