Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik ga henen tot mijnen vader”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik ga henen tot mijnen vader”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

[Na HEMELVAARTSDAG.]

Voorwaar, voorwaar zeg ik ulieden, die in mij gelooft, de werken, die ik doe, zal hij ook doen, en zal meerdere doen dan deze; want ik ga henen tot mijnen Vader. Joh. 14 : 12

Er ligt in dit zeggen van Jezus: „Ik ga henen tot mijnen Vader" een verlossings-en een bevrijdinr.sgedachte. Men voelt aan dit zeggen, dat Jezus van Bethlehem tot Golgotha in onnatuurlijke afscheiding geleefd heeft; dat die afscheidicg van zijn Vader thans een einde gaat nemen; en dat we na Hemelvaartsdag jubelen mogen, dat ze een einde genomen heeft,

Er bleef, ook onder Jezus uitzending naar deze aarde, dit sprak vanzelf, de Wezenseenheid van den Zoon" met den Vader en den Heiligen Geest, en er bleef ook de geestelijke eenheid van het raenschelijke met het Goddelijke bewustzijn. Wat Jezus zelf uitsprak: „Ik en de Vader zijn één", of ook dit andere: „Wie mij gezien heeft, heeft den Vader gezien", verloor geen oogenblik zijn kracht. En toch was er scheiding en afscheiding. Toch liep het uit op Gethsemané, met het uw wil en mijn wil. En toch is de kreet van zijn lippen gehoord: „Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten!”

Tegenover dat gevoel van scheiding en af scheiding nu staat de betuiging: „Ik ga henen tot mijnen Vader". Dat heengaan tot den Vader onderstelt, • dat Jezus op 't oogenblik dat hij dit sprak, niet bij den Vader was; dat hij een weg moest aflsggen om tot den Vader te komen; en dat hij eerst daarna weer bij den Vader zou zijn.

Jezus zou wederkeeren waar hij te voren was Terugkeeren iii de heerlijkheid die hij bij den Vader had, eer de wereld was. Uit die heerlijkheid was bij uitgegaan. Hij was uit den hemel in deze wereld neergedaald, èn omdat de Vader hem zond, èn omdat hijzelf zich in de ellende dezer wereld werpen wilde. Maar de scheiding, die hieruit ontstond, zou slechts voor een tijd zijn. Jezus werd uitgezonden om een taak te volbrengen. „Zie, hier ben ik, in de rolle des Boeks is van mij geschreven", klonk het leeds in het Messiaansche lied. Aan die taak heeft Jezus zich gezet. Hij nam ze op, zette ze door en voleindde ze. En toen nu die taak voleind was, en het V Is volbracht van zijn stervende lippen was beluisterd, toen is door 't sterven, door de opstanding, en door de hemelvaart heen, zijn woord in vervulling gegaan, dat hij weer heenging tot den Vader; tot dien Vader, die hem in de wereld gezonden had.

Bij dit heengaan moet niet enkel aan de hemelvaart gedacht. Aan het Kruis is Jezus door den toorn Gods heengebroken; in de opstan ding heeft hij zich van de banden des doods bevrijd; en eerst zoo is zijn hemelvaart mogelijk geworden. Maar al ging de weg naar den Vader ook door Gethsemané, over Golgotha, en door het geopende graf, toch is eerst in de hemelvaart van Jezus het weer komen tot den Vader een feit geworden, en de uitstorting van den Heiligen Geest gaf straks de aankondiging aan de wereld; dat hij bij den Vader terug was, weer ingegaan in die heerlijkheid die hij, eer de wereld was, bij den Vader had.

Heilige zielevreugde moet in Jezus getrild hebben, toen het zoover was, dat hij zeggen kon: nu ga ik weer heen tot mijnen Vader.

Deze wereld paste niet bij Jezus. Alles in deze wereld stond vreemd tegen hem over. Het was hier op aarde een wereld geworden juist goed voor zondige menschen, uit wier zondig zijn geduiig weer de ellende opkwam. Er drukte op deze wereld de toorn Gods, een toorn op meer dan één punt door gratie verzacht en on dervangen; maar toch heerschte hier op aarde een onheilige atmosfeer, een gebroken welstand een met God strijdige toestand, een door Gods toorn gedrukte levensexistentie. Het paradijs was in zekeren zin een voorportaal van he melsche weelde geweest. Maar dit paradijs was weg. De poort van het Heiligdom daarboven was dichtgeworpen. Ons leven op aarde stond op zichzelf in zijn verlatenheid en in zijn inzinking. Het leven daarboven en het leven hier beneden waren nu twee geworden. Daarboven alles heilig, gewijd en heerlijk, en hier op aarde 't alles zondig en met de wateren der ellende overdropen. Het was geen eenheid meer, maar tegenstelling. En nu was Jezus uit die hemelsche atmosfeer in óns laag staand leven ingedaald.

Zoo miste Jezus de hemelsche wereld die bij hem hoorde, en hij verkeerde in deze gewone wereld, die legen zijn wezen en zijn leïcn inging. En met die wereld hier beneden had hij een levensverbintenis aangegaan. Hij kwam niet als een engel Gods, om deze wereld te bezien en haar toe te spreken, maar hij werd vleesch, hij ging in onze natuur in, hij huwde zich aan het menschelijk leven van deze wereld, en kwam daardoor onder den toorn Gods, die op deze wereld rustte.

Die scheiding, die afscheiding van het leven bij zijn Vader, dat gebannen zijn uit het Vader huis, is het gemis, is het lijden van Jezus geweest van Bethlehem tot op den Olijfberg; een lijden waar wij ons ternauwernood van verre kunnen indenken. EQ daarom nu was het op Jezus lippen een zalige triotnfkreet, toen hij eindelijk aan zijn getrouwen betuigen kon: het einde nadert, ik ga weer terug, ik ga weer henen tot mijn Vader.

Maar let er op, zijn weer heengaan tot den Vader, is niel een weer weggaan van de zijnen.

Wat hij achter laat, keert niet in den ouden toe stand terug, gelijk die bestond eer hij tot de wereld werd uitgezonden. Toen was het de hemel daarboven, met de in zonde en ellende verzonken we reld hier beneden, en de gemeenschap tusschen beide verbroken. Ge zoudt dus kunnen wanen dat het na de hemelvaart weer zoo werd. Het leven bij den Vader en het leven op deze wereld als twee geheel afgescheiden existentiën tegenover elkander staande. Jezus weer van de wereld los, en de wereld weer van Jezus los. Jezus weer bij den Vader, en de wereld prijsgegeven aan haar eigen vloek.

Doch zoo was het niet.

Jezus is in ons menschelijk leven ingegaan, en zijn leven blijft in ons leven ingeweven. Zijn hemelvaart is niet maar een opvaren van den Zone Gods, maar een opvaren ook van den Zoon des menschen. Hij gaat naar 'den Vader terug, maar nu in onze menschelijke natuur. Hij vaart op in een menschelijk lichaam. De Zoon was van den Vader uitgegaan, maar wat na de hemelvaart tot den Vader terugkeert, is de Middelaar, Zone Gods en des menschen Zoon. Opvarende laat hij de weteld niet los, en stoot de wereld niet van zich, maar hij houdt de wereld vast. Vast niet door een uitwendigen band, noch ook enkel in zijn gedachte, herinnering en voorstelling, maar wel ter dege ifi zijn eigen menschelijke natuur.

Hij gaat heen tot den Vader, maar neemt in dat heengaan het leven der wereld tot den Vader meê. Hij blijft één met de zijnen, hij is hun hoofd en levensbezieler, en zoo letterlijk draagt hij ons leven in het Vaderhuis binnen, dat de apostel niet schroomt te betuigen, dat ons leven, na Jezus' hemelvaart, verborgen Is in Christus, gelijk hij gezeten is aan de rechterhand Gods.

Zijn heengaan tot den Vader is voor ons hier op aarde dan ook geen verarpning, maar een verrijking. Het is voor de zijnen nuttig, dat hij tot den Vader gaat. Eerst als hij weer bij den Vader is, zal het leven onder de zijnen kunnen opbloeien. Eerst dan komt de Trooster, dien hij van den Vader zenden zal. Eerst dan zal de hemelsche kracht aan de zijnen op aarde openbaar worden.

Het heengaan tot den Vader is voor Jezus een verlossing uit het lijden, dat hij al de dagen zijns levens op de aarde droeg. Het is voor Jezus de vrijmaking. Voor Jezus de verheerlijking. Voor Jezus het bekleed worden met majesteit. Het is de vernedering, die in de verhooging overgaat. Maar onder dat alles .blijft Jezus met de zijnen één, als in één lichaam met hen saamverbonden. Zijn verhooging is hun vrijmaking. En als Jezus ten hemel opvaart, daalt zijn zegen op de zijnen neder.

Vandaar, dat straks ook hun heengaan tot den Vader met dit terugkeeren van Jezus tot den Vader in oorzakelijk verband staat. Jezus drukt dit uit, door te zeggen: „In het Vaderhuis is niet alleen voor mij plaats; in het Huis mijns Vaders zijn vele woningen, en ik ga heen om u plaats te bereiden”.

Gelijk hij weer tot den Vader ging, zoo gaan straks ook wij tot den Vader. Door Hem zijn ook wij kinderen Gods geworden, niet als Hij, want Hij alleen is van eeuwigheid gegenereerd. Maar toch zijn de oprecht geloovigen waarachtige kinderen Gods, zoodat ook zij God hun Vader kunnen noemen, en in Jezus als hun broeder roemen mogen. Hier is de band der eenheid. Mijn Vader is ook uw Vader. En nu ga ik tot mijn Vader heen om voor u bij uw Vader plaats te bereiden. Vandaar dat Jezus' hemel vaart zoo rijk van belofte is. Hij gaat ons voor. Hij bereidt ook ons een plaats. En straks trekt Hij ook u en mij tot zich.

Het is daarboven iiu ook Ö«X Vaderhuis. Ook wij hooren daar naar kinderrecht thuis. We zijn op aarde nu vreemdelingen, en in hei geloof iDwoners van het Vaderhuis daarbovca. Immers, ons leyen is verborgen in Christus bij God.

Wie daarin nu leeft, d. w. z. het niet maar belijdt, maar het reeds hier voor zichzelf door het geloof realiseert, die voelt in zich het heimwee naar het beter vaderland, die voelt zich als pelgrim hier beneden, en jubelt reeds van verre den dag tege», waarop hij huis toe gaat.

Niet om naar den dood te verlangen. Eerst moet onze taak hier ten einde toe volbracht.

Ook Jezus had naar dea Vader kunnen teruggaan na zijn doop. Maar dat wilde hij niet, en deed hij niet. Eerst moest het werk dat de Vader hem te doen had gegeven, volbracht worden.

Zonder het Volbracht aan het kruis was voor Jezus een opvaren ten hemel en een heengaan naar den Vader ondenkbaar geweest.

En zoo au staat het ook voor u en voor mij.

Ook voor ons moet aan het sterven het Volbracht voorafgaan. Eerst na het Volbracht kan het een sterven in heiligen vrede zijn.

Maar wel mag ons het heimwee prikkelen, het heimwee naar het Maderhuis.

En mogen we daa eindelijk sterven, dan is ook voor or.s dat sterven geen benauwing der ziele, maar eea juichloon : God zij lof, ik mag heengaan tot mijn Vader.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Ik ga henen tot mijnen vader”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 mei 1908

De Heraut | 4 Pagina's