Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

INGEZONDEN STUKKEN.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

{Buiten verantwoordelijkheid van de Redactie).

De Zending onder de Joden op de Synode.

Teleurgesteld in de verwachting dat de Synodale verslagen ons omtrent bovengenoemde Zending volledi| zouden inlichten, gevoelt ondergeteekende zich gedrongen ter kennisse van de Geref. Kerken te brengen wat de Synode ons heeft onthouden, teneinde een juist oordeel over een en ander kan worden geveld.

Uit de Synodale Rapporten tcch is niet gebleken :

ie welk voorstel Deputaten hebben gedaan; 2 e welk verzoek van ondergeteekende is ingekomen; en

3e welke Deputen ad hoc zijn benoemd. Waarom de Synode over dit punt zoo sober is geweest, moge zijzelf verantwoorden; dat echter die soberheid, en vooral het genomen besluit, ons innig leed heeft gedaan, kunnen we iet verzwijgen, en hopen we van harte, dat het nderen evenzoo zal zijn gegaan.

En nu ter zake.

Het voorstel, door Deputaten ingediend, kwam ierop neer, dat deSynode hun machtigen zoude m zich in contact te stellen met een Kerk, inzake een door die Kerk te beroepen Dienaar des Wöords, die zich dan ook bezig zou houden met den arbeid onder-en in het belang der oden, en waarvoor bedoelde kerk door Depu­

taten zou gesubsidieerd worden. Toen dit voorstel in de Deputatenvergadering werd gedaan, droeg het zoozeer ondergeteekendes sympathie weg, dat hij vuriglijk hoopte, dat het met groote eenparigheid door de Synode zou worden aangenomen. Maar neen: het werd gewezen van de hand, zonder zelfs de gronden te vermelden, waarop die afwijzing rustte. Ons lthans zijn die gronden tot nog toe niet bekend; wel echter werd ons meegedeeld, dat geheel de aak der Jodenzending in minder dan een half uur is afgehandeld. Trouwens verwondert ons it niet, omreden dit in de laatste jaren wel eer is geschied.

Heeft de Synode dan niet begrepen, dat, ndien zij genoemd voorstel had aangenomen, ij niet alleen der Jodenzending, maar ook aan en zwakke Kerk een grooten dienst zou heben bewezen? ja zelfs ook aan andere Kerken, ie dan hunne Leeraren niet meer aandieééne erk nu en dan zouden behoeven af te staan. n wist de Synode dan niet, dat zij aangaande e Joden evenzeer eene heilige roeping te verullen heeft als omtrent de Heidenen?

Deze twee vragen schijnen wel ontkennend e moeten worden beantwoord, anders toch zou ij zulk een hard besluit niet hebben kunnen emen.

Zij is echter verder gegaan.

Zij heeft o, a, besloten, „dat de drie te beoemen Deputaten zelf de finantiëele adminitratie zullen voeren, ten einde alzoo worde espaard het honorarium dat tot dusverre werd etaald.”

Wij willen dit besluit niet nader qualificeeren, n ook niet vragen of Deputaten voor de Heidenending, wier aantal wel 12 personen sterk is, ok zelfde finantiëele administratie zullen voeren. ot dusver was dit zoo niet, maar ontving de quaestor" een salaris van, zoo we meenen, ierhonderd gulden per jaar; terwijl dat van den enningmeester voor de Jodenzending slechts ijftig gulden over hetzelfde tijdvak beliep. Wij aten dit alles voor rekening van de Synode, aar wel willen we vragen, of hier de zuinigeid de wijsheid niet heeft bedrogen, gelijk we reezen, dat de ervaring maar al te zeer leeren al. Toen nu deze dingen - te onzer kennisse wamen, ontzonk ons de moed om op den ngeslagen weg voort te gaan, en durfden wij e verantwoordelijkheid om in naam der Kerken an de toebrenging der Joden te arbeiden, niet anger op ons nemen; en dit te minder omdat ovengenoemde feiten niet op zicbzelve staan.

Immers reeds twee keeren achter elkander, .l. te Arnhem en te Utrecht, hebben Deputaten riendelijk verzocht hun een weinig plaats af te taan in het Zendingsblad; maar ook dit kon iet worden ingewilligd.

Als dus Deputaten geen orgaan hebben, waarin ij zich kunnen uitspreken, en geen arbeider die e Christenen op de Joden, en die den Jood op en Christus wijst, hoe is er dan, menschelijker ijs gesproken, zegen te verwachten?

Waar dus de Kerken op Deputaten zien, niet et minst op ondergeteekende; zij echter hunne oorstellen, die den arbeid zeer ten goede zouden unnen komen, herhaaldelijk zien afgewezen, aar gevoelde ondergeteekende zich tot zijn diep eedwezen gedrongen zich aan den oificiëelen rbeid onder de Joden te onttrekken en zond ij aan de Synode het volgend schrijven:

„Kralingen, 20 Augustas 1908.

Aan de Eerwaarde Synode der Geref. Kerken in Nederland, vergaderd te Amsterdam.

WE Waar de en Eerwaarde Heeren en Broeders/

Ondergeteekende, zeer verrast, dat reeds in e 3 e zitting van uwe geachte vergadering de ending onder de Joden is behandeld, gevoelt behoefte om zijn diep leedwezen uit te spreken ver het besluit „dat Deputaten zelf de finaniëele administratie zullen voeren, teneinde worde espaard het honararium, dat tot dusverre werd etaald.”

Weet de synode dan niet, dat niet „tot duserre", maar eerst sinds 1896 een penningmeester, die een kleine vergoeding ontving, is aangesteld? en dat wel volgens besluit der Synode zelf, die oen, blijkens Art. 76 harer Acta, heeft bepaald, „dat het Secretariaat voor het vervolg losgemaakt worde van het penningmeesterschap, en het getal der Deputaten voortaan drie zal zijn.”

Het is Deputaten toen gelukt een Broeder te vinden, ten volle berekend om aan de gestelde eischen te beantwoorden, en dat voor een salaris van /50, 00, zegge: vijftig gulden in het jaar. Toch heeft .die broeder op voorbeeldige wijze zich nu 12 jaren lang van zijn taak gekweten, waarvan de Synode zich een weinig kan overtuigen, indien, niet slechts de daarvoor aangewezen cotmnissieleden, maar geheel de Synode de boeken en inzonderheid het beredeneerd finantiëel Rapport belieft in te zien. Het is ondergeteekende's vaste overtuiging, dat in een

college van slechts drie Deputaten niemand zal gevonden worden, die de zeer omvangrijke taak van penningmeester zóó zal kunnen waarnemen als sinds 1896 is geschied.

Uwe vergadering zal het dus kunnen verstaan, dat het genomen besluit ondergeteekende met droefheid vervult; overtuigd als hij is, dat het, ook finantiëel, de Zending onder de Joden zeer ten nadeel zal strekken.

Ten andere gevoelt hij zich gedrongen zijn innig leedwezen uit te spreken over het verwerpen van het voorstel om Deputaten te machtigen, zich voor het benoemen van een Leeraar, die in het belang der Jodenzending zal werkzaam zijn, met een zwakke Kerk in contact te stellen.

Indien de Synode dit voorstel had aangenomen, dan zou, onder de gunste des Heeren, de belangstelling in het lot van de beminden om der vaderen wil, zeer zijn toegenomen en kon zegen op den arbeid worden verwacht, gelijk ook te'verwachten ware geweest indien het tot tweemaal toe ingediende voorstel om een weinig plaats in o& s officieel Zendingsorgaan in te ruimen, ware aangenomen; nu echter zijn de handen van Deputaten bij vernieuwing gebonden.

Dewijl het dus ondergeteekende niet gelukt is om pogingen, die hij met zijne mededeputaten bij onderscheidene Synodes heeft aangewend om, naar den wensch zijns harten te kunnen arbeiden, met een gewenschten uitslag bekroond te zien, en hij zich niet langer medeverantwoordelijk wenscht te stellen voor den tragen gang, dien, wegens de in de laatste jaren gevolgde methode, de Zending onder de Joden noodzakelijk nemen moest, en door de pas genomen besluiten helaas I bestendigd is, meent hij niet onbescheiden te zijn wanneer hij na 33 jaren in functie te zijn geweest, thans vriendelijk, maar tevens dringend verzoekt, gelijk hij bij dezen doet, om voor eene eveniuëele herbenoeming niet meer in aanmerking mogen komen.

Den Kerken voor het in hem gestelde vertrouwen vriendelijk dankzeggend, wenscht der Synode de leiding des Heiligen Geestes op al hare handelingen van harte toé,

haar dienaar en Broeder in Christus,

E. KROPVELD.

P. S. Beleefd verzoekt ondergeteekende, dat dit schrijven in zijn geheel aan de Synode worde voorgelezen.

E. K.

Of aan het verzoek in het Postcriptum is voldaan, is niet gebleken; want er stond niet in het verslag dat een ingekomen briet van Ds. Kropveld is voorgelezen, maar wel, „dat Ds. Dijkstra over een ingekomen schrijven van Ds. Kropveld heeft gerapporteerd, en dat met diens verzoek rekening zal worden gehouden.

Welk dat verzoek echter was, kon niemand uit het Synodaal verslag weten, evenmin als tot op dit oogenblik ons bekend is wie als Depu taten voor de Zending onder de Joden zijn be noemd, zoodat ondergeteekende niet in staat is de bij hem berustende boeken en bescheiden te overhandigen.

Wel heeft hij een schrijven namens de Synode ontvangen, waarin hem meegedeeld wordt, dat

1e de Synode in ons ontvangen schrijven geen aanleiding vond om terug te komen op haar besluit ten aanzien vandefinantiëele administratie van de Zending onder de Joden;

2e zij met leedwezen kennis nam van ons verzoek om niet opnieuw gedeputeerd te worden; dat zij echter van oordeel was aan dit verzoek te moeten voldoen;

3e zij haren hartelijken dank betuigt voor hetgene dat door ondergeteekende voor de Zending onder de Joden is verricht.

Ziehier zoo kort mogelijk meegedeeld hoe een en ander zich heeft toegedragen, en wat de reden is waarom we ons gedrongen hebben gevoeld ons te onttrekken aan een arbeid, dien we 33 jaren, ja met veel zwakheid, maar toch ook niet zonder eenige warmte, hebben verricht. Dat het ons innig leed doet dit besluit te hebben moeten nemen, zullen we wel niet behoeven te zeggen; maar figurant willen we niet gaarne wezen, gelijk ieder zal kunnen begrijpen.

Van harte hopende, dat het Deputaten voot de Zending oader de Joden in hun niet benijd bare taak aan den zegen des Heeren niet mag ontbreken, wordt genoemde arbeid allen Christenen in deu lande, en bij name den Geref. Kerken, biddend bevolen door

hun broeder in Christus,

E. KROPVELD.

Kralingen, 11 Sept. 1908.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's

INGEZONDEN STUKKEN.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's