Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Laat ons hetzelfde gevoelen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Laat ons hetzelfde gevoelen”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch waar wij toe gekomen zijn, laat ons daarin naar denzelfden regel wandelen; laat ons hetzelfde gevoelen, Phil. 3:16.

Er is geen pijnlijker feit, dan de gedeeldheid der Christenen onderling.

De aard van onze Christelijke religie roept vanzelf om eenheid, of althans, indien verschil opkomt, om dat saam-verbonden-blijven, dat immers vanzelf uit de „broederlijke iieide", die aan allen gemeen is en op allen toepassing behoort te vinden, voortvloeit.

Ook heeft onze Koning in zijn hoogepriesterlijk gebed, kort voor zijn gang naar Gethsémané, er met zoo aangrijpende en roerende teederheid voor gebeden. Gebeden dat de discipelen, en zij die door het woord der discipelen in hem gelooven zouden, één zijn mochten. Niet maar in schijn éen, niet maar oppervlakkig éen, maar zoo wezenlijk éen, dat al de zijnen éen mochten zijn „gelijkerwijs, Gij, Vader, in mij en ik in U, dat ook zij in ons éen zijn". En onze Koning voegde er bij: „Opdat de wereld geloove, dat Gij mij gezonden hebt.”

Jezus bad alzoo om die eenheid der zijnen, volstrekt niet alleen, omdat die liefdeseenheid het geluk der zijnen zou verhoogen, maar ook om Zijns zelfs wille. Het groote vraagstuk na zijn Hemelvaart zou zijn, hoe de wereld er toe kon gebracht worden, om in zijn Goddelijke zending te gelooven, Jezus begeerde dat de wereld tot dit gelooi komen mocht. En nu spreekt hij in het gebed tot den Vader uit, dat het krachtigste middel om de wereld hiertoe te bewegen, zou zijn het optreden van zijn geloovigen als een innig verbonden, ondeelbare eenheid, als éen heel de werdd overspannende Kerk, als een Kerk die 'tzelfde gevoelde in al haar leden, en die aan de wereld het schouwspel bood van een geheel nieuwe levensopenbaring, die het heilig liefdevuur in aller hart ontstak.

Natuurlijk is het apostolaat in dit voetspoor van zijn grooten Zender getreden, en heeft rusteloos en met heilige bezieling steeds op de eenheid der geloovigen, niet in formeelen zin

alleen, maar als een levensopenbaring van rijke, uit God in aller hart ingestorte liefde aangedrongen. Ën ook nadat het apostolaat van het tooneei der geestelijke worsteling was affSetreden, vindt ge geen schrijver van Christelijken huize, die niet de éen met meer, de ander met minder nadruk, aandringt op het verwerkelijken van een toestani\ die de wereld onwillekeurig tot den uitroep der bewondering zou brengen: „Zie, hoe lief ze elkander hebben!”

En toch heeft niet alleen de uitkomst hieraan niet beantwoord, maar is er allengs een toestand ingetreden die met elk Christelijk liefdesideaal te spotten scheen. Ge bespeurt dit reeds in de apostolische brieven, ge leest het in de brieven aan de zeven gemeenten in het boek van Johannes Openbaring, zelfs Petrus en Paulus hebben te Antiochie met bitterheid tegenover elkander gestaan, en de Christenen uit de Joden konden de Christenen uit de Heidenen niet zetten. Gedurig leest ge van verwijdering, van dreigende splitsing. En gaat ge verder de annalen van Christus' Kerk na, dan komt er niet alleen splitsing, maar staat in het eind de ééne groep van Christus Kerk in arren moede tegen de andere over. Uit de verdeeldheid komt scheuring, de scheuring leidt tot openlijke, bittere bestrijding. En in het eind heeft de broederhaat soms derwijs de broederlijke liefde uitgebannen en verdrongen, dat men over en weer op elkanders uitroeiing bedacht is, duivels in elkander ziet, en elkander op de wreedste wijze te lijf gaat.

De verbrokkeling der Kerk, die één zijn moest, is thans een droef resultaat der historie, dat muurvast vast zit, en niet meer te verwrikken is. En of al de Ireniek, die dit droeve resultaat te niet poogde te doen, gedurig haar geroep om Vrede, Eenheid en Liefde deed hooren, en of al allerlei alliantie zich vormde, om de gedeeldheid te boven te komen, feitelijk houdt de gedeeldheid van Christus Kerk, heel de wereld door, stand. In Amerika zijn zelfs staten met dertig verschillende kerken, en ook in ons eigen land feilde alle poging, om het getal der gedeelde kerken te doen minderen. Eer voegt schier elke eeuw een nieuwe gedeeldheid aan de gedeeldheid waaronder men reeds leefde, toe.

En zelfs dit is nog niet al. Immers zelfs zij, die in één kerk saamwonen, zijn maar al te dikwijls ook onder elkander in verdeeldheid, staan in groepen en partijen tegenover elkander, en bestrijden eikander niet alleen in het verborgen, maar soms zelfs publiekelijk op de ergste, op de meest hoosende manier. En zoozeer raken we hieraan gewoon, dat als twee, die op zulk een wijze als kemphanen elkander in de veeren vliegen, elk voor zich Joh. lylezen, ernauwlijks weet van in hun hart en in hun conscientie is, dat Jezus' heilige bede als een oordeel over hun eigen doen en bestaan klinkt.

Men vindt het dan wel te betreuren. Men geeft toe dat het anders moest wezen. Maar het was in vroeger eeuwen zoo. Het is overal zoo. En wat zou er aan te doen zijn om het anders te maken?

Nu ligt de bron van dit booze kwaad ongetwijfeld ook in het natuurlijk verschil tusschen land en land en tusschen volk en volk. Wij in het Westen van Europa zijn anders aangelegd en bestaan anders dan de Javanen of Maleiers in onzen Archipel, of ook de Chineezen en Anamieten op Azië's Oosterkust. Zoo als hier te lande haarfijn de scherpste lijnen van onze Gereformeerde belijdenis schier zijn uitgeplozen, vat geen Javaan ze. Hij denkt anders, hij heeft een ander zelfbesef, en ook de gemeenschap met Christus, en door Christus met onzen God, wordt door hem anders doorleefd dan door ons. Het kon dan ook wel niet anders, of bij de uitbreiding der Kerk moest de Christelijke religie in de onderscheiden landen een andere gedaante aannemen. Vorm moest tegenover vorm komen te staan. En het lag voor de hand, dat hieruit twisting en oneenigheid kon opkomen. Reeds toen de Christelijke religie uit Azië Griekenland binnentoog, bleken de Griek en de Semiet elk een eigen opvatting te hebben. Tusschen het Noorden en het Zuiden van Europa en Amerika vindt ge nu nog even sprekend verschil. Uiteenloopende behoeften, verschillende gewaarwordingen, en, als uitkomst, een verschil in den dienst van onzen God.

Zelfs in ons eigen land, ja tot in eenzelfde stad en in eenzelfde dor^ vindt ge gedurig uiteenloopende karakters, die, al behooren ze tot eenzelfde Kerk, en al moet erkend dat beiden in goeden zin geloovigen zijn, toch in hun persoonlijke religie de een meer naar het verstand neigen, de ander meer naar de mystiek overhellen, en een derde op practische religie doelt. Waar in eenzelfde Kerk tien predikers optreden, is het bijna regel, dat ze elk een anderen toon laten hooren in hun prediking, en even dikwijls ontwaart ge, dat in de gemeente gelijk toonverschil is, zoodat de éen zich bij dezen, de ander bij dien prediker meer opzijn plaats en voldaan voelt.

Maar al zijn deze verschillen in het leven zelf gegeven, en daarom niet weg te strijken, dit rechtvaardigt de gedeeldheid niet, al verklaart ze haar opkomen. Waar de uit God gevloeide liefde de harten verteedert, zal men over en weer elkander dragen en waardeeren, zijneigen behoefte niet tot een norma voor anderen stellen, en ook bij alle verschil toch zijn eenheid in Christus gedachtig blijven, en hierin zich éen met elkander gevoelen.

Doch juist hier hapert het aan. In stee van te erkennen, dat uw eigen religievorm slechts een vorm is, waarin het geestelijke én heilige zich aan u opdringt, om achter dien vorm telkens terug te gaan op de Bron des levens in Christus, waarvan de werking bij anderen in een anderen vorm uitkomt, schuift bijna ieder dien vorm op den voorgrond, gaat in die ideosyncrasie van zijn persoonlijk geloof het wezen van het geloof zoeken, en wordt zoo onbekwaam om in te zien, dat ook in een anderen vorm het echte geloofswezen werken kan. Christus legt dan te weinig, het eigen ik te veel gewicht in de schaal, en in plaats van dit te erkennen, beeldt men zich veeleer in, dat zijn eigen opvatting en de waarheid één zijn, dat men in zake de waarheid niet mag toegeven, en dat men uit dien hoofde, bij allen liefdedrang, ontrouw aan de waarheid zou worden, zoo men ook maar iets toegaf.

Daartegenover stelt de apostel nu het vermaan: „W^ar we toegekomen zijn, laat ons daarin naar denzelfden regel wandelen, laat ons hetzelfde gevoelen.”

Zoolang onze belijdenis van den Christus als God geopenbaard in het Vleesch, en van de Verzoening door zijn Bloed ons gemeen blijft, is er toch eenzelfde fundament, waarop we allen saam staan. En nu is dit zeker niet genoeg. Tal van vragen rijzen telkens op, die om nader antwoord vragen, en aan het steeds klaarder beant­ woorden van die vragen mogen we ons niet onttrekken. Daar mogen onverschilligen zich toe verleiden laten, het kind van God heeft daar geen vrede mee. Zooals het kleine kind bij moeder, zoo vraagt ook het kind van God naar altoos meerder kennis en klaarder inzicht. Het Christendom, dat men op een stuivertje kan schrijven, is het Christendom van 'sHeeren volk niet.

Maar wat wel eisch blijft, is, dat ge bij alle verschil in de uitwerking van uw geloof, datgene waartoe ge gekomen zijt, steeds op den voorgrond blijft stellen, en in u opwekt den zin en de neiging, om in dit allerheiligste steeds hetzelfde niet alleen te belijden, maar ook te gevoelen.

Zooals 't bij het sterven is, zoo ook moet het in ons leven zijn. Hart moet aan hart zich aansluiten, jubelend in wat men saam belijdt, saam als rijkdom der ziele bezit, en saam als hope des eeuwigen levens aangrijpt. En niets zoozeer als juist het saam leven en saam genieten in wat men saam in Christus bezit, waarborgt toenaderende eenheid in wat men anders opvat en inziet.

Wat we alvast als eenheid hebben, laat ons daarin hetzelfde gevoelen. En is er wat anderen onderscheidenlijk gevoelen, ook daarin zij God zelf onze Leidsman; ook dat, zegt de apostel, zal God u openbaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Laat ons hetzelfde gevoelen”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's