Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Als gehoorzame kinderen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Als gehoorzame kinderen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uwe onwetendheid waren. 1 Petrus I : 14.

„Kind van God te zijn" gaat boven alles. Rijker, heerlijker, zaliger zijn is er voor een creatuur niet denkbaar. Kind van een Keizer of Koning op aarde te zijn is er niets bij, want God is aller Koningen Koning en aller Heeren Heere, de Almachtige, de zichzelf Genoegzame. Zijn Naam is het inbegrip van al wat groot en goed en heilig is, en Hij is van al wat groot en goed en heilig is de Werker en de Bron. En dan van dien hoogen almachtigen God niet slechts 't schepsel, niet maar een dienstknecht of dienstmaagd, maar eigen < iin^ te zijn; kind niet slechts te heeten, maar uit Hem geboren te zijn, en Hem niet slechts als Vader te mogen aanroepen, maar een Vader in Hem te mogen bezitten; o, het is een weelde waarvoor het in menschenta^l aan woorden faalt, een weelde die 't hart gevoelen moet, die in het fijnste van ons zielsleven genoten wordt, en die een snaar daarbinnen doet trillen, die alleen Godzelf in beweging kan brengen.

Eer ge 't werdt, verstondt ge 't zelf niet, wat zieleweelde er in dit kindschap school. En sinds ge 't door genade werdt, hebt ge er in elk nieuw jaar uws levens iets meer van verstaan. Maar tot wat zalige ervaring van dat kindschap ge zelfs op vergevorderden leeftijd ook reeds moogt gekomen zijn, ge leert steeds helderder inzien, dat ge nog slechts een stuksken der zaak doorzien en doorleefd hebt. Er is in dat „kind van God te zijn" een diepte, waarin ge dan eerst zult afdalen als hiernamaals de eeuwige armen der Ontferming u zullen opvangen. Dan eerst, als ge kennen zult gelijk ge gekend zijt, en als uw Vader zelf, na het wegvallen van alle nevelen, u met de volle uitstraling van zijn Goddelijke Vaderliefde in uw kinderhart zal benedijen.

Er klinkt in dit kind van God tezijnhemelmuziek u in 't oor der ziel. Het is meer dan engelenmelodie die er u in tegenruischt. De Geest^ des Vaders moet in u den zoeten klank van ^at woord vertolken, zoo ge 't verstaan zult. En niets is stuitender, en doet uw heilig gevoel meer zeer, dan 't zoo dikwijls te moeten aanhooreo, hoe over dit „Hij onze Vader", en „wij zijn kinderen" gebazeld en geredeneerd wordt, alsof het in een geboortebewijs en in een notarieele acte kon worden nedergelegd, geheel omgaande buiten de diepste roerselen van uw hait.

Neen, er schittert in dien heiligen, heerlijken Vadernaam geen rijk gekozen beeldspraak. „Kind van God te zijn" is niet maar een op uw gevoel bjrekende vergelijking. Dat Vaderschap en dat Kindschap, ze glanzen u in voWtwezen lijkheid tegen, ook al ontbreekt nog het hoogste aan de werkelijkheid. Al kon een vader op aarde zijn zoon, of een moeder haar kind vergeten, wat in Gad het Vader-zijn is, kan nooit zich zelf verloochenen, en het eens wedergeboren kind blijft kind van dien Vader daarboven, ook al schijnt 't dat 't in ontrouw tegen zijn kindschap liegt.

Zie daarom toe, dat ge nooit door eigenwillig bepeinzen den vollen glans van dat kindschap inperkt. En toch dit geschiedt zoo tel . kens. En het Goddelijk Vaderschap en het zalig Kindschap stelt men dan uitsluitend in het teekeu der liefde. Het zal dan niet anders bedoelen dan dit, dat uw God u als een Vader mint, en dat gij Hem als een geliefd kind met uw wederliefde zult verblijden. De doling der sentimentaliteit ook op dit juweel van het geestelijk Ie/en overgebracht.

Vaderschap en Kindschap hangen saam en duiden beiden in dien samenhang op levensoorsprong, op het scheppende, , straks steeds rijker zich ontkiemend leven, op een levensband die nooit te niet kan gaan, op het stellen van een wezenheid, die het nieuwe wezen in den band van het Scheppend Wezen voor altoos besluit. Een kindsbetrekking is uiteraard, en kan niet anders zijn, dan wezensbetrekking, roepend niet maar om een uiting van uw hart, maar om de toevjijding van al 't leven van uw hart, van uzelf, van heel uw wezen, van al wat in en aan u is. Niets dan liefde, zoo ge wilt, mits dan een liefde die heel uw leven in heilige poëzie tot uiting brengt, en één kindspsalm zingt voor den eeuwiglijk te aanbidden Vader, die u tot zijn kind verkoos, en tot zijn kind maakte.

Zoo schoon en ingrijpend vertolkt de apostel u dit, als hij u toeroept: „Als gehoorzame kinderen, gelijk Hij die u geroepen beeft, heilig is, zoo woidt ook gijlieden heilig in al uwen wandel, en indien ge tot een Vader aanroept dien God die zonder aanziens des persoons oordeelt, zoo wandelt in vreeze den tijd uwer inwoning“.

De eerste kmderplicht, zelfs van een kind jegens zijn aardschen vader, is gehoorzaamheid een gehoorzaamheid die opkomt uit de vreeze, uit het ontzag, uit den diepen eerbied dien 't kind voor zijn Vader gevoelt. Van de moeder geldt dit ook, maar toch meer nog van den vader, omdat het de vader is die de wet in zijn huis stelt, en door die wet den geest in zijn gezin beheerscht.

En is het nu niet stuitend, als bij het zooveel hooger en heiliger kindschap van denGoddelijken Vader, de gehoorzaamheid too weinig op den voorgrond treedt, en aan die gehoorzaam heid zoo weinig wordt gedacht. Niets dan liefde, 't zij zoo, maar dan toch altoos een liefde die zich bij het kindschap vóór alle dingen in stille, kinderlijke gehoorzaamheid uit. Wie tot zijn aardschen vader zou zeggen: „Ik heb u o, zoo lief, " en inmiddels de gehoorzaamheid zou nalaten, zou een leugen in het liefdewoord verbergen. En hoeveel te meer moet dan bij 't kindschap van den hemelschen Vader, die gehoorzaamheid niet het merk-en kenteeken van de echte liefde zijn?

Het is 300, in de liefde versmelt straks de vreeze. Als het zalige van het stil gehoorzamen gekend is; als straks bij het inniger werden van het kindschap, het gehoorzamen van zelf gaat, om in de gehoorzaamheid zelve 't geluk te grijpen en er zalig in te zijn, dan wordt ontzag en liefde één, dan zijn ze niet meer te scheiden. Maar altoos is de vreeze de aanvang, de gehoor zaamheid de outkieming, en de liefde de bloesem van het heilig kindschap, tot de vrucht uitkomt in een zalig gemeenschapsleven van het kind op aarde met den Vader daarboven.

Maar dat hoogste en heiligste wordt niet op eens gegrepen; telkens valt Gods kind er door de in hem wonende zonde weer uit; en daarom komt altoos de gehoorzaamheid weer voor de liefde ui dringen. In reeds volmaakte gehoorzaamheid wandelt niet één enkel kind van God op aarde. En als er verstoring kwam, en de liefde Gods weer door zonde beleedigd is, is er alleen schuld van ^ongehoorzaamheid, waaruit die verstoring der liefde opkwam.

In bet aardsche kindschap slijt, als 't kind man wordt, die gehoorzaamheid uit, en kan toch de liefde blijven; maar voor het kind van God klemt die eisch der gehoorzaamheid steeds nauwer, hoe langer de jaren zijn die we in het kindschap reeds mochten doorbrengen. God altoos meer onze Vader, wij altoos meer en nauwer aan zijn heiligen wil gebonden, en daar door die liefde, als ze inniger wordt, in een altoos teederder gehoorzaamheid zich uitend. Een strijd die tot aan onzen dood voortgaat, en die dan eerst zal zijn opgeheven, als in het Vader huis daarboven 't kind niet anders zal kunnen willen dan zijn Vader, en hierdoor liefde en gehoorzaamheid zich volkomen in elkander oplossen.

Niet genoeg kan daarom voor Gods kin deren op aarde altoos weer op die kinderlijke gehoorzaamheid de nadruk worden ge legd. Niet als stond ze tegen de liefde over. Integendeel. Eiken keer dat ge in gehoorzaamheid te kort schoot, kwijnde ook de liefde, en evenzoo telkenmale, dat de gehoorzaamheid aan uw Vader aan eigen zin en eigen wil den ban oplei, trilde de snaar der heilige liefde u weer zalig in uw binnenste, en werd het gemeenschapsleven met uw Vader in de hemelen te rijker en te inniger genoten in uw hart.

„Dit is het eeuwige leven, sprak Jezus, dat ze u kennen, den eenigen Waarachtigen God", d.i. u kennen als Vader, als hun Vader, en als Vader u kennen, door zichzelf uw kinderen te betoonen, en als uw kinderen uw zalige nabijheid te ervaren.

Die twee hangen saam. Ge kent God als uw Vader juist voor zooveel, als ge zelf zijn kind zijt. Het kind-zijn openbaart u den rijkdom van het Vaderschap. Wie meer kind wordt, kent te beter den Vader, en verstaat te beter, wat schat en weelde voor het hart er in den Vadernaam ligt. Ge leert dit niet van buiten, ge kunt 't alleen van binnen leeren. In het kindschap spiegelt zich het Vaderschap af, en hoe helder en klaarder in dien spiegel het kindschap zich afteekent, des te klaarder en heerlijker zult ge in uw eigen kindschap het beeld van het Goddelijk Vaderschap leeren begluren.

En dan gaat 't bij wisselwerking. Hoe meer kind, des te meer verstaat ge wat in den Vadernaam ligt, en telkenmale dat het heilig mysterie van het Vaderschap zich weer rijker voor u ontsluiert, werkt dit heilig beeld op uw hart terug, om bet kindschap in u meer waarachtig te maken.

Dit gaat nu op velerlei manier. Het gaat door het gebed. Het gaat door innerlijke bevinding. Het gaat door strijd en worsteling. Het gaat door een stil verzinken in de liefde Gods. Maar door niets gaat 't zoo rijk en overvloedig als door een gestadigen wandel in stille, stipte gehoorzaamheid.

Gehoorzamen is, u als kind aan uw Vader conformeeren, u conformeeren aan zijn wil, en door dit conformeeren aan zijn wil, u conformeeren aan dat Goddelijk zelfbewustzijn, waarin zijn Goddelijke wil zijn corsprong vindt. Maar dan een conformeeren, dat niet begint met overleg of redebeleid, maar dat zijn wortel in de liefde, zijn wortel in het zoeken van uw Vader bezit, en eerst daaruit tot inzicht, en tot een doorzien van de wegen Gods opklimt.

„Gelijk Hij die u geschapen heeft heilig is, weest ook gijlieden heilig in al uw wandel!" Aldus blijft de apostel alle eeuwen door het volk des Heeren toeroepen. Altoos weer het gehoorzame kind van God, dat, door het heilige in zijn Vader te zoeken, zijner heiligheid deelachtig wordt, en door die heiligheid het leven met zijn God in zijn ziel deelachtig wordt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Als gehoorzame kinderen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 25 oktober 1908

De Heraut | 4 Pagina's