Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Friesche Kerkbode schrijft over den zendicgsconsul, die door onze Kerken bij de Regeering te Batavia geaccrediteerd is, het volgende:

Zooals bekend is, hebben indertijd bijna alle Zending-en Zendeling genootschappen in ons Vaderland een Zendingsconsulaat gevestigd in onre Oost en tot consul benoemd den heer Dr. C. W. Th. Baron van Boetzelaer van Dubbeldam.

Onze XII Gsneralen waren door hen, die het initiatief tot deze zaak genomen hadden, daarin ook gekend. Met alle hoffelijkheid en voorzichtigheid, naar den eisch der schoone en teedere aangelegenheid en in overeenstemming met hun Deputatenbevoegdheden, hebben die Twaaif geen beslissende stappen gedaan, maar het doen daarvan voor de Generale Synode voorbereid. De Generale Synode heeft besloten. Dr. van Boetzelaer te verzoeken, om eventueel ook de zaken van onze Zending te behartigen bij de Regeering te Batavia.

Zoo'n consulaat is in onze Zending wat nieuws. Onder de Republiek was er geen consul noodig. De Evangelieverkondiging behoorde eo ipso tot de regeeringsbemoeiïng. En gedurende de jongste eeuw was de Missie onder Heidenen en Mohammedanen zoover buiten den regeeringsarbeid geraakt, dat de regeeringspersonen behoorden tot hen, die van de Zending zelfs geen flauw begrip hadden. Daarin is de laatste jaren wel wat verandering gekomen, echter nog meer in het Vaderland dan in de Koloniën. Het feit ligt er; waar wij onzen God voor danken; dat de Regeering en de Zending telkens met elkander in aanraking komen, en elkander op vriendelijke wijze ontmoeten.

g De Regeering kan de Zending noodig hebben: niet om haar te gebruiken als instrument tot uitwerking van politieke plannen, maar om door haar informatiën te bekomen, voor een heilzaam bestuur onmisbaar. De Zending heeft de Regeering noodig tot steun en bescherming. Nu was er echter altijd een groot bezwaar in deze correspondentie: het ' adres van het Gouvernement is bekend, maar welk is het adres van de Missie ? Dit bezwaar was al lang gevoeld. Om eenigszins aan dit bezwaar te gemoet te komsn, nam indertijd het Nederlandsch Bijbelgenootschap het initiatief tot stichting vau een Zendingsconsulaat. Het Bijbelgenootschap werd xr\ dezen gesteund door het Nederlandsch Zendingsgenootschap, de Doopsgezinde Vereeniging voor de Zending in onze Bezittingen, de Utrechtsche Zendingsvereeniging, de Rijnsche Zendingsvereeniging het Centraal Comité voor een Seminarium bij Batavia, het Sangir-en Talaut-Comité, de Vereeniging voor Evangelisatie onder de Militairen in Ned.-Indië, het Nederlandsch Luthersch Genootschap voor In-en Uitwendige Zending en het Salatiga-Comité. Den sden !3ept. 1906 werd in het Bijbelhuis te Amsterdam zeer plechtig als Zendingsconsul naar Indië afgevaardigd de Hoogwelgeboren Heer Baron van Boetzelaer van Dubbeldam, S. S-Theologiae Doctor. Deze consul is nu voor de Regeering zoo eenigszins het Zendingsadres. In hoeverre hij voor de Regeering het adres is, zou moeten blijken uit de door genoemde Vereeniging verstrekte instructie.

Nu heeft onze Generale Synode dienzelfden Heer en Broeder van Boetzelaer tot Zendingsconsul benoemd, en aan hare Deputaten voor de Zending onder de Heidenen en Mohamedanen opgedragen, de Instructie voor den Consul in gereedheid te brengen. Dat is een werk, waarbij terdege opgepast dient te worden. Daarom was het 200 verstandig van de Synode, dat zij niet tijdens hare zittingen ïulk een Instructie vaststelde, maar de concipieering en vaststelling overliet aan hare Zendingsdeputaten, wier prudentie al zoo menigmaal gebleken is en die beter dan iemand weten, waar hier de voetangels en klemmen liggen. Het lijdt geen twijfel, of deze Broeders zullen met deze zaak eenige haast maken. Daar kan ook voor onze Friesche Zending, Mowel als voor de Utrechtsche, de Amsterdamsche, ««beide Zuid-Hollandsche, zooveel aan gelegen zijn.

De Gereformeerde Kerken in Generale Synode 'ollen dien consul accrediteeren. Is het nu noodig, dat b.v. de Kerk van Heeg ook, zoo zij voor zich dat consulaat begeerlijk acht, met dien consul in correspondentie trede ? Zullen de Zendende Kerken, elk voor zich, Barou van Boetzelaer accrediteeren? Zullen die Kerken eventueel door de Twaalf Deputaten arbeiden ? Zietdaar een punt aangeroerd, dat o.i. niet geheel van belang ontbloot is.

Het spreekt van zelt, dat een Kerk, die iets aan het Indische Gouvernement zou te zeggen hebben, in geen geval zich verbindt, om dat uitsluitend door den consul te doen. Dan zouden de Ambtenaren der Regeering er spoedig bij zijn, om in den consul den vertegenwoordiger voor alles, ja de Kerken zelve te zien.

Het ligt ook in den aard der zaak, dat, zoo eenige Zendende Kerk zich niet met den Zendingsconsul in betrekking wenscht te stellen, zij door het besluit der Generale Synode niet daartoe gedwongen wordt. Een andere vraag is, of het niet van groote waarde zou zijn, indien op dit gebied wat kon gecentraliseerd worden.

In onze zelf-presentatie aan de Regeering, in onze correspondentie met haar, kan de éénheid der Kerken van groot belang zijn en voor noodelooze moeite ons bewaren.

Wij zouden het daarom van belang achten, dat er voor gezorgd werd, dat de wijze waarop aan den consul een of andere zaak wordt opgedragen, zóó geregeld worde, dat daaruit geen verwarring of schade voor de Kerken voortkomen kan. (iemeen overleg tusschen de Kerken is in deze zaak verre van overbodig.

Nog een ander overleg is onmisbaar. De Kerken die den «consul van de Zending van de Gereformeerde Kerken in Nederland" eene of andere zaak opdragen, zullen o.i. wel doen, als zij dit niet doen buiten overleg met de Algemeene Vergadering van arbeiders op het Zendingsveld. Alleen de gevallen, a) dat het een zaak gold, waar die Arbeiders volstrekt niet mee te maken hebben, of b) dat het spoedeischende zaken zijn, die het uitstel voor gemeen overleg niet toelaten, zouden daar dan buiten vallen.

Wij vertrouwen, dat deze goede en nuttige instelling, als het consulaat, zal blijken onder den zegen des Heeren, veel goeds voor onze Zending te werken.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 november 1908

De Heraut | 4 Pagina's