Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Maar Gij blijft dezelfde”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Maar Gij blijft dezelfde”.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

[OUDEJAAR.]

Gij hebt voormaals de aarde gegrond, en de hemelen zijn het werk uwer handen. Die zullen vergaan, maar Gij zult staande blijven, en zij alle zullen als een kleed verouden, Gij zult ze veranderen als een gewaad, en zij zullen veranderd zijn. Maar Gij zijt dezelfde, en uwe jaren zullen niet get'indigd worden, Psalm 102 : 26, 27, 28.

De avond van 't Oudejaar is zoo heel anders dan de avond van den Engelerzing op ons Kerstfeest was. Toen weerklonken de hooge tonen van het leven der genade, nu, met den terugkeer van het Oadtjaar, omringt ons al de last des levens, danken we onzen God die er ons weer doorhielp, en staren we de onbekende toekomst tegen met vraag bij vraag op de lippen, opkomend uit de weemoedige stemming van ons hart.

We leiden tweeërlei leven, het ééne met het Kerstfeest, het andere~ met de wisseling van het burgerlijk jaar, als dag des gedenkens. Ons leven met het Kerstfeest tot middeopunt, is een geestelijk genadeleven; het leven van den kranke onder de hoede van den hemelschen medicijnmeester; het opgenomen zijn in de tente der Behoudenis; een gestadig verpleegd worden door hem die ons gekocht heeft; een schuilen onder de vleugelen der eeuwige Ontferming; het doorworstelen van een overgangstoestand, die eerst een einde zal nemen met onzen ingang ten eeuwigen leven, als eens de laatste nawerking van ons geestelijk krank-zijn zal worden te niet gedaan. Dat geestelijk genadeleven is iets aparts; de wereld heeft 't niet met ons gemeen; in het paradijs was 't ondenkbaar; en het is er alleen gekomen, doordien de zonde uitbrak en den wortel van ons menschelijk bestaan verkankeren deed.

Maar daaronder en daarachter ligt ons oorspronkelijk leven, dat we met^Z/i^menschen gemeen hebben. Noem het ons burgerlijk, noem het ons gewoon menscheltjk, noem het ons aardsche leven, mits ge het onderscheid maar voelt; ziet waar de grenslijn ligt; en ook de beteekenis van dat tweede leven niet onderschat. Dat tweede leven sluit in z'ch en omvat al wat u als mensck is toebeschikt. Het is 't leven gelijk het in 't paradijs door de schepping aan al wat mensch heet is ingeprent. In het eerste leven, het geestelijk genadeleven, is geen man of vrouw, geen Jood of Griek, geen oude of j onge van dagen; maar in dat tweede leven, in uw burgerlijk leven, in uw gewoon menschelijk bestaan, daar treden al die verschillen, al die onderscheidingen klaar en duidelijk voor u, als door uw God u voorgelegd. In dat tweede leven voelt ge al de nooden en behoeften, maar ook den rijkdom en weelde van uw bestaan als mensch. Het geestelijk genadeleven schittert alleen onder de Christenheid, maar dit tweede burgerlijk leven is aan alle volken en natiën gemeen. Het geestelijk genadeleven bloeit eerst met Bethlehem op, maar dat oorspronkelijk menschelijk leven heeft sinds Noach de arke ontsloot, door alle eeuwen heen geheerscht en alle eeuwen verduurd. En dit tweede leven is, even goed als uw genadeleven, u van uw God toegekomen, het is door Hem voor u verordend, door Hem is er u een plaats en roeping in aangewezen, en hoe vreemd bet ons op 't eerste hooren ook in de ooren moge klinken, nüt dat genadeleven in de Tente der Behoudenis, maar dat gewone leven is uw eigenlijk leven, en het is dit leven, dat in het rijk der heerlijkheid eens tot zijn volle ontplooiing zal komen. Eens komt de ure dat er geen raedicijnmeester meer zijn zal, die onze wonden verbindt, omdat alle wonde zal geheeld zrjn, en wat dan blijft, zal gijn ons »teHscAeli; è levea gelijk we het in de schep ping ontvangen hebben, maar dan opgebloeid in Goddelijke volkomenheid.

Tusschen dit tweeërlei leven wiegelen we nu op en neder. Eenerzijds trekt de wereld, om ons in dit gewone menschelijk leven te doen ondergaan, en zoo vindt ge om u heen die duizenden en nogmaals duizenden, die feitelijk voor niet anders leven, voelen en zwoegen, en er dan nog, ja, als Zondagskleed een Christelijken schijn bij aanhouden, die straks bij het sterven zijn dienst zal moeten doen. Maar ook anderzijds vindt ge tal van Christenen, die schier geheel in het genadeleven willen opgaan; die het gewone «ïven niet achten; van een hun opgelegde roeping in deze wereld geen besef hebben; en daardoor feitelijk èuitett dit leven staan. Twee eenzijdigheden, die beide haar gerechte straf met zich brengen; en dan alleen staat ge recht voor uw God, zoo ge als kranke van hart heul en hulp bij den Medicijnoieester uwer ziel zoekt, aaa hem u vast­ klemt, van hem niet aflaat en in hem uw behoudenis zoekt; maar tegelijk in uw gewoon menschelijk leven leeft naar de ordinantiën des Heeren, uw roeping in deze wereld u met vollen ernst op de conscientie laat binden, en juist in dit leven der wereld iets toont, iets openbaart, iets uit laat komen van de herstelde kracht, die ge door het medicijn der genade winnen mocht.

En daarom komt na ons Kerstfeest het Oudejaar. Ook een dag ter gedachtenis, maar die in 't minst niet opkomt uit het geestelijk genadeleven, doch ten volle den nadruk legt op uw gewoon menschelijk leven. Op uw Kerstfeest jubelt ge met de Christenheid, maar dan met haar alleen. Op den avond van het Oudejaar daarentegen dankt en bidt ge met al wat uit Adam is met alle volk, en met al wat mensch heet onder de volken. Als de jaardag, waarop ge geboren werdt, terugkeert, gedenkt ge die jaarwisseling persoonlijk, maar op den Oudfjaarsavond doorleeft ge die spanning van het gemoed met allen S3è.m. En het is juist dat saam gedenken van dezen dag met al uw landgenooten, met al uw medeburgers, en niet alleen met uw familieleden maar met alle menschen met wie ge in aanraking komt, waardoor die Oudt jaarsavond zoo machtig kan aangrijpen. Het Kerstfeest staat veel hooger, maar de Oudejaarsdag heeft breeder grondslag. Dan toch is het heel uw menschelijke existentie, die met al wat raenscheiijk heet, zich onder al wie mensch is, uitbreidt, die dan op u aandringt, om nu ook de wisseling in die existentie met uw God te doorleven, en ook in dat Scheppingsleven te verheerlijken Hem die er u in tot aanzijn riep.

En dan drukt op den avond van het Oudejaar ons niets zoozeer, als het rusteloos voortkabbelen van den stroom orszes levens. „Op den weg dien wij betreden, is geen voetstap die beklijft; al het heden wordt verleden, schoon 't ons toegerekend büjft". Ons leven is zoo angstig kort. Het telt bij jaren, en zoo van die jaren ons een zeventigtal is toebeschikt, is de volle menschelijke maat ons reeds toegemeten. Alleen wat zeer sterk is, klimt nog iets hooger op. En van dat korte aantal jaren hebben we reeds tal van keeren den eindpaal bereikt, om met nieuwen moed en nieuwe hope een nieuw jaar te beginnen. En toch, hoe ongemerkt snel is het jaar dat daarop volgde, niet weer doorleefd; meer doorgevlogen, dan doorwandeld. En nu zijn we weer aan zulk een eindpaal toe. En rusteloos gaat dit door en door. Ge zoudt althans op zulk een oogenblikals het Oudejaar u brengt, den onbarmhartigen tijd willen smeeken, u een oogenbük rust te gunnen, maar steeds jaagt hij door en voort. Straks slaat het middernachtelijk uur, en de eerste seconde daarna is het volgend jaar reeds ingetreden. De nacht die invalt, zal u morgen reeds het Nieuwjaar doen vieren. En altoos rusteloos, altoos zonder te verpoozen, altoos zonder u een oogenbük rust te laten, gaat die tocht, die vaart, gewild of niet gewild, door. En zoo zal 't zijn en zal't blijven én in 'tjaardatge dan weer ingaat, én in 't jaar dat daarna komt, tot onverhoeds en plotseling de dood ook u van den levensweg afdringt, en het hier op aarde voor altoos met u gedaan zal zijn.

En in dien stroom zuigt 't alies meê. Al wat u lief en dierbaar is, al waar uw hart aan hangt, al wat u op uw ziel ligt gebonden. Het wisselt, en het verandert, en 't wordt voortgedreven door een macht die niemand stuiten kan. Uw kracht vergaat, en uw schoonheid verwelkt. Uw familiekring slinkt, de kring van uw vrienden wordt telkens kleiner. Geen jaar of 't bracht u rouw, van verre of van nabij. De toestand wijzigt z'ch, het leven waarin ge u bev/eegt, neemt anderen vorm en andere gedaante aan. Zoo is het voor u persoonlijk in uw klein leven, en zoo is het op het groote wsreldtooneel, ­ waarop de volken onderling woelen, O, gewisselijk, er is ook vooruitgang, er zijn ook hoopvolle verschijnselen. Blij en verrukt klimt soms de jubelzang uit den boezem van het volksleven op. Maar dan keert het weer. Tegenslag volgt op tegenslag. En het bangst is, dat ge vooruit v/eet, dat dit jagen der oogenblikken, der dagen en der jaren niet tot stilstand kan komen. Het komt alles, om te gaan. Het gaat alles voort en voorbij. En als straks ook voor u het einde van dit korte, gejaagde leven zal worden uitgeluid, ontglipt u alles wat u lief was en laat ge die wereld achter met haar eeuwige onrust, en in die onrust al wat u boeide en bond. Het heden verdringt het verleden. De toekomst grijpt reeds vooruit in het heden in, om 't op te smelten, en d^ oude klacht van den Psalmist: „Als een kleed zal't al ver ouden; niets kan hier zijn stand behouden; al wat stof is neemt een end, door den tijd die 't alles schendt", wordt ook aan u en aan al wat u dierbaar was bewaarheid, en drukt vooral op den Oudejaarsavond als met looden wicht u op 't hart.

Juist dit jagen toch van 't leven stelt u zoo machteloos tegenover de toekomst, die zich ook nu weer voor a i, atsluit Ge hebt die toekomst niet in uw macht. Ge weet vooruit, dat het ook in die naaste toekomst hetzelfde gestadige wisselen blijven zal. Ge drijft in den stroom, en die sisoom voert u mee, zonder dat ge weet waarheen en hoe lang nog. En als dan die angstige onzekerheid zich voor u hecht aan al wat u lief is, en al wat ge op 't hart draagt, aan al wat zich verbijzondert tot in de kleinste aangelegenheden van uw menschelijk bestaan, dan vaart er een gevoel van huivering u door de ziel. Ge voelt u zoo klein, en die stroom die u meezuigt, is zoo geweldig. En dan tast het hart, zoekt en grijpt, waar het een rustpunt kan vinden; maar ivat ge ook, aan grijpt, telkens glijdt u de voet weer van uw steuitv punt af; tot u dat hoogste gegund wordt, dat ge eindelijk uw voet op den Rotssteen der eeuwen moogt doen rusten, en u moogt vastklemmen aan Hem, bij wien geen verandering is noch schaduw van omkeering. Aan Hem die de eeuwig blijvende, en altoos onveranderlijke is, en tot wien dankend opziend, het tot rust gekomen hart jubelen mag: Maar gij sift dezelfde. Gij zult staande blijven!

En als, o^ het hooren van dat heerlijk woord, uw ziel uit haar diepte zich ook maar even tot uw God mag opheffen, en ook maar iets van zijn vriendelijk aanschijn mag opvangen, dan keert op eens, als op èen tooverwoord, de ruste terug in uw gemoed. Neen, niet alles wisselt, niet alles verandert. Hij niet. Hij uw God nooit. Hij nimmer. Ook niet voor één enkel oogenbük. Die stroom van het altoos wisselend leven is geen inacht buiten Hem. De Psalmist zegt 't zoo treffelijk: Dat hier beneden niets beklijft, dat \szijnéo& \. „Gij zult ze veranderen" roept de zanger in zijn jubel uit, „Gij zult ze veranderen, en ze zullen als ^n kleed verouden, maar Gij zult staande blijven." Ook tot zelfs in dit eindeloos wisselen hier bencêi, is de vaste hand onzes Gods. Het is al uit zijn bestel, het gaat al naar zijn raad. Tot de fijnste draden van dit weefsel des levens houdt Hij in zijn sterke hand. En geen draad van dit weefsel kan verschuiven, of de hand van uw God trok er aan. Die rusteloosheid is slechts schijn, altoos nieuwe uiting van den alles bepalenden, alles beheerschenden wil van uw God. En juist in dit rustelooze openbaart zich de majesteit van zijn onveranderlijken raad. Voor Hem is er geen verleden, geen heden en geen toekomst. Ia vast en onveranderlijk bestel stond en staat't al eeuwiglijk voor Zijn aangezicht. Hij is de Aipha en de Omega. Het aanvangspunt en het eindpunt aller dingen liggen in Hem tot eenheid saamverbonden door den onverbreekbaren keten vaa zijn Voorzienig bestel.

Zeker, ook gij zijt gebonden aan die wereld, maar gebonden niet door het toeval, maar door Hem, en lang eer Hij u in die wereld inbond, weefde zijn Almachtige hand den onverbreekbaren levensband, die u onlosmakelijk zou verbinden aan Hem. Voor u is uw verleden achter u geworpen en schynbaar weg, maar voor Hem niet. Dat verleden had een doel; van dat verleden moest een werking uitgaan; dat verleden was als de stengel, waaraan vrucht moest rijpen; die vrucht was van dat verleden het wezenlijke; en die vrucht is er, en die vrucht blijft. Eer gij Hem kendet, kende Hij u. Reeds toen ge in uwer moederschoot geformeerd werdt, was zijn oog op u. Als kind hield Hij u vast in zijn genade. Al wat u weervoer en overkwam, was zijn hoog bestel. Er was een heilig borduursel van zijn hand in de vorming van uw psrsooa, eer ge geboren werdt, maar er was ook een heilig borduursel van u.v God in het weefsel van de draden uws levens van kindsaf tot nu toe. En het plan, het patroon voor dat borduursel van uw leven is nooit veranderd, bleef altoos vast, draad aan. draad zich hechtend. Eén geheimdnniga verwikkeling van levensdraden, die voor « verborgen bleef, maar die Hij dooizig, voojzag, leidde en in Zijn hand hield. Het werkte altoos mede tot een stellige uitkomst, en in elk nieuw levensjaar ging die uitkomst verder. Niets ging te loor, niets viel weg. En nog staat heel uw verleden klaarlijk als één in elkaar geweven geheel voor zijn heilig oog, en ook in het jaar dat nu komt, zal dat weven aan uw ievensdraad doorgaan, altoos onder zijn bestel, naar zijn plan, en onder zijn heiUge leiding en inwerking.

Dat de tijd voorbij snelt, en 't alles rustelooze beweging om u en.j» u blijft, w juist uw leven. Sttistandisalleenlnhet graf. Geen oogenblik mag of kan het blijven zoo als 't is of was. Het moet alles veranderen en vergaan, opdat 't nieuwe, het rijkere uit het te niet gaan van het mindere geboren worde. De vlinder uit de rups, de bloem uit de knop. Het proces, dat uw leven doorloopen moet, om zijn door God gewild einddoel te bereiken, is zoo eindeloos ingewikkeld en zoo kunstig ineengevlochten, dat er geen oogenblik verzuimd mag worden. Voort, en aldoor voort en verder, is de levensspreuk van elk krachtig leven. Telkens weer hebt ge af te schudden wat was, om wat er uit komen moet, tot openbaring te brengen. Neen, niet de stroom van het leven zuigt u mee, maar het is de adem uws Gods, die u bij het drijven op dien stroom geen ruste gunt, - en geen uur van uw leven ongebruikt laat voorbijgaan, maar eiken dag en elke ure van uw leven volop gebruikt, om u uit toestand in toestand te doen overgaan. Het rusteloos jagen is slechts schijn, en het wezen der zaak is en blijft, dat uw God voortborduurt aaa uw leven, om er uit te doen worden, wat ge naar zijn raadslag eeuwig zqn moet en zult.

Voor uw gevoel zijt ge nu anders dan toen ge kind waart, en zijt ge als man weer anders dan in de jaren van uw jongelingschap, maar als ge terugdenkt in uw kinderleven, was het toch aldoor dezelfde onveranderlijke God tot Wien geopzaagten tot Wien ge riept. Uw zorgen werden anders, anders uw nooden, anders uw begeerten en verlangens; maar al werd uw omgang met uw God rijker, toch vindt ge als grijsaard altoos denzelfdtn God terug, tot Wien ge reeds als kind uw gebed hadt gestameld. Altoos dezelfde heiligheid, die uw zonde terugsloeg; altoos dezelfde erbarming, die balsem in uw wonde drupte; altoos dezelfde Wijsheid die u stuurde op uw levensweg; altoos dezelfde Almachtigheid die u aangreep en uw levenslot beheerschte. Denk zoover ge wilt in uw korte leven terug, maar altoos vindt ge uw God, heel uw leven door, a!s uw trouwen, barmhartigen Vader, die in leed en smart, in vreugd en blijdschap, in vreeze en in hope aldoor met dezelfde Majesteit zich aan uw zielsoog ontdekte. Gij hebt allengs meer van Hem leeren verstaan, en zijt dieper in zijn heilig doen ingeleid, maar als ge dieper werdt ingeleid, was het telkens opnieuw voor u de ontdekking, dat diezelfde trouwe God ook in dat verleden, toen gij zijn doen nog niet verstondt, voor u geweest was, & \z Hij nu is. Wat ook om u wegviel. Hij is staande gebleven. Wat stormen ook het scheepken van uw leven bestookten, hij was en bleef altoos dezelfde vaste Rotssteen, die uit de hoog-opgejaagde golven voor u opdoemde en de ruste hergaf aan uw afge-marteld hart.

En wat niet minder sterk spreekt, zoo als gij uw God hebt bevonden, zoo heeft al wie Hem zocht, Hem bevonden aide eeuwen door. Wat de psalmen zoo rijk voor ons hart en tot zulk een bron van eeuwige vertroosting maakt, is juist dat zij, die in die psalmen hun hart uitstortten, nu na drie duizend jaren blijken geen anderen God gekend te hebben, en hun God nooit anders te hebben bevonden, dan Hij zich nu ontdekt aan uw hart. Die kostelijke zangers hebben 't vaak dieper gevoeld, want hun leven was zooveel banger dan het uwe. Maar juist omdat zij klaarder in Gods doen inzagen, sleept nu nog hun woord u mee, en geeft ook u in dit doen uws Gods een klaarheid van inzicht, waardoor te zaüger ruste uw eigen hart verkwikken komt. Zooals de psalmisten, en j zooals uw eigen vrome vaderen dien God gekend hefiben, zóó wordt Hij ook door u bevonden, altoos dezelfde, de God die altoos staande bleef, wat ook op aarde omging, veranderde of wisselde.

En vanzelf valt daardoor de breuke tusschen hetgeen 't was en hetgeen 't zijn zal, weg. Ook de toekomst is Zijns, en ook de toekomst, die in 't nu komend jaar u wacht, zal uit Zijn hand tot u naderen, en dag na dag zich aan u openbaren. Niet met de belofte dat 't al vreugde en weelde zal zijn, maar wel met die veel rijkere belofte, dat Hij ook in die toekomst voor u dezelfde zal zijn, en ook in die nieuwe toekomst als uw God, die uw eeuwig geluk bedoelt, zich aan u openbaren zal. Omdat uw God nooit verandert, maar eeuwig dezelfde blijft, daarom kan alleen uw God uw eeuwig deel, uw hoogste goed zijn. En als ge die zekerheid op den nieuwen levensweg met u neemt, dat uw hoogste goed en uw eeuwig deel u gewaarborgd blijft, hoe zou dan ooit de levensmoed u ontzinken.' Ook nu weer zal zijn weg nu eens door de zachte suiïing der koelte, en dan weer door storm en onweder zijn; maar 't zij ge ziet op uw persoonlijk leven, op het leven van uw gesin, of op het lot van vaderland en volk, het blijft alles in zqn hand. Het zal ook nu gaan naar zijn heilig bestel. En wat u ook in de toekomst beidt, steeds en onveranderlijk zult ge in Hem uw zelfden God, uw zelfden trouwen Herder, uw zelfden Vader van eeuwige ontferming terug vinden.

En dan natuurlijk sluit aan die rust en troost gevende gewaarwording uit uw gewone menschelijk leven, zich een nóg heerlijker, en nóg zaliger gewaarwording uit uw^^^.f^^-/yvé genadeleven aan. Zeker, wat zou blijven beangstigen, wat zou blijven verontrusten i$ de bittere onheiügheid die ^jr in dat verleden gemengd hebt, de wrange zonde & & uit uw vergiftigd hart in dat verleden indruppelde. Maar ook die onrust stilt uw God, als Hij voor u verschijnt in het beeld zijns Zoons; u niet als een eenüng apart aanschouwt, maar als een ingelijfde in Christus u aan uzelven ontdekt, en over den onheiügen geest in u de tucht van zijn Heiligen Geest laat gaan. Dan vloeit uw gewone menschelijke existentie saam met uw ^^««^/jexisteatie, en ge geeft ook voor de toekomst Hem niet alken uw lot voor het nu komend jaar, maar aan Hem uw ziel, heel uw persoon, al eigen toekomst over, dit wetende, dat zoo ge in Christus zijt, niets, niets u ooit zal kunnen scheiden van de liefde uws Gods die in Christus Jezus is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's

„Maar Gij blijft dezelfde”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 27 december 1908

De Heraut | 4 Pagina's