Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Een  geslaaacht, dat zijn hart niet richtte”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Een geslaaacht, dat zijn hart niet richtte”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En dat zij niet zonden worden gelijk hunne vaders, een wederhoorig en wederspannig geslacht; een geslacht, dat zijn hart niet richtte, en welks geest niet gelrouw was met God. Psalm 78 : 8.

In steeds breeder kring begint 't als les van wijsheid te gelden, dat ieder die tot ontwikkelirg komt, zich moet „uitleven" Bedoeld wordt hiermee, dat we ons karakter niet naar een bepaald patroon moeten verknippen, maar dat we uit moeten komen in onzen eigen aard. De een anders dan de ander. £en iegelijk naar zijn inborst en ingeschapen neiging is.

Op zich zelf schijnt hier niets tegen. In de plantenwereld zijn 't niet al madelieven, maar ook rozen en oleanders, bloemsoorten van eigen aard, elk met een eigen kelk, kleur en geur, zonder eind. Niet andejs is het.in de dierenwereld. Ook onder de dieren in de lucht, in de wateren en op 't land een eindelooze veelvormigheid. In gansch Gods heerlijke schepping een weelde in vorm en soort, en in die soorten zelf weer variatiën en schakeeringen; wat tot bij de kleinste insecten doorgaat. Waarom zou dan in de wereld der menschenkiDderen niet dezelfde rijkdom van vormen schitteren, en de variatie bij het hoogste creatuur niet zelfs tot in het individu doorgaan?

In zooverre ligt in dit „zich uitleven" niets nieuws, In alle tijden en onder alle volken is steeds aangedrongen op persoonlijke ontwikkeling, op belijndheid van karakter, op het uitkomen naar eigen inborst en aanleg, „Wees uzelf" is een machtspreuk, die niet nu pas is uitgevonden. £er zou men nog kunnen zeggen, dat oudtijds bet karakter meer vanzelf in het licht trad en zich aankondigde en handhaafde, terwijl juist nu, bij de afslijping der karakters, de meesten, om toch een eigen iet; te wezen, tegenover den drang naar het klassikale

naar het model en naar hel patroon zich in beteekenis verminderen.

Op onjie scholen voert dit klassikale nog schier onbetwist heerschappij; in kleeding en wijze van zich voor te doen wordt alles aan eenzelfde wet onderworpen; en wie die wet niet kent en er niet voor bukt, heet zijn wereld niet te kennen. lïet is al één stempel dat op elk beschaafd persoon, ia wat land hij ook Ie76, gedrukt wordt. Het draagt al één type, tot in het kapsel van het haar en in de snit van den baard. Er is een modeliteratuur die een ieder leest, een modepoëzie die ieder zingt, een modemuziek die ieder hooren wil. Het vrije kleed wordt unifprm, en uniformiteit de macht die 't leven beheerscht. Eenvormigheid de vloek van het moderne leven.

Daartegen nu is uit Noorwegen de storm opgestoken. Overdreven individualisten als de Noren «ijn, hebben ze 't er op gezet, die wet der uniformiteit te tarten en te breken. En Ibsen, een echte Noor in het kwadraat, bewoog zijn lezers zelfs, om naar 't vlak tegenovergestelde uiterste over te loopen, en heil te zoeken in het „zich uitleven". Een ieder moet zich laten gaan. Nooit vragen wat anderen doen, maar al wat oprilselt uit 't eigen wezen, niet alleen onvejlet en onbesnoeid laten uitgisten, maar opzettelijk tot scherpgekante ontwikkeling brengen. Hoe meer iets anders dan een ander, des te beter. Zoo op de manier, alsof in elk wratj2 en elk haartje op 't gelaat het kenmerkende van de schoonheid school. Zonder keur, zonder kritiek, al 't eigene, al het bijzondere, al 't persoonlijke scherp, naar buiten laten treden, en eerst in de wrong van al dat eigene spreekt de man, het karakter, de persoonlijkheid.

Nu kan dit, ideaal opgevat, gewaardeerd, Alle reactie kan nut brengen. EQ tegen de heerschappij • van 't model, van 't patroon, van 't klassikale, van 't alles eender, i« dit geroep om „zich uit te leven", voor den Christen welkom. Mits onder één beding, en dat beding is, dat de heilige lijn niet golven ga, en niet doorbroken of op zij gebogen worde. Uit het hart komt de drang voor het leven, en naar ieders hart is, wordt op zijn persoonlijk leven een eigen stempel gedrukt. Maar dit hart mag geen spsl van wind en golven worden. IQ dit hait moet stuur, moet vastheid van gang, moet welbewuste keuze zijn van 't doel waarop 't scheepken van ons leven afgaat. En waar dit ontbreekt, slaat 't „zich uitleven" in een verspelen van zijn leven om, en komt er een geslacht aan 't woord, waarvan de Schrift zegt, dat het een, geslacht is, dat zijn hart niet richtte.

Niet minder dan ze f en malen wordtin Gods Woord op dit „richten van ons hart" aangedrongen; en als bij Rehabeam de scheur komt en de afval begint, wordt dit verklaard uit 's Konings zonde, dat hij zijn hart gaan liet, zelfs passief den drang van zijn onheilig hart volgde, en zijn hart niet richtte, om als Koning inden dienst van zijn Zender te staan.

En dit komt er van, en moet er van komen, zoo men zich maar uitleeft naar wat er uit zijn hart opkomt, en ophoudt om met de heilige lijn te rekenen. O js hart wordt dan een motor scheepken, waar wel een vuur in brandt, en waarin men stoom opzet, om de schroef te doen omslaan en het scheepken voort en verder te drijven; maar wat ontbreekt is de hand aan het roer. Stuur is er niet. Wild raast de motor door de golven. En het eind is, dat het verloren scheepken te pletter stoot op de rotskust.

Dit zou niet zoo zijn, zoo alleen de edele motieven van ons hart in actie kwamen. Maar ons hart is een haard van zoo gemengde brandstol. Het treft u telkens, zooals zelfs bij de diepstgezor kenen nog een nobele trek uitkomt Maar. ook omgekeerd, stelt het u even dik wijls te leu', hoe zelfs onder de nobelsten van ons geslacht nog gedurig booze trekken doorbreken. Schier aan alles wat uit ons hart op Icomt, kletfc een zondige trek, is een zondige bijsmaak. Het eigen ik zit diep in de kelders van ons hart zich zelf te aanbidden, en trekt alle draden van wat zich in ons hart roert, zooveel 't maar kan naar zich toe. Ja, zoo overheerschend is die drijfkracht van het eigen ik, dat er niet eens bij behoeft nagedacht te worden, maar dat vanzelf alles er toe nijgt, om zich door het eigen ik in zijn web tfe laten vangen.

Daar moet dan het paslood van de heilige lijn overheen, om wat zondig opwoelt, terug te dringen, en alleen wat zich heiligen laat, door te laten. De keur op ons hart. De keur van de teedere conscientie. De keur van een aan God zich toewijdend geloof.

En dit noemt de Schrift: het richten van zijn hart.

Geen enkele kracht in zijn hart laten slapen, geen enkele kracht laten te loor gaan. Alles in actie zetten. Maar alle actie van uw hart richten op een bepaald doel, en dit doel van alle actie van uw hart kiezen in wat Gode welbehagelijk is en u aan Zijn dienst heel uw persoon doet toewijden.

Het scheepken niet voor anker stil leggen. Het niet meren aan den vasten wal. O/er de golven moet ge u wagen durven, en zelfs op die golven „full speed" durven doorvaren. Alleen maar, geen oogenblik mag het roer aan zich zelf worden overgelaten. Met vaste hand moet 't roer omklemd en gericht worden.

Uw scheepken moet aanlanden, niet waar eigen aandrift het heen zou doen glijden, maar waar gij wilt dat het .zal aankomen, en gij moogt niet anders willen, dan dat 't aankome waar het uw God gevalt.

Immers ontbreekt dat „richten van het hart' dan wordt elke passie verontschuldigd, dan wordt elke eigenheid, hoe zondig ook, als een karaktertrek geëerd. Dan leeft men er op toe. Viert alles bot. Weet niet van zeltbeheerschiiig. Laat zich gaan, zooals wind en golven het wilde hart drijven. Eigenzinnigheid en eigenwilligheid vieren hun hoogste triomfen. Et is niets heiligs meer, waarvoor men uit den weg gaat. En wat dan, hoe ruw en scherp ook, maar individueel uw eigen karakter doet uitkomen, slaat om in een toegeven aan allen lust, in een volgen van elke gril, in een bezwijken voor de verleiding van elke zonde, in een niet meer vragen naar uw God.

En nu gaat het, gelukkig, bij de meesten wel niet zoover, maar niets is toch gewoner, dan zelfs in Christelijke kringen op personen te stuiten, die, ja, wel een deel van hun hart en hun leven richten, en ten deele zich zelven beheerschen, en voor een deel op een bepaald levensdoel aansturen, en dit beheerschte deel van hun hart in den koers van de heilige lijn houden, maar die er zich aan gewend hebben, een ander deel van hun hart stuurloos te laten rondzwalken. Ze verstaan niet, dat hun hart een eenheid !•? , en dat alleen de saamgevatte kracht van hun hait hun volle persoonlijkheid vormt. Vandaar hun onbelijndheid, hun zwakheid, hun karakterloos bestaan. Dan is er een deel zonde, waar ze zich steeds voor wachten, maar ook een ander deel van zonde, waar ze geen zonde in zien. Ze zijn als een motorschip met twee machines, waarvan de ééne machine vooruit, en de andere achteruit stoomt. En zoo draaien ze en wentelen ? e. Nu eens op de heilige lijn, en dan weer van de heilige lijn af. Ge kunt niet zeggen, dat ze niet ook hun hart richten, maar hun hart als geheel genomen, richten ze niet.

En dit geeft dan die doelloos doorleefde levens. Dat vooruit en achteruit stoomen zonder ooit verder te komen. En het pijnlijkst is dan, dat juist in het niet gerichte, niet beheerschte deel van hun hart het meest en het sterkst hun eigen aard spreekt, zoodat het heilige er als een vreemde macht doorheen trekt, en het onheilige, opborrelend uit de zondige diepte van hun innerlijk leven, den toon aangeeft.

„Gij zult liefhebben den Heere uw God, met heel uw hart, met heel uw ziel, met heel uw verstand, en met al uw kracht!" roept Jezus ons toe. Halt werk is hier geen werk. En daarom, heel uw hart, met al zijn aangeboren en ingeschapen krachten, moet op God en God alleen gericht.

In de heilige lijn moet ge uw koers bij het uitvaren en bij het doorvaren kiezen, en zoo alleen komt ge uit bij de haven der eeuwige luste.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's

„Een  geslaaacht, dat zijn hart niet richtte”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 januari 1909

De Heraut | 4 Pagina's