Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Em verandert zich in een engel des lichts.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Em verandert zich in een engel des lichts.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

En het is geen wonder; want de satan zelf verandert zich in eenen engel des lichts. 2 Cor. II : 14.

Toen Johannes en Petrus en Jacobus en de andere discipelen zoo dikwijls getuigen waren van Jezus „bidden", en ook zich door den diepen toon van heiligen ernst die in dit bidden weerklonk, voelden aangegrepen, leek hun eigen bidden hen zoo krachteloos en zoo arm, dat ze Jezus vraagden: „Rabbi, leer ons bidden!" en ze drongen dit aan met op den Dooper te wijzen. Die had 't ook zijn discipelen gedaan,

En Jezus gaf aan dien drang toe, en zoo ontving de Kerk van alle eeuwen het Onse Vader. Een wondeikort, en toch alomvattend gebed. Ea in dit kort gebed komt althans éen bede voor, die de gewone bidder veelal uit zijn gebed uit zou laten, de bede: Verlos ons van den Booze. Let er maar eens op, hoe zelden zelfs in Christus Kerk, die voor het gebed het Onze Vader als richtsnoer ontving, die bede om verlossing van den Booze, uit de zielsworsteling van wie in 't bidden voorgaat, wordt opgetonden.

Men rekent zoo weinig met den Booze. De wijzen dezer eeuw hebben 't ons sinds Balthasar Bekker op alle manier ingefliiisterd, dat er geen geesten, geen eng'jlen en dus ook geen booze engelen zijn. Al wat men daarvan geloofd en gesproken heeft, was verbeelding. De verbeelding heeft een eigen bestaan toegekend aan wat geen bestaan had. En dit alles wil er bij ons in, en ging er dan ook bij heel de beschaafde wereld in, totdat men weer in Jezus begon te gelooven. Want immers, dit viel niet te weerspreken, Jezus had , 't ons zoo heel anders ge leerd. Veertig dagen is hij verzocht van den duivel. Daivelen uitwerpen was Jezus dagelijk sche heilsdaad. Hij zag den satan als een bliksem uit den hemel vallen. En toen hij zijn discipelen, en dus ook heel zijn Kerk, bidden leerde, liet hij het zestal beden eindigen in de smeeking, dat onze Vader die in de hemelen is, ons verlossen mocht van den Booze.

Zoo stocd het gedurig tusschen Jezus en de wijzen dezer eeuw, en dan liep de wereld de wijzen dezer eeuw na, maar wie in den Zone Gods geloofde, bad Jezus het „Verlos ons van den Booze" na.

Nu kan die neiging der v/ereld om het geloof aan satau's bestaan prijs te geven, ons niet verwonderen. Wie insluipt om in een huis te stelen, heeft liefst dat de bewoner niets van zijn aanzijn merkt. En als een kind toch onraad gehoord heeft, en dan tot zijn vader zegt: Er is een dief in huis, en vader lacht daarom, en ant woordt aan zijn kind: „Alles verbeelding, er is geen dief", en de dief hoort dit den vader zeggen, dan lacht hij in zijn schuilhoek van pret stillekens meê Zóó juist moet hij 't hebben, om, a!s alles slaapt, het gezin dujchtig te kunnen bestelen.

En juist dit nu is ook op den Booze toepasselijk.

Ook de Booze is er op uit, om niet gemerkt te worden, en als hij dan de wijzen dezer eeuw hooit uitroepen: Lieve vrienden, er is geen duivel! en hij metkt dat de publieke opinie daarop inslaapt, dan schaterlacht hij van duivelsch genot. Zoo moet hij 't juist hebben. De wereld moet inslapen met de gedachte, dat hij niet bestaat. Juist dan toch heeft hij eerst recht de handen vrij, om de argeloozen te misleiden, te verzoeken en te verder/en.

Vandaar zijn haat tegen Jezus, want Jezus heeft ons wakker geschud, en ons gewaarschuwd en het ons toegeroepen: Satan is er wel degelijk, en daarom, bid den lieven God dagelijks, dat Hij u van dezen Verzoeker verlosse.

Doch toen verzon satan er iets anders rp. Dat hij bestond, en op ons arme menschen loerde, om ons te verderven, viel althans in Cnristus Kerk niet meer te loochenen; maar toen kwam de vraag: In wat gestalte verschijnt hij, en waaraan ontwaart men, of hij op ons toesluipt.

En toen plaatste satan zelf voor onze verbeelding een gruwlijke, afgrijslijke gestalte, die allengs vast type werd. Een type, waarin schilders en teekenaars den Booze dan ook steeds afbeeldden. Een half menschelijk gestalte, soms in een ruw haven kleed, met een afgrijslijk gelaat, twee horens achter het voorhoofd, bokke pooten, en van achteren een lange staart.

Zoo en niet anders dacht men zich toen den Booze, en omdat men hem zóó nooit zag, leefden verreweg de meesten in de stille rust voort, dat Satan althans hen ongemoeid liet, en dat zij niets van hem te duchten hadden. Eerst blies hij ons de gedachte in, dat hij niet bestond, en nu dit niet meer ging, liet hij voor de verbeelding een spotbeeld, een carticatuur op komen, dat nergens kon bestaan, en dat dan ook niemand verontrustte. Een enkele, met overspannen verbeelding, mocht in schrik en angst wanen, hem zoo gezien te hebben. Maar dat bleef bij een enkel geval. En algemeen vond de overtuiging ingang, dat er ja, wel een satan was, dat hij er schriklijk uitzag, maar dat hij zich met zoo goed als niemaud inliet. En zoo was weer satans doel bereikt. Men sliep in en droomde van den Booze geen kwaad.

Maar natuurlijk, dat spotbeeld van satan is pure verzinning. Hij is een geest, en heeft geen lichaam, en dus ook geen gestalte zooals de arricatuur hem in de kunst voorstelt.

Dit nu gevoelt ge het best en het diepst, zoo ge luistert naar het apostolisch woord, dat atan, om ons te verleiden, zich soms verandeit tot zelfs 'va een engel des lichts. Hierin toch ligt, dat de ooze, om ons te verleiden, ons nadert, niet n afschrikwekkende, maar juist in een hoogst vriendelijke, aantrekkelijke gestalte; ons daar door misleidt; niet vermoeden laat dat hij 't is j en zoodoende ons overhaalt, eer we er op bedacht zijn; en juist zoo eerst wordt hij de Verleider, de Verzoeker. Bezat hij v/erkelijk de schrikkelijke gestalte, waarin men hem afbeeldt, dan zou er geen verzoeking zijn.-Een ieder zou voor hem vlucnten en niemand zich door hem vatten laten. Maar nu hij, juist omgekeerd, ons gemeenlijk nooit anders nadert dan in zeer vriendelijke gestalte, nu loopen we niet weg, maar luisteren. En zonder zelfs eenig vermoeden te hebben, dat hij 't is, worden we gedurig zijn slachtoffer, zonder het zelf te weten.

De Verzoeker komt niet zelfzichibaar, maar valt ons aan in een vriendelijke gestalte uit onze omgeving, in een begeerlijk goed, dat ons boeit, in een uitzicht dat onze eerzucht streelt, in een aardsche heerlijkheid die onze zinnen prikkelt, in een opgewekte verbeelding, die ons bekoort en inneemt, soms zelfs in een vrome gestalte, en als ia een engel des hchts, Alie ketterij is uit zulk een vahch-vrome gestalte opgekomen. Om Gods wil moest men 't zoo ea niet ander» leereo, en om Gods wil zijn ketterij doorzetten. Onder dat alles benevelt hij dan onzen eigen geest, dat we door die bekoring van het schoone, het rijke, het eervolle, het hooge en vrome ons verschalken laten. En zoo vallen er zoo velen in de verzoeking.

Niets ontziet, niets spaart satan daarbij. Nu eens zal hij u verleiden door uw eigen lieve vrouw, dan door een kind, waar heel uw hart aanhangt. De broeder wordt tegen de zuster uitgespeeld. Vriendje en schoolkameraadje worden als instrument ter verleiding gekozen. Dan komt de vreemde vrouw in het spel. Straks het lieve geld, de hope en het uitzicht op eere. Alles moet dienst doen, en dit alles werkt steeds op u in een vriendelijke gestalte, in een aantrekkelijk beeld. Zoo vlak het tegendeel van die bokspooten en die twee horens boven de ooren. Ea juist doordat satan u zoo steeds zijn lagen legt, valt ge eer ge er op bedacht zijt, en als gij dan 's avonds bidt: Leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze, dan denkt ge er niet aan om in al die vriendelijke gestalten, die uw ziel verleidden, ook maar een trek, een zweem van den Booze te zien.

Satan is altoos de listige. Vertoonde bij zich nu aan u als een hyena of tijger, die u bespringen wilde, dan zou hij niet listig zijn. Ltst is het niet, om zich te toonen, gelijk men is, maar juist omgekeerd, om zich te vetkleeden en onkenbaar te maken. De vos in het priestergewaad, zoo is steeds satans onheilig spel. Altoos hef, altoos vriendelijk, altoos uw gemoed en uw lust toesprekend, — dat is de gestalte, waarin hij u naderen moet, om n te zekerder tot zijn prooi te kiezen.

En die waarlijk niet moeilijke list gelukt slag op slag bij duizenden en bij duizenden, ook onder het Christenvolk. Dagen en weken en maanden gaan voorbij, zonder dat men ooit 's avonds voelde, dat men met satati te doen heeft gehad. Men heeft soms wel voor een verleiding gestaan, maar dat was dan .een verleiding, die van menschen kwam. Aan de verleiding van satan wordt bij zulk een gewone verleiding bijna nimmer gedacht.

En daarom is het eerste wat we te doen hebben, er steeds op bedacht te zijn, dat juist in het vriendelijke en Leve dat ons bejegent, zoo telkens de Verleider op ons kan aandringen. Het eens voor goed helder in te zien, dat die leelijke satan met zijn bokkepooten pure fantasie is, en dat satan ons altoos besluipt in een persoon of in een zaak, die ons boeit en aan trekt. Toen Petrus uitriep: Heere, gij zult niet lijden en niet gedood worden ! wat was dat toen niet lief? Petrus zou opvliegen om te strijden voor zijn Heiland. En toch, Jezus speurde hier aanstonds de werking van den Booze in, en bestrafte Petrus, hem toeroepend: Satan, ga achter mij. Eu die satan had hier op Petrus ingewerkt als een engel des lichts.

En daarom zij een ieder onzer op zijn hoede. Vriendelijkheid neemt ons zoo licht in, vooral zoo het onzen lust en ons ik streelt. En dan juist heet het: Waakt. Dan S'aan we voor een tiachelijke keuze, en dan he-^ft een ieder zich af te vragen: Komt nu de aandrang uit God, of komt ze in mijn ziel als influistering van satan ? Wie zoo eiken avond met zijn dag rekent, wordt er van zelf in geoefend, om de inspiratie van God en van satan te onderscheiden. Met zekerheid voelt ge dan allengs: Dat kwam van den Booze! Eu dan dankt ge, als ge stand hieldt, maar bidt ge ook te ernstiger iu het besef van uw eigen zwakheid eiken avond weer Vader, verlos mij van den Booze!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 maart 1909

De Heraut | 4 Pagina's

„Em verandert zich in een engel des lichts.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 maart 1909

De Heraut | 4 Pagina's