„Er was een mensch van God gezonden.”
Er was een mensch, van God gezonden, wiens naam was Johannes. Joh. i : 6.
Heeft een machtig Vorst een gezant uit te zenden, dan moet hij dien uitkiezen onder de burgers van zijn land. Maar bij den Heere onzen God bestaat dit verschil, dat Hij, zoo er iemand te zenden is, dien niet kiest, maar schept; en juist hierin spreekt zijn Almachtigheid. De Vorst toch, die alleen uitkiezen kan, moet voor lief nemen het beste wat hij kan vinden, terwijl God de Heere, Die zijn boden zelf schept, hen tot aanzijn roept, toegerust met al wat hij voor Zijn zending behoeft.
Het verschil tusschen beide zendingen springt" in het oog. Bij den Vorst de angstige verlegenheid, bij den Heere onzen God de vrijmachtige beschikking.
Telkens weer klinkt ons uit de historie der Vorsten tegen, dat hun Rijk zoo arm aan mannen is, of dat er wel mannen zijn, maar niet de mannen die ze hebben moeten; dat in dezen dit, en in den. ander weer dat ontbreekt; zoodat 't altoos een behelpen blijft, en dat uit dit gemis van „den rechten man op de rechte plaats", maar al te dikwijls schade voor hun eer en schade voor hun volk is voortgekomen. En dit niet alleen bij gezanten die ze uitzonden, maar meer nog bij veldheeren die ze over hun leger, of vlootvoogden die ze over hun schepen moesten stellen, en die leger en vloot lieten slaan.
Ter afwering hiervan besloten ze dan mannen op te leiden. Zoo zou de schaarschte worden aangevuld. Zoo zou het gebrekkige verholpen worden. Zoo zouden straks de mannen die ze behoefden, van zessen klaarstaan. Maar ook dit liep veelszins op teleurstelling uit; want hoe goed hun krijgsschool en hoe uitnemeod hun gansche opleiding ook werd ingericht, het ^««««/^ talent kwam er door geen onderwijs in; en ais het op handelen aankwam, bleek toch deman, die land en volk kon redden, te ontbreken.
Zulk een Vorst wist dan wel, wat soort mannen hij van noode had. De historie gaf het beeld, hoe de man, naar wien men zocht, zijn moest. Er waren in eigen land ea in andere landen zulke mannen geweest. Maar in het
oogenblik van den nood vond men ze nie' Geen Vorst kan een vlootvoogd als de Ruyt r uit den grond stampen. Opleiden kan een Vorst zijn mannen, maar scheppen kan hij ze niet. Menschen scheppen, die voor hun taak berekend zijn, kan alleen God.
Daarom treft het zoo, en klinkt het zoo plechtig, als we van Johannes denDooper lezen: Er was een mensch van God gezonden.
De Dooper komt de wereld binnen, en treedt onder Israël op, om een last dien God hem gaf, aan de wereld te gaan mededeelen en onder Israël bekend te maken. Hij is er in geen leerschool voor opgeleid, niemand onder de hoogen der wereld heeft hem titel of aanstelling gegeven. Het is of bij zoo plotseling van den troon Gods naar onze wereld is afgedaald, en nu aanklopt om gehoor t/s vinden.
Hij heeft een zendinij. Hij is een gezant. Hij werd gezonden. D. w. z. hij kwam niet uit zichzelf, hij trad niet op uit eigen aandrift. Hij kwam omdat hij komen moest. Hij sprak wat hem te spreken werd ingegeven, en het was als bij Amcs een vuur dat in zijn ziel brandde, en hem geen rust liet. Tot in zijn martelaarsdood is hij heel zijn leven lang altoos voortgedreven door een macht die hem te sterk was, en die drijvende macht die op hem inwerkte, was van zijn God.
Zijn zending en roeping was de hoogste die zich denken liet, heraut van Gods gezalfden Koning te zijn, en de Christus zelf heeft het betuigd, dat er tot op dien tijd onder allen uit een vrouw geboren, niemand grooter is ge weest dan Johannes de Dooper.
En voor die hooge zending ontbrak aan Johannes tists van wat voor die gewichtige taak vereiscM werd. Zoo er ooit van „den rechten man op de rechte plaats" sprake kon zijn, dan was hij in Johannes belichaamd. Geheel alleen vond hij zijn weg, en eiken voetstap op dien weg zette hij met juistheid, en toen de kerkerdeur van Machaera zich achter hem toesloot, was bereikt wat bereikt worden moest: Er was onder het vrome volk een opwekking tot stand gekomen, juist) zooals ze zijn moest om op Jezus' verschijning voorbereid te zijn. Zouder den Dooper die voorafging, zou de Zoon des menschen geen toebereiden akker hebben gevo ? den. In den bodem waarop Christus' Kerk zou worden opgetrokken, groef Johannes de plek voor het fundament uil.
En om ors nu nog dieper te doen gevoelen, dat deze Dooper „een mensch was van God gezonden", had God het alzoo beschikt, dat Zacharias eu Elisabeth kinderloos oud waren geworden, zoodat geen hope op oudervreugd hun meer o erbleef. Dat ze toen toch nog een kind, en zu k een kind kregen, was een wonder in volstrekten zin. Johannes was niet een kind in den gewonen weg van het huwlijksleven geboren, miar geheel wonderbaar door een engel aangekondigd, en door de Almachtigheid Gods in de verstorven moeder van Elisabeth verwekt.
Het vergiug haar als Sarah, en tweemalen wordt gelijk wonder ons bericht. Bij Sarah om in Abraham, ea door Abraham onder al Gods volk, ket geloof te fundeeren, en bij Elisabeth om den weg te bereiden voor den Christus, op wien dit geloof zich richten zou.
Zoo sprit gt het in 't oog, hoe Johannes de Dooper op de taak die hem wachtte, geheel was ingericht. Gelijk ieder mensch, zoo had ook de Dooper een eigen karakter, een eigen inborst, een eigen aanleg, eigen ga\en en eigen talenten, ko: torn, een geheel eigen persoonlijkheid. En dit alles was in hem zóo aangelegd, en zóo hem ingeschapen, dat alles straks voor die taak noodig zou blijken. Niet alleen wat zijn ziel en zijn hart en zijn bewustzijn aanging, maar zelfs wat ïija lichaam betrof. Harde ontbering wachtte hem, en wat hem ook werd opgelegd, steeds bleek hij er voor bestand.
Hij was een werktuig, een instrument in 'sHeeren hand, maar gelijk wij zouden zeggen, van de uiterste perfectie. Een instrument dat zuiver en volkomen werkte, zóo zuiver dat zelfs sijn persoonlijke zonde aan zijn grootsche roeping geen afbreuk deed. Even aarzelde hij, toen Jezus hem om den Doop vroeg, maar ook die aariseliog heeft hij op Jezus' machtwoord op staandei) voet overwonnen. En ook, eens rees er twijfel in ziji hart, en zond hij zijn discipelen naar Jezus om zekerheid, maar ook die twijfel ^erd gebannen, en met zijn bloed heeft hij zijn zending bezegeld.
Zoo nu gaat 't toe, niet als de Koningen der aarde, miar als God een mensch tot deze wereld zend\ De Koningen der aarde moeten hun mannen kiezen zooals ze zijn, en van daar hun gedurige teleurstelling. Maar God neemt ze niet zojals ze zijn, maar schept ze zooals ze zijn moeten, en is daarom zeker van hun dienst. Hij spreekt en ze zijn er. Hij gebiedt en ze staan voor Zijn aangezicht gereed. Zoo was het met den Dooper, zoo was het eertijds met Zijn Profeten, zoo zou het straks met Christus' Apostelen zijn. Allen mannen, van wie hoofd voor hoofd kon getuigd worden: Er was een mensch van God gezonden, om Gods heiligen last aan deze wereld te volvoeren.
Maar a! geldt dit nu van deze heilige mannen op bijzondere wijze, het gaat evenzoo door bij elk man dien God onder de volken en natiën verwekt, om zijn raad onder die volken uit te richten. Cores wordt van God geroepen, om Israel uit de ballingschap te redden, gelijk Pharao's dochter geroepen was, om Mozes het leven te redden. Mannen als Augustinus in oude dagen, en Luther met Calvijn in de dagen der Hervorming, waren de instrumenten doot God voor hun hooge taak geschapen en toebereid. De Zwijger en Marnix waren ons van God gegsven, gelijk straks een Ds Raijter en Tromp OQS van Hem waren toebeschikt, om ons volk van den ondergang te redden.
Ja, veel verder nog moeten we gaan. Geheel hetzelfde toch wat geldt van deze buitengewone mannen, geldt evenzoo in het gewone leven.
Bij geen uwer greep willekeur of vergissing plaats. God schept niet maar menschen, om eerst straks, als ze volwassen zijn, te beraden en te overleggen, waarvoor Hij ze gebruiken zal. Het werk Gods ook in uw schepping is één met zijn bestel p'/er uw roeping in het leven. Ook gij zijt geschapen en in de wereld gekomen voor iets, dat God wil dat ge zijn zult en doen zult. Niet alleen het groote, evenzoo het kleine vormt een schakel in zijn heilig bestel. Een iegelijk toch heeft zijn eigen gaven, zija eigen inborst, zijn eigen aard en wezen, en God-zelf plaatse u in de omgeving waarin ge die gaven en dien aard tot Zijn eer en in Zijn dienst zult hebben aan te wenden. Niemand mag zeggen: Ik ben tot niets nut, en hoe ik mijn leven aanstel is onverschillig. De vrouw die de paarlen tot een snoer vereenigt, is bij de waardij van die parelen vergeleken, waardeloos, en toch is het die vrouw, die het snoer maakt. Het kleinste veertje van het uurwerk kan niet gemist worden, of het uurwerk staat stil. En daarom mag niemand zichzelven wegwerpen. Een ieder moet staan in het geloof, dat zijn God hem tot een levenstaak roept, en voor dié levenstaak alle gegevens in zijn aard en wezen inschiep. En niemand gaat vrij uit, of hij moet het durven belijden: Ook ik ben een mensch door God in deze wereld gezonden, om in die wereld iets te doen en uit ie richten voor Zijn eer.
Nu zijn er, die mislukken door hun ongeloof, door hun ontevredenheid met hun nederige roeping, door hun zonde en eigenwilligheid, en voor dit hun ingaan tegen Gods bestel zullen ze het oordeel dragen. Maar juist hiertegen gaat onze Gereformeerde belijdenis in. Ze rekent niet van 's menschen keuze af, maar altoos rekent ze van uit Gods raad. Hij zond ons in deze wereld. Hij schiep ons zooals we zijn, met al datgene wat we voor onze levenstaak van noode hebben. Van Hem, door Hem en tot Hem is onze levensaanvang, zijn onze gaven en talenten, is onze omgeving waarin we g plaatst zijn, en ook de taak, hoog of nederig, die we in die omgeving te vervullen hebben.
Wie nu in dat vast geloof staat, die komt er, en vervult Gods raad in het kleine, gelijk de Dooper dien ten uitvoer bracht in zijn hooge roeping.
Maar ook, wie dat geloof verzaakt, zinkt in laat zijn talent roesten, en begraaft het in de aarde, en wordt straks door God, die hem in de wereld zond, uit die wereld weer weggeno men als een nuttelooze dienstknecht, die in het oordeel zelf in zal zien, hoe bitterlijk hij zijn leven heeft verspeeld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 14 november 1909
De Heraut | 4 Pagina's