Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Onze lezer H. te K. zendt ons de volgende vragen:

ie. In zijn gesprek met den rijken jongeling (Matth. 19 VS. 16—22, Mare, 10 vs. 17—22 en Luc. i8 vs. 18—23) getft de Heere Jezus op zijn vraag, welke geboden hij moet houden ten antwoord: Deze: gij zult niet dooden; gij zult geen overspel doen; gij zult niet stelen; gij zult geen valsche getuigenis geven; eer uwen vader en awe moeder, en: gij zult uwen naaste liefhebben als uzelven, aldus' de zes geboden van de 2e tafel der wet; waarom noemt Jezus slechts deze zes geboden, en de vier van de eerste tafel niet?

Er is hier allereerst sprake (zie vs. 16) van iets doen dus van moorden en werken. Vandaar dat de Heere Jezus vooropstelt de geboden die daarop vooral betrekking hebben op onze verhouding tot den naaste, op al hetgeen de mensch te verrichten of te laten heeft. Dit lag het meest voor de hand, wijl de jongeling gevraagd had: wat zal ik goeds doen ? Het latere zou wel volgen.

Da Costa zegt zoo juist: „Merkt op: de Heere noemt alleen de geboden der tweede tafel, bevattende alleen de plichten der menschen onderling. De Heere begint niet met het zwaarste der wet, maar met het lichtste."

2e. We lezen in Openb. 21 vs. 14 van de twaalf apostelen. Na den dood van Judas bleven er 11 over, één werd er bij gekozen te Jeruzalem, en éen geroepen op den weg naar Damascus; dat is dus 13. Hoe dit te verstaan?

De bedoelde tekst luidt: En de muur der stad had twaalf fundamenten, en op deze de namen der twaalf Apostelen des Lams. Reeds uit dezen tekst zien we, dat het twaalftal blijft en ook later niet verandert. We spreken dan slieeds van de twaalf Apostelen, daar in Judas' plaats naar Gods bestel een andere, Matthias, tot de elf overige apostelen was gekozen of toegevoegd. Deze twaalf hadden het bevel het Evangelie allen schepselen te prediken, alle volken te onderwijzen, beginnende van Jeruzalem, dus van het Joodsche volk.

Paulus daarentegen staat als apostel afzonderlijk. In de geschiedenis zijner bekeering lezen wij, hoe de Heere tot Ananias zegt (Hand. 9:15): a henen; want deze is mij een uitverkoren vat, om mijnen naam te dragen voor de heidenen, en de koningen, en de kinderen Israels.

Hier gaan dus de heidenen voor, al zijn de Joden niet uitgesloten. Zoo lezen wij ook in Hand. 13 : 2: n als zij den Heere dienden, en vastten, zeide de Heilige Geest: ondert mij af beiden Barnabas en Saulus, tot het werk waartoe ik ze geroepen heb. Dit werk was om het Woord Gods aan /eden en Heidenen te prediken. Paulus is dan ook in bijzonderen ziu de apostel der heidenen, gelijk hij vaak genoemd wordt.

Onze lezer N. v. d. B. Jr. te D. wenscht op het volgende een antwoord te ontvangen:

In Deut. 6 : 8 wordt gesproken van het binden op de hand en van voorhoofdspanselen tusschen de oogen tot teekenen van de woorden in voorgaande verzen gesproken.

Moet dit gebod hier letterlijk of figuurlijk opgevat worden?

In Deut. 6 : 6, 7 en 8 lezen wij: n deze woorden, die ik u heden gebiede, zullen in uw hart zijn. En gij zult ze uwen kinderen inscherpen, en daarvan spreken, als gij in uw huis zit, en als gij op den weg gaat, en als gij nederligt, en als gij opstaat. Ook zult gij ze tot een teeken binden op uwe hand, en zij zullen u tot voorhoofdspanselen zijn tusschen uwe oogen.

Bijna alle christelijke uitleggers der Heilige Schrift vatten die woorden op als zinnebeeldig, als een aanmaning om bij gedachten en daden op des Heeren Woord te letten. Ook zijn er Joden die zoo denken. Eerst na de Babylonische ballingschap, die omstreeks 500 vóór Christus begon men zoover wij weten wat in den tekst staat letterlijk toe te passen. Toen kwamen allengs in gebruik de zoogenaamde gedenkcedels aan hoofd en armen, de zoom aan de kleederen, en de perkamenten rolletjes, die men nog wel ziet, aan de deuren.

De gedenkcedels aan het hoofd waren stukjes leer met groeven er in. In deze holten legde men perkamenten rolletjes, waarop deelen der wet waren geschreven. Men bond dit leder om het hoofd, zoodat het lag tusschen de wenkbrauwen.

De gedenkcedels om de armen geleken in vorm op een vingerhoed, waarin ook een rolletje perkament zat, beschreven met de wet. Zij werden vastgemaakt boven aan den linkerarm, dus dicht bij het hart.

Dat de oorspronkelijke bedoeling van den tekst geestelijk is, dunkt mij echter duidelijk.

De tweede vraag van onze lezer is, als gezegd, ter beantwoording niet geschikt.

P. W. eindelijk vraagt wat de neteekenis is van een regel uit Vondel die, als hij den morgenstond beschrijft, o. a. zegt:

„Hoe bloeit een afgetuinde koolhof."

Het woord „tuin" beduidt oorspronkelijk omheining, schutting, muur. Dit blijkt nog uit namen als teertuin, timmertuin, rijstuin d. w. z. afgesloten plek om iets te bewaren of in te verrichten. Zoo lezen we in de gelijkenis van een man, die om zijn wijngaard een „tuin" zette, d. i. een heining.

Een „afgetuinde koolhof" is dus een omheinde of afgerasterde plek, waar kool op groeit.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1909

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 november 1909

De Heraut | 4 Pagina's