Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Ik ben de stem des roependen in de woestijn.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Ik ben de stem des roependen in de woestijn.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hij zeide: Ik ben de stemme des roependen in de woestijn: Maakt den weg des Heeren recht; gelijk Jesaja, de profeet, gesproken heeft. Joh. I : 23.

De Dooper was „een mensch van God gezonden" en het karakter van zijn zending bestond hierin, dat hij zeggen kon: „Ik ben de stem des roependen in de woestijn."

Let wel, er staat niet: „Ik ben de roepende in de woestijn", maar heel anders: „Ik ben de stem van Hem die in de woestijn roept"; en die in de woestijn riep, en riep door den Dooper, \< i God zelf. Vandaar dan ook dat het ons bij Lukas zoo uitvoerig en precies bericht wordt, dat in het 15e jaar van Keizer Tiberias' regeering, onder het stadhoudersschap van Pontius Filatus, toen Herodes, Phiiippus en Lysanias Viervorsten in Palestina waren, en Annas en Kajafas het hoogepciesterlijk ambt te Jerusalem vervulden, het Woord Gods tot Johannes, den soon van Zacharias, kwam, en wel in de woestijn.

Dit is Johannes' roeping tot zijn ambt. Het wil niet zeggen, dat hij daarna van het woord Oods verstoken bleef, maar dat het in dit jaar hem voor 't eerst toekwam en hem in zijn roeping stelde, en dat terwijl hij reeds in de woestijn was. Innerlijke drang had hem daarheen gedrongen. Zijn aard lokte hem daartoe uit. Hij voelde zich niet thuis in de drukke, nauwe straten van Jerusalem. De wilde natuur trok hem aan, de wereld stootte hem af. En daarom had hij de woestijn lief, vooral die bang wilde en schuw onherbergzame woestijn, die zich lacgs de Jordaau uitstrekt, en nu nog een toonbeeld is van angstwekkende eenzaamheid.

Zoo was de Dooper, nog eer hij zijn eigenlijke roeping ontving, op die roeping voorbereid. God kiest zijn man niet uit de personen die voorhanden zijn, maar schept den man dien Hij zenden zal, en schept hem zóó, dat hij

geheel geschikt en toegerust is voor zijn taak en zendiog. Zoo was het ook hier, en in dien trek, dat de Dooper reeds in die woeste streken omdoolde, eer bij geroepen werd, sluiten voorbereiding en roeping in elkaar.

God zelf wil uit de woestijn naar Jerusalem roepen. Toen het goed stond met Israel riep Jehovah »; V Jerusalem naar den kant der Jordaan. Toen was het een stem ««V 5w« naar de volken. Maar nu Israel inzonk en aan zijn heilige glorie ontviel, moet omgekeerd de stem van Jehovah naar Jerusalem roepen, en roepen niet uit een ander land, niet uit een andere stad, alsof het daar beter ware, maar roepen uii de woestijn, roepen uit een wilde, woeste streek, waar geen menschelijk leven zich roert, om juist daardoor dit roepen als een roepen van God Almachtig te meer indrukwekkend te maken.

Daarom was dat roepen uit de woestijn reeds bij Jesaji geprofeteerd, daarom was Johannes als een woestijnkind geboren, en daarom kwam in de Woestijn het Woord Gods tot hem.

Dit leven in de woestijn beteekende voor Johannes persoonlijk het leven in de eenzaamhei Ook ongerief bracht het hem. Blijkbaar wilde de Dooper geheel onafhankelijk zijn, en niet genoodzaakt zijn gedurig naar Jericho of Jerusalem te moeten uittrekken, om zich kleeaing en voedsel te verschaffen. Hij kocht zich een kemelsharen mantel, die bijna niet sleet; een gordel van leder, die de jaren verduurde; en hij stelde lich voor voedsel tevreê met honig die hij in de spleten der rotsen vond, en met sprinkhanen, die hij zelf opving. Bereisd werd die wilde woestijn tusschen Jerusalem en Jericho niet. Geen ventend koopman trok er door. £n zoo was Johannes de Dooper, bij dagen en bij nachten, in die bange, woeste wildernis geheel alleen, uitgenomen slechts de uren, dat er volkshoopen uit Jericho of uit het omliggende land tot hem kwamen, om zijn prediking te hooren en zich te laten doopen in de Jordaan. Het was niet zoo, dat Johannes maar aldoor stond te prediken, en dat er al den dag lieden van allerlei kant onder zijn gehoor kwamen. Men wist dat hij in de woestijn was, uit nieuwsgierigheid vormde zich dan, naar het viel, een reisgezelschap, dat dezen Profeet in de woes tijn ging opzoeken, en dan werd het weer stil en eenzaam, tot een volgenden dag of een dag daarna weer zulk een reisgezelschap zich aanmeldde. Yan discipelen van Johannes lezen we eerst later, toen, door den Doop van Jezus zelf, zijn roeping feitelijk voleind was. Discipelen in den zin van een stel mannen, die hemnolgden en steeds bij hem waren, had de Dooper niet.

Hij was en hij bleef een hermiet, die alleen omdoolde, een eenzame. Hij zocht niet op, maar liet zich opzoeken. Het vormen van een eigen school lag niet op zijn weg, noch in zijn roeping. Toen Jezus optrad, spoedde Johannes' roeping ten einde. At spoedig verwisselde hij de woestijn met den kerker van Machaera. £n ook daar bleef hij de eenzame. Nu kerkerkind, gelijk eens woestijnkind, tot de beul kwam, en hem het hoofd voor de voeten ki.

In die eenzaamheid lag des Doopers kracht. Hij had niemand die hem rugsteunde. Hij zon tegen het volk, hij zou tegen de machthebbenden, hij zou tegen de priesters, tegen de Schriftgeleerden en Farizeën moeten optreden. Niemand zou hij sparen mogen, en daarom moest hij vrij tegenover een ieder staan. En dit nu kon hij alleen door in de eenzaamheid te blijven. Niet alleen de wereld moest hij ontvluchten, maar ook verre van zijn geslacht afzwerven, en zelfs geen gezin vormen. Geen vrouw of kind heeft de Dooper ooit gehad. Hij trad alleen op, hij bleef alleen tot den einde toe, en slechts één zalige ontmoeting heeft hij gekend, in de ure toen Jezus tot hem kwam, o en hij het eerst Israels Messias als Koning mocht begroeten.

Alle leven met anderen legt banden, en die banden kunnen aftrekken, kunnen verleiden, kunnen uw kracht breken en verzwakken, en zelfs de kleinste breking van kracht zou Johannes onbekwaam voor zijn roeping hebben gemaakt. In volle, ongebroken, persoonlijke en zedelijke kracht moest tot den einde toe de man staan, die door God besteld en bestemd was om te staan tegenover alles, besteld en bestemd om Israel tot in zijn eigenheiligen waan aan te tasten, ja, om aile hoogheid neer te werpen, en zoo het vlakke veld te effenen, waarover de Messias tot zijn volk zou naderen.

Toch zult ge dit niet zoo verstaan, alsof de Dooper hierdoor oj> zichzelf teruggeworpen was en de levenskracht voor sijn optreden zocht in eigen persoonlijke kracht. Afgescheidenheid van de wereld en eenzaamheid in de woestijn beteekende voor dezen hermiet de innigste, de altoos voortdurende, de teederste gemeenschap met zijn God. Ëeczaam maar met God gemeenzaam, is het kort begrip van heel zijn zending geweest. Juist daarom stond hij zoo hoog, en kon Jezus van hem betuigen, dat er onder allen uit vrouwen geboren, tot dien tijd toe geen grooter is geweest dan Johannes de Dooper.

Natuurlijk, het staat cög hooger, als men de eenzaamheid niet noodig heeft, om steeds in de gemeenschap met zijn God te blijven Maar zoolang de keuze stond: alleen en dan met zijn God één, oftewel in de wereld, maar dan in zijn gemeenschap met zijn God gestoord, kon alleen de eenzaamheid aan Johannes de kracht voor zijn pijnlijke-zware roeping geven.

Uwer kan zulk een bestaan als de Dooper leidde, niet wezen. Een Elia of een Dooper .iijn geheel eenige verschijningen in de historie van het Godsrijk. Uw Heiland is u dan ook in die afzondering niet voorgegaan. Hem schold men zêlfs een vraat en een wijnzuiper, en ook de apostelen hebben in het midden van het leven der wereld verkeerd.

Maar één diag heeft toch de Dooper ook u te zeggen, en wel dit, dat de afzondering uit het leven een onverbiddellijke eisch blijft, om de gemeenschap met U!v God in uw ziel te verdiepen, vaster te leggen, en rijker te ontwikkeien. Ook gij hebt behoefte aan kracht in de ziel. De wereld nu verslapt die kracht, en alleen de afzondering staalt die weer.

Nu vindt ge ook in ^Christus' Kerk tweeërlei soort menschen. De een schuwt de eenzaamheid, de ander mint ze en zoekt ze op. De een kan niet alleen zijn, of hij zoekt aanstonds gezelschap. De ander leeft op, als hij zich uit het rumoer der wereld en uit de drukte des levens eens een oogenblik kan terugtrekken om in te keeren in zich zelf, en onder die inkeering iets meer van de gemeenschap van zijn God mag genieten.

Nu zult ge niemand hierin oordeelen, en vooral uzelf er niet op verheffen, dat de eenzaamheid voor u vaak zijn aantrekkingskracht had. Dat kan liggen aan uw aard, aan het mindere gemak waarmee ge u onder menschen g h h beweegt, aan een ontevredenheid in uw karakter.

Maar wel blijft voor allen' deze regel gelden, dat wie van de eenzaamheid het zoet niet kent in de gemeenschap met den Heilige, in zijn ziel nog vensteren gesloten houdt, die wijd op^n moesten gezet, om uit te zien en op te zien naar de wereld der eeuwige dingen.

Wie nu die vensteren opensluit, mint de eenzaamheid omdat er zijn God in is te vinden, en omgekeerd, wie in de eenzaamheid bang is, toont dat hij nog maar al te verre staat van de intimiteit in zijn zielsleven met zijn God.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's

„Ik ben de stem des roependen in de woestijn.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 december 1909

De Heraut | 4 Pagina's