Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Oagen tellen.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Oagen tellen.”

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

[NIEUWJAAR, ]

Leer ons alzoo onze tellen, dat WIJ een bekomen. Psalm 90 WIJS dagen harte 12.

Tusschen den tijd en uw.hart gaat de strijd tot aan uw sterven voort.

De tijd snelt voort en voort, ea zuigt oas in zijn vaart meê; ons leven, waaraan we zoo sterk gehecht zijn, wordt in het eind „snellijk afgesneden"; en van nu tot dat einde vliegen we daarheen. De aandrift van ons hart is, dat we willen blijven leven, en de tijd jaagt oas naar onzen dood. Vandaar in ons lesren de tweeërlei aeiging, vaa dea éenea kant om aan geen tijd te deukeD, en toch weer vaa den anderen kant, om op ons einde bedacht te zijn, en oas op oas einde voor te bereiden. Ea nu is 't het eigenaardige van 't Oudejaar en den Nieuwjaarsdag, dat beide ons vanzelf tot nadenken over onzen levensduur nopen. Mozes in dea poea Psalm noemt dit „dagen tellen" ea bidt vaa zija God, dat hij dit „dagea tellen" %óo moge leerea, dat zija hart er winste uit hebbe. „Leer oas, o, onze God, akoo oa^e dagen teilen, dat we eea wijs hart bekomen".

Nu verschilt dit „dagea tellen" bij het Nieawejaar naar leeftijd en temperament. Eea knaap of meisje viadt, dat de tijd veel te langzaam gaat. Ze huakerea om groot te worden. Ze benijden aan de gtooteren, dat ze reeds zooveel ouder zijn. En zoo tellen 2e daa hua dagaa cie!; met de vraag: wat kort mijn leven op! maar veeleer met de klacht: wat kruipt 't langhaam voort.

Dan komt straks het tweede tijdperk, waarin ze „groot" zijn en met de grooten meerekenen, maar toch' aaa het afnemen van hun dagen nog niet deaken. Zonder zorg of bekiemdheid levea ze uit dea vollea voorraad van leven, die als zoader eind voor hen schijnt te liggesa, en het voortsnellen vaa dea tijd maakt nog geen oogeablik eea indruk vaa ernst op hun hart. Als het eeae jaar uit is, ligt het andere jaar weer voor hen. Ze voelen aiet, dat de tijd hua meester is, en wanen zelve meester vaa dea tijd te zijn, ea daardoor is het hun te moede, alsof het hier altoos zoo aou blijven. Zooals de Psalmist 't uitdrukt: „Ze deakea dat him huis hier eeuwig zal zijn".

Maar dan komt de derde periode van het leven. In de eerste periode ging de weg om hoog, in de tweede wandelen ze gelijkvloersch, maar in dit derde tijdperk gaat de weg naar beneden. Verval van kracht treedt in Ze ïijn niet meer die ze waren. Ze voelen dat het einde naderende is, en met elk jaar dat ze verder Komen, gissen ze er naar, hoe lang of hoe kort het nog zal duren.

In zijn jeugd telt men zijn dagen om toch maar groot te worden. In het midden van zijn leven bekommert men zich om het tellen van de dagen niet. Maar liggen de vijftig, de zestig, de zeventig jaren achter ons, dan tellen we onze dagen scherp, en rekenen we voor winst elk jaar dat ons weer gegund werd. Er viel zóó veel om ons heen weg, dat wie staan bleef er genade in smaakt dat hij er nog is, en er zijn God nog voor kan danken.

Dat ons temperament en onze gezondheidsstaat op dit tellen van onze dagen inwerkt, spreekt vanzelf. Wie zwaarmoedig van temperament is, telt de dagen heel anders, dan wie leeft uit innerlijke büjgeestigheid. En ook, wie door kwaal of pijn van jongs af achtervolgd werd, telt zijn levensdagen o, zoo heel anders, zoo veel somberder, dan wie niet weet wat krankheid is. Somberheid kwelt den één, waar vroolijkheid des harten den ander over alle struikelblok doet heenstappen.

Maar wat invloed leeftijd, temperament of onwel-zijn ook op het tellen van onze dagen uitoefene, tcch raakt dit alles nog het wezen der zaak niet. Pit alles toch is veelal nog een tellen van de dagen, dat geheel buiten God omgaat, terwijl toch het^ echte tellen onzer dagen, zooals de Psalmist zegt, iets is, dat God ons leeren moet, en dat zijn vrucht daarin moet dragen, dat we een wijs hart bekomen.

De bede: „Leer ons airoo onze dagen tellen!" legt de Schrift niet alleen aan de ouden van dagen, maar aan allen op de lippen. Niet enkel aan de somber gestemden, maar ook aan de vroolijk juichenden onder ons. Aan kranken en gezonden. Ain hen wier pad geëffend is en aan hen die bitterlijk worstelen met hun lot.

Onze dagen moeten we tellen, en we mogen ze niet gedachteloos doorworstelen. Vandaar de indeeling van den tijd. Na eiken morgen een avond. Na elke zes dagen een dag van rust. Straks het faest der nieuwe maan, om de maanden uiteen te houden. Dan lente, zomer, herfst en winter, om de sprake der natuur in het tellen van onze dagen te mengen. Voorts komt de herdenking van onzen geboortedag. En dan de j "-.arindeeliogj tot eindelijk na onzen dood een die ons liefhad, in zijn handboek den dag aaDtev; kent waarop we stierven, en op dien sterfdag ons in liefde gedenkt.

Dagen tellen is alzoo het tegendeel van gedachteloos voortleven. Is niet enkel met jaarwisseling en maand-of week-indeeling rekenen, maar dag voor dag meetellen, van eiken dag rekenschap met] onszelven houden, en van eiken levensdag het onszelven afvragen, waarvoor en waartoe we hebben geleefd.

Schoten we hierin nu te kort, en doorleefden we niet zoo zelden twee, soms drie dagen, dat we ons zelfonderzoek nalieten, dan komt de Sabbath u vermanen. Gleedt ge ook over den Sabbath zonder nadenken heen, dan prikkelt de nieuwe maand u. Maar bovenal dringt dit tellen van onze dagen op ons aan, als weer een geheel nieuw jaar ingaat, ieder om ons heen met die kentering rekent, en alles ons oproept om de broosheid van ons leven te gedenken.

En dan shat de rekening die we met ons zelven houden, vanzelf over op den stand onzer ziele voor onzen God. Ons is het opgelegd, dat we „bedenken zouden de dingen die Boven zijn, en niet die op de aarde zijn." £n als de herinnering ons dan zegt, dat we toch met ons zinnen en peinzen ons veel te lang en veel te diep in de aardsche dingen lieten intrekken, dan dwingt vanzelf het Nieuwejaar ons, om dit aardsche een oogenblik van ons te schudden, en met heel ons hart en heel onze ziel in de dingen die Boven zijn, in te gaan. Ook ons leven hoort niet ons, maar onzen God toe. Dit leven heeft een doel en het moet een vrucht dragen. En die vrucht moet zijn, dat we onzen God liefktijgen met heel ons hart, heel onze ziel, heel oos verstand en al onze kracht, en dat in die liefde voor onzen God onze behoudenis voor eeuwig bij ons sterven inga.

Die vrucht van ons leven nu rijpt niet op eens. Het kost dagen, maanden, jaren, eer die vrucht zich zet. Als ze zich gezet heeft, wordt ze door ontij en insect dikwijls belaagd. Vaak verdorde ze daardoor, eer ze kon uitbotten. Dan moest het weer opnieuw beginnen, tot er een nieuw zetsel uitkwam. Dit nieuwe zetsel moest dan beveiligd, besproeid, bedauwd en beschut tegen den stormwind van het leven. Tot er eindelijk een begin van vasten groei komt en het uitbotten melkbaar wordt, en de vrucht haar vorm verkrijgt, en het rijpen een aanvang neemt, en het hart inniger, aan • vroegere dwaasheden wordt gespeend.

En dan eerst wordt het dat tellen der dagen da God ons leert. Niet alleen het tellen 6.tï jaren, gelijk wij 't zoo gaarne willen, maar het tellen van maanden en weken, ja tot van onze dagen toe. Elke verloren dag een dag die tegen ons getuigt. Van eiken dag ons zelven rekenschap geven. Voor eiken dag ons aan onzen God verantwoordelijk gevoelen. Verantwoordelijk ook voor den dag van Nieuwjaar, als naar Gods bestel de eeuwigheid zooveel sterker en machtiger aandringt op ons zelfbewustzijn.

Ongemerkt groeit dan uit het stekje een plant en uit de plant een boom. Dag aan dag gaat die groei door. Altoos : Van kracht tot kracht. Eiken dag weer iets gevorderd, iets verder gekomen, iets aangewonnen, en al die winste voor uw zielsleven zich afteekenend in het wijzer viorden van uw hart. Als het Nieuwejaar wordt ingeluid, hebt ge daarom opnieuw den toestand uwer ziel te overzien, gelijk die een jiar geleden was, en u af te vragen of er nu winste is, en of dia winste 365 dagen groot is, dan wel of er wel winste was, maar slechts van enkele dagen. Eu staat ge dan voor een veel te kleine aanwinste, zoodat ge u schaamt over het verzuim, zoo niet over het verlies vanhet jaar dat verliep, dan komt van Godswege de Nieuwjaarsdag tot u met de hoogst ernstige vraag, wat het bij u zijn zal in het jaar datGod thans weer voor u ontsluit. Juist het tekort van het jur dat afliep, moet* dan, voor het jaar dat ingaat, u op het behalen van een dubbel geestelijke geloofswinst voor uw dwaas hart bedacht doen zijn. En dit te meer, omdat ge er niets van weet, of ge over ^«/dit jaar nog zult kunnen beschikken. In ons kleine land gaan eik jiar bij de tachtigduizend lieden het j tar meê in, die straks in dat jaar sterven. En ook gij kunt zijn bij hen, die opgeroepen zullen worden naar de eeuwig heid. En dan hangt het van uw geloofswinste af, of dit heengaan in vrede of in bange vertwijfeling zal ziJD.

Doch al ware dit niet zoo, al werd nog dit volle jaar u het leven verlengd, ook dit jiar moet uw leven toch beantwoorden aan het doel, waarvoor uw God het u geeft. En dan hebt ge ook de dagen van dit jaar ie tellen. Dag aan dag u af te vragen, of het ook bij u is een voortgaan van kracht tot kracht. Niet blijven die ge zijt, maar steeds rijper, steeds rijker worden. Almeer het Excelsior de banier die voor u uit wordt gedragen. Geestelijk sterker, uw vroomheid inniger, uw dienen van uw God overvloediger, uw hart wijzer. Stel dit nu niet uit, maar begin met den eersten dag van het Nieuwejaar.Geen dag verloren voor uw levenstaak, geen dag verloren voor de winste van uw zielsleven bovenal!

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's

„Oagen tellen.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 januari 1910

De Heraut | 4 Pagina's