Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro hege.

20 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS. (Vijfde gedeelte).

Cbristas Koningschap en de Staat.

VIII.

KOLONIAAL BEZIT.

En de heerlijkheid des HEE- REN zal geopenbaard worden; en alle vleesch tegelijk zal zien, dat het de mond des HEEREN gesproken heeft. Jesaja 40 : 5.

In het Koninklijk bewind van den Christus over de volken der wereld is van niet minder ingrijpende beteekenis het opkomen van het Koloniaal bezit. Koloniën, door kolonisatie ontstaan, hadden ook in de oude geschiedenis een groote rol gespeeld, maar aan deze soort koloniën lag een geheel andere gedachte ten grondslag. De Grieken, die, na de Phoeniciërs, in het stichten van deze Koloniën een historischen naam verwierven, bedoelden hun overbevolking in andere streken te laten koloniseeren en door deze kolonisatie ook wel politiéken invloed in andere gewesten te verwerven, maar toch altoos zoo, dat de kolonisatie hoofdzaak was en bleef; en zulke kolonisatiën vestigden ze tot hoog inde Zivarte zee en tot aan de Straat van Gibraltar. Ongetwijfeld poogden ze, evenals de Phoeniciërs, ook den handel door het stichten van deze Koloniën te bevorderen, maar toch was dit meer als gevolg bedoeld dan als hoofdoel. De Grieken namen geen Koloniën in bezit, maar stichtten ze, en in de tegenstelling tusschen stichting en inbezitneming lag het principieel verschil. De Grieksche kolonisatie bleef dan ook tot het gebied van de Middeliandsche Zee beperkt. Men bleef b^ huis, men onderhield familiegemeenschap, men vierde saam de groote Grieksche feesten. Wat we daarentegen in de 15e, i6e en 17e eeuw zien gebeuren, is heel iets anders. De koloniale beweging van den nieuweren tijd gaat veel verder van huis, en dringt door in Azië, Afrika, Amerika en Australië. Ze zoekt ook wel handel en Oostersche schatten, maar ze is er toch historisch op gericht, om zich het meesterschap over uitgestrekte landstreken te verzekeren. In de tropische streken is dusver aan eigenlijke kolonisatie bijna niet gedacht. Men wil, gelijk het nu nog op Java heet, niet onder een klapperboom begraven worden. Door vloot en leger oefent men overheersching uit, en de landen van het verre Oosten en van het verre Westen worden aan het oppergezag van Europeesche Christen-mogendheden onderworpen. Aldus zijn de koloniale Mogendheden opgekomen, waaronder we eerst Spanje en Portugal, daarna ons land en Engeland zien optreden, en het eind is, dat Europa het machtige Azië en Afrika zich cijnsbaar maakt, en in Amerika en Australië zijn eigen leven overplant. De i6e eeuw, met wat vlak voorafgiiig in de 15e, en er vlak op | volgde in de 17e, brengt in elk opzicht het groote keerpunt in de geschiedenis teweeg. De uitvinding van 't buskruit en van de boekdrukkunst, met de ontdekking van Amerika en het uit* breken van de Reformatie, hebben in die periode geheel de gedaante van ons menschelijk leven gewijzigd, en het was nu in diezelfde periode dat ook de groote evolutie viel, die Europa bezit deed nemen van de opperheerschappij over Azië en Afrika, Amerika en Australië. Vier werelddeelen tegelijk moesten aan het kleine Europa het zeggenschap overgeven of althans overlaten. Aan Spanje en Portugal verbleef de heerschappij over Amerika van het zuiden op tot aan Mexico; in Noord-Araerika kwamen wij het eerst, maar wisten de Engelschen ons te verrassen; terwijl Frankrijk wel op koloniaal bezit bcfdacht was, maar Canada en New-Orleans toch slechts een tijdlang onder zich hield. In Amerika, dat dun bevolkt was met ladianen van niet te hooge ontwikkeling, is toen de inlandsche bevolking teruggedrongen, Spanjaarden en Portugeezen zijn in massa's de rgke landen van dat nieuwe werelddeel binnengetogen, Engeland en Holland volgden gelijke gedragslijn in het Noorden. Zoo heeft zich in Amerika een geheel nieuw Staatsieven ontwikkeld van Europeeschen oorsprong, van «neet af gekerstend, gelijk Europa zelf Christelijk was, en tenslotte hebben deze Staten zich van Europa losgescheurd, en zijn thans omgezet in heel een reeks van zelfstandige republieken, van de Straat van Maghelaan tot aan de Niagarafalls.

In Afrika en Azië daarentegen houdt 't oude volksleven stand. Alleen aan de Kaap slaagde een kolonisatie die zich naast de Hottentotten en Zulu's weet te handhaven. Wel wordt een goed deel van de Negerstammen uit Afrika gekerstend, maar niet in Afrika, Tot Christenen bekeerd en gedoopt, zijn schier uitsluitend de negers die als slaven naar Amerika verkocht waren, en die, vóór en na hun vrijmaking, het Christendom aannamen, en nu nog in de besliste belijdenis van den Christus volharden. De negerkerken in Amerika zijn schier alle beslist orthodox, toonen een warm Christelijk leven, en leveren het bewijs dat ook Afrika, mits goed aangevat, zeer wel voor den Christus zou te winnen zijn. In Afrika zelf daarentegen is zoowel de Portugeesch Roomsche als de Engelsch Protestantsche missie dusver niet tot eenigs^iins beteekenende resultaten gekomen. In het Noorden van Afrika heeft wel de Islam, maar, na een eerste korte opbeuring, nimmer het Christendom de inlandsche bevolking weten te boeien. En wat het zooveel grootere Azië betreft, mogen we hier en daar van een kleine Christelijke o^se kunnen spreken, maar is de overgroote meerderheid der zoo overtalrijke bevolking nog altoos aan het Paganisme verpand, of aan den Islam met hoofd en hart overgegeven. Uitkomst van de groote actie, die in de 15e en 16 eeuw werd doorgezet, werd derhalve, dat het Christelijk Europa in Amerika zichzelf in landbezit meer dan verdubbelde, zoodat, met inbegrip van Australië, thans drie werelddeelen onder het symbool van het Kruis levetr, terwijl zich in Aïië en Afrika de geduchte macht van het Heidendom en van den Islam saamtrok, maar onder erkenning van de machtshoogheid die vooral Nederland en Engeland hier wisten door te voeren. Zoo zwaaide het Christelijk Europa in de nieuwe geschiedenis, en tot in de vorige eeuw, den scepter over geheel de wereld die buiten ons eigen werelddeel lag. Vooral tegen den Turk had Europa nog in de 163 eeuw een harden strijd te voeren, maar zijn voortgang werd gestuit, Europa tegenover den Islam veilig gesteld, en ten slotte ook in Turktje zelf genoodzaakt de meerderheid van Europa als gekerstend werelddeel te erkennen. Tot in het begin der negentiende eeuw gewende men zich in het Christelijk Europa dan ook aan het denkbeeld, dat de Christelijke Mogendheden de geheele wereld in hadden, en dat noch het Paganisme, noch de Islam meer een wezenlijk gevaar kon opleveren. Ook in onzen Archipel waren de eens zoo machtige rijken van Pddjadjaran en Modjapahit, het eerste in 1480 en het tweede reeds in 1474, voor den Islam gevallen, en de later opgekomen rijken Bantam en Mataram oefenden nooit van verre gelijken invloed. En zoo trad dan van lieverlede een toestand in, dat, over 't gemeen genomen, gezegd kon worden: Europa overheerscht geheel de wereld. Voor het Kruis buigt aller macht. Drie werelddeelen zijn gekerstend. En de Islam zoowel als het Paganisme bewijst eere aan de Christelqk-Europeesche Kiuisbanier in Azië en Afrika.

Daze machtsverhouding sprong te meer in het oog, zoo men rekende met de verdeeling der bevolking over de aarde. De twee groote reservoirs van menschenkinderen zijn nog altoos China en Voor-Indië, die saam, thans zelfs nog, óver de helft van de bevolking der wereld vertegenwoordigen. China wordt thans reeds op 425 miliioen geschat, Engelsch ladië met de kleinere Engeische bezittingen in Aasë schat men op 303 miliioen zielen. Saam tellen alzoo deze beide conglomeratiën bijna 750 miliioen, wat ocgeveer de helft is van de totale bevolking der aarde. Rekent men daarbij nu Japan, Formosa incluis, met bfjna 55 miliioen zielen, dan blijkt het kiaarlijk, dat in Azië de hoofdmacht dsr bevolking nog altoos principieel tegsn het Christendom overstaat en dat, waakte die kolossale mac'flt vroeg of laat op, om zich vereend, als in de dageu der Hunnen en van Djengis Kfeaa, op Europa te werpen, een harde worsteling voor de deur zou staan. Juist dit nu maakt het tot zulk een kenteekenende periode in de geschie denis, dat deze Paganistische en Isiami tische macht drie eeuwen iacg zelfs geen poging gewaagd heeft, om zich aan de suprematie van het Christelijk Europa te ontworstelen. China en Japan trokken zich in zichzelf terug, en sloten zich binnen de eigen grenzen op, elk verkeer zelfs met de vreemdelingen liefst mijdend, en in het overige Azië zonken de Mohamedaansche rijken, Turkije, Perzië en Afganistan, tot machtC' loosheid ineen, terwijl in de rijkste staten van Indië en den Archipel Engeland ea Nederland zich zoo wisten vast te zetten, dat ook hier ten leste zelfs de zucht tot verzet uitstierf. Een zeldxaam geluk kige constellatie, die het dubbel gevolg had, dat Europa ongestoord en zonder vrees zijn eigen Christelijke ontwikkeling kon voortzetten, en dat vsin Azië en Afrika niet alleen niets te duw-ïten viel, maar dat in deze werelddeelen de oppermacht van het gekerstend Europa verwezenlijkt werd. Gaat ge nu na wat de Schrift or^s in het Oude Testament leert omtrent de leiding van het Godsbestiiur ia de rijken van Babyion, Egypte en Perzië, en wel in dien zi», dat het Jehovah is die feitelijk het lot van deze landen en volken richt, de ge dachten van hun Vorsten en Kojsiagen leidt als waterbeken, en de geschiedesïis van het toenmalige Azië zóó loopsn doet, dat alles aan Zgn oogmerk beantwoordt, en dat alle overweldigers hiertoe medewerken, zonder het zelf te vermoeden, of er zich ook maar éen oogenbük van bewust te zijn, — dan zult ge verstaan, dat ook bij dezen keer van zaken in de nieuwe geschiedenis de loop der dingen uit hetzelfde Godsbestuur moet verklaard worden. Het is noch toeval, noch willekeur, dat het Evangelie dat uit Jerusalem de wereld wordt ingedragen, zich verplaatst naar Europa, daar tot macht komt, alle Europeesche volken kerstent, daardoor de hoofdontwikkeling van ons menschelijk geslacht in Europa saamtrekt, en nu voorts deze macht van het gekerstend Europa zoo hoog verheft, dat er eindelijk een periode intreedt, waarin de Mogendheden die het Kruis van Golgotha esren, metterdaad de meesteres.sen van heel de wereld worden, onderwijl het Paganisme en de Islam zich in de afzondering der machteloosheid terugtrekken. Dit alles is van Hooger hand alzoo besteld, geordend en beschikt. God heeft 't zoo gewild. Niet om 't duurzaam zoo te doen blijven, maar om den invloed van het Evangelie te toonen, ïijn stille doorwerking mogelijk te maken, en over heel de wereld zulk een historische periode te docn intredei^., v^Taarin de macht van den Christus over heel de aarde zou gevestigd zijn. Dit HU beteekeat voor het Koningschap van Christus, dat de leiding der volken die in het Oude Testament ons geteekend wordt als van Jehova uitgaande, in de bedeeling van 't Nieuwe Testament uitgaat van Christus als den van God over heel ons menschelijk geslacht gezalfden Koning. Men begaat daarom een grooten misslag zoo men waant, dat het Koningschap van Christus zich uitsluitend bepaalt tot d& volken die zijn naam eeren. Het tegendeel is waar. Aile dingen zijn aan den Christus onderworpen. Hij ontving alle macht in hemel en op aarde. En of men rekent met de heldenen la China en Japan of met de Christenen in Amerika en Europa, het is alles aan den Christus overgegeven. Hij bestiert aller lot, a!s zijnde zelf God en in zqn menschelijk natuur de over al wat mensch heet van God gezalfde Koning. Htj, onze Koning, is het die het lot van alle deze volken, de raadslagen, van hun Vorsten en Staatslieden, en de uitkomst van hun worsteling alzoo beschikt heeft, dat Amerika als een tweede gekerstend werelddeel naast Europa optrad, en dat de macht van het Christelijk Europa in Azië en Afrika steeds hechter gevestigd werd. Men verstaat dan ook hst Koningschap van Christus niet, zoo men dit enkel zoekt in de gemeente der geloovigen. Zijn Konirsgschap gaat over heel de wereld uit, en nog in het midden der vorige eeuw kon gezegd worden, dat hij de macht der Christenvolken over heel het aardrijk tot volkomen triomf had gevoerd.

Toch was niet dit het einddoel van zijn Koninklijk bestel, en zoo in Europa zelf als in de landen buiten Europa is sinds de toestand geheel anders komen te staaa. In het Christelijk Europa zelf kwam de afval. De Fransche Revolutie van 1789 heeft heel het aanschijn van Europa gewijzigd. Het schijn-Christendom zonk in, allerwegen waren de echte belijders genoodzaakt zich als minderheid terug te trekken. Het werd in het ChristelijkEuropa zelf een steeds heftiger strijd tusschen de Christelijke en de teruggekeerde oud-Heidensche levensopvatting. De kerstening van Europa was te snel toegenomen. Men had zich met den schijn tevreden gesteld, ia plaats van het Evangelie tot de harten te doen doordringen, en de droeve uitkomst was, dat in Europa zelf de fakkel van twist en tweedracht, met het oog op ds diepste levensbeginselen, opvlamde. Tegelijkertijd werd de loop der diagen zoo geleid, dat de technische ontwikkeling in Europa een ongelooflijke schrede vooruit deed, en dank zij die hooge ontwikkelicg de oppermacht van Europa tot over alle deelen der aarde aanvankelijk stand hield. Sicchts kon dsze daarom niet duurzaam staad houden, omdat ook de volken van Azië allen aanleg bezaten, om deze technische vaardigheid uit Europa over te nemen, er zich zelve tegen Europa door te sterken, en hierdoor aanleiding te geven tot een ( weer krachtig opleven van het Aziatï.? ch zelfbesef. Raeds nu kan dan ook gezegd, dat de aloude strijd tusschen Europa en Azië weer voor de deur staat. Japan versloeg Rusland. In ladsë woelt het volkselement tegen het Engelsch gezag op, en allerwegen vertooKen zich ia Aaie teekenea van eea nieuw opgewaakt Aziatisch leven, waardoor de groote wereldstrijd nu reeds naar de Stille Zuidzee verplaatst is. Het Heidendom voelt zich weer. Tot zelfs in Europa gaan de Boeddhistische missiëa uit en de Theosophie werkt deze bevveging la de hand. En terwijl op die wijs het Heidensch Azië weer wakker wordt, en droomen van een machtiger toekomst droomt, is er ook in den Islam een nieuwe actie te bespeuren, en breidt met name in Afrika de Islam zich gestadig uit. Reeds nu moet daarom aangeriomen, dat de periode van de overmacht van het Christelijk Europa haar einde nadert, en dat zoowel op technisch gebied als in de wereld der idéëen, en niet 't minst op religieus gebied, de aloude worsteling nogmaals met toenemende kracht opleeft. Amerika staat daarbij aan onze zijde, maar vervolgt toch eigen utopieën. En met klimmende ongerustheid vraagt msn zich af, wat er uit dien chaos staat geborea te wordea, als China met zijn 425 miliioen straks Japan in ontwikkeling zal evenaren en ook Voor-Indië ztja zelfstandigheid zal herwonnen hebben.

Deze geweldige ommekeer van den algemeenen wereldtoestand is in tweeërlei opzicht aan het Christelijk Europa zelf te wijten. Ia eigen land daaraan, dat het den schijn voor lief nam, zonder het Evangelie in hooger ea in lager kring te doen doorwerken, ea wat de andere werelddeelen aangaat, door aan de kerstening van deze vergelegen landen zich veel te weinig te laten gelegen liggen. Als men zien wil wat het Christelijk Europa in de periode van zijn onbetwiste overmacht in Azië en Afrika had kunnea doen, let dan op wat de Islam deed. Stormenderhand dringt het thans weer in het midden van Afrika binnen, ea weet den eeaen tegenstaader na den anderen aan Mohamed te onderwerpen, terwijl het ook diep in Voor-Indië en in onzen Archipel zich nog steeds zeer snel en zienderoogen uitbreidt. En zeg nu niet, dat het Christelijk Europa gelijk doel nimmer had kunnen bereiken, want de negers in Amerika bewijzen het tegendeel. Bijna zonder uitzondering zijn de negers in Amerika allea voor het Christendom gewonnen en zijn nog steeds zeer besliste en ijverige belijders. En ook in onze Koloniën tooat een eiland als Amboina, dat onze vaderen zeer wel de kerstening der inlandsche bevolking in onzen Archipel met veel meer kracht hadden kunnea doorzetten. Doch nu nog, op dit eigen oogeablik, ontbreekt de vaste wil. Ds Islam heeft geheel Java, een goed deel van Sumatra, en tal van onze eilaadea reeds weten te veroveren. Alleen In de verstafgelegen buitenbezittingen hebben we nog met Animisme, met Hindoeisme ea Boeddhisme te doen. Hadden we nu, " aa ook oader dsze bevolking onze macht te hebben uitgebreid, ons als één man op deze streken geworpen, om ze voor het Christendom te winnen, zoo spelt alles ons, dat ia betrekkelijk korten tqd alle deze streken voor het Christendom zouden gewonnen zijn, ea dat de bevolking van deze streken, na eenmaal gekerstend te zijn, ia onzen-Archipel onze nationale macht op zeer beteekeaeade wijze zou gesterkt hebben. Men weet toch, hoe het eenmaal gekerstend Amboina ons nog steeds onze beste en trouwste manschappen voor ons Indisch leger biedt. Volgen wij nu hier de tactiek der onthouding, dan snelt de Islam ons vooruit, weet door zijn Hsdjihs en kooplieden-Eendelingen in minder dan geen tijd ook deze streken voor Mohamed te winsien, ea maakt alle latere missie voor ons zoo goed als ondenkbaar. Dit nu voelen de Zsndingsvrienden niet genoeg. Ze achten nog altoos, dat op Java de hoofdslag zal worden geslagen, iets wat stellig niet zoo is, ea de actie der Rtjnsche zendiag onder de Batakkers nu daargelaten, Is oaze missie ia de Buitenstrekea aog veel te onbeduidend, om op een algeheek kerstening van deze bevolking te kunnen rekenen. En ook ons Gouvernement durft niet doortasten, ai staat het vast, dat niets zoozeer als de kerstening van deze streken ook de Gouvernementeele macht sterken zou. Reeds lang had de Regeering de Zending juist ia deze Buitenbezittingen veel sterker moeten aanmoedigen, met name door de gemeenten die aldaar ontstonden, als zelfstandige inlandsche gemeenten te erkennen, en ze voor haar'eeredienst door tractementsverleenlng te steunen. Zoodra er zulke gemeenten, (buiten bezwaar van de Zersdingskas, gesticht waren, kon de missie dan v/eer dieper het land in trekken, en streek na stre@k kon gekerstend worden.

Tot op zekere hoogte moet daa ook met zelfbeschaming erkend, dat de Roomsche missies veel doortasteader zijn te werk gegaan. Wat ze in China tot stand brachten, is nog monumentaal. Op de Phillppijnea deden ze desgelijks, en dat heel Zuid-en Midden-Amerika thans gekerstend zr|n, is aan haar onverdroten ijver te danken; een ijver die door de Regeeringen van Spanje, Portugal en Frankrijk steeds met voorliefde werd gesteund. De practische koloniale Mogeadheden daarentegen, dit mag niet verheeld, waren veel meer op koopmansschap en stoffelijke winst, dan op kerstening van deze landen bedacht. Men deed wel iets, maar niet genoeg. De drijfveer, die deze Mogendheden bewoog, was niet veerkrachtig genoeg, en vandaar dat men met het Heldensch of Mohamedaansch blijven van zijn Koloniën vrede nam. Een valsch begrip van gelijkheid ea broederschap leidde er vaak zelfs toe, om het voor den Islam tegen de missie op te aemea, en ook In oaze Koloniën geldt aog steeds voor velen de regel, dat eerbied voor den Islam ons eer nopen moet om den missionalren ijver te matigen, dan om dien aan te vuren. Dit nu is steeds geweest, en is nog, een onvergeeflijke fout. Men heeft niet verstaan, dat de Europeesche overmacht over deze streken ons niet gegund werd ten eigen profijte, maar dat ze, onder de beschikking van Christus' Koningschap, een hooger doel had, dat de eere van onzen Koning moest verhoogen. Drie eeuwenlang is de kaas ons schoon gelaten. In die drie eeuwen had een machtig werk tot stand kunnen komen, en met name de Protestantsche koloniale Mogendheden zullen er de verantwoordelgkheid voor dragen, , dat ze een zoo groot deel van deze drie eeuwen verspeeld hebben, en, afgezien nu van wat ze stoffelijk aan profijt hebben lageoogst, den drang vaa den hartstocht niet hebben gekend, om de eere van den Christus ten volle in deze Heidensche en Mohamedaansche streken te doen doordringen. En zelfs van de missie moet gezegd, dat ze veel meer gedreven werd door de zucht om de enkele zielen te redden en te bekeeren, dan door het heilig enthousiasme om de eere van den Christus in deze streken en laaden te doen doorbreken. Veel meer de liefde voor den Moor ea ladlaan, dan de liefde voor Christus is haar prikkel geweest, ea juist daaraan is het te weten, dat de zegen der missie nog zoo weinig aan geheele stammen ea streken ten deel viel. In Europa zelf Is het de gang van zaken geweest, dat geheele stammen en streken tegelijk gekerstend werdea, en eerst uit deze kerstening van geheele volken en streken is later het dieper doordringen van het Evangelie tot de enkele zielen opgekomen. Had men ook op Europa de methode der tegeawoordige missie toegepast, nooit zou heel Europa gekerstead zija. Waarom zou men daa op de volken van Azië en Afrika niet gelijke methode mogen toepassen? Doch wie de houding van onze Christeaboeren in Zuid Afrika tegenover de negers asgaat, voelt, hoe ook onder de Boerea de hooge draag, om deze stammen voor den Christus te winnen, om niet meer te zeggen, althans veel te zwak sprak. Zijn ia Amerika alle negers gekerstend, waarom konden ze dan ook in Afrika niet In massa voor het Evangelie gewonnen zija?

Ook op koloniaal gebied zal men zich daarom veel meer dan dusver met het Koningschap van Christus hebben In te laten. Is alle macht In hemel ea op aarde aan den Christus overgegeven, dan staat het vast, dat het onder 't bestel van onzen Koning is, dat aan de Mogendheden van Europa zoo uitgebreide bezittingen zijn toevertrouwd, Daa hebben ze er meê te rekenen, dat niets haar het voortdurend bezit van deze rijke Koloniën waarborgt. Oan hebben ze te verstaan, dat ze alleen door den Christus ook in deze Koloniën te dienen, zich meer duurzaam van dit bezit verzekeren kunnen. En dan hebben ze, vooral met het oog op eigen toekomst, er mee te rekenen, dat, komt vroeg of laat de ure, dat deze bezittingen hun toch ontvallen, ze aan Christus als onzen Koning rekenschap zullen hebbea te geven van hetgeen ze met deze bezittiagen voor zqn eere en voor zija Koaingschap hebbea gedaan. Aaa den patriarch Abraham gaat reeds de heilige profetie uit, dat eeas alle volken in zijn zaad zullen-gezegend worden. Heel de profetie aan Israel door gaat de verkondiging van de toebreuging der Heldenen. Moor ea Tyriër, Egyptenaar en Pers zullen zich tot God bekcerea. Het streeft alles naar het Koainkrijk der hemelen, en het Koninkrijk der hemelen stoort zich

niet aan de indeeling in staten, maar doelt steeds op heel ons menschelijk geslacht in zijn vollen omvang. Doo: niets nu zoozeer als door het koloniaal bezit, is die groote, rrjke gedachte, dat het om heel ons menschelijk geslacht gaat, tot de conscientie der gekerstende volken gebracht. Het is het bestel van onzen Koning geweest, dat ons met deze verwijderde streken in aanraking bracht, en ook in de bewoners van deze streken medeleden van het menschelijk geslacht moest doen eeren. Zelfs voor de Joden komt eens de tijd, dat ze weer in grooten getale voor den van God over Sion gezalfden Koning buigen zullen, en daarom zijn de Joden in massa uit Afrika en Azië weggevoerd, en in het Christelijk Europa als opgesloten, opdat ze niet door het Heidendom zouden worden verleid en niet voor den Islam buigen zouden. Wanneer hun ure komen zal, weten we niet, maar hun bestendig voortleven, zelfs in een aantal van twaalf millioen, zegt ons toch, dat hun nog een toekomst wacht. Zoo gaat het bestel van onzen Koning over heel de wereld. Van Hem is ook het koloniaal bezit uitgegaan. Door dit koloniaal bezit is mede op het leven der Staten van Europa ingewerkt. Wat zou ons land zonder zijn Koloniën zijn geweest? Maar daarom kan niet genoeg ook op onze verantwoordelijkheid worden aangedrongen. Aan het brutaal exploiteeren van onze Koloniën is nu, Gode zij lof, een einde gekomen. Er heerscht thans meer toeleg om het geluk en de ontwikkeling van de volken die onder onze oppermacht leven, te zoeken. Maar nog altoos houdt bij maar ai te velen het besef stand, dat dit goede alleen in tijdelijke v/elvaart moet worden gezocht, en dat de hoogste zegen voor een volk het Evangelie van onzen Koning is, vindt nog altoos, zelfs onder de raadslieden die Europa's Staten leiden, tegenstand.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Pro hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's