Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pro Hege.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pro Hege.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

DERDE REEKS. (Vijfde gedeelte).

Christus Koningschap en de Staat.

IX.

HET INTERNATIONALISME.

Ons bekend gemaakt hebbende de verborgenheid zijns willens, naar zijn welbehagen, hetwelk Hij voorgenomen had in zicbzelven. Om in de bedeeling van de volheid der tijden wederom alles tot één te vergaderen in Christus. Efeze I : 9 en loa.

Het Koninkrijk der hemelen lost de onderscheidene Staten en volken weer in de eenheid van ons menschelijk geslacht op, in verband waarmee ook de reeds zoo krachtige internationale beweging hier ter sprake moet komen. De apostel betuigt ons, dat het „alles weer bijeenvergaderen" wat uiteengevallen was, een der gewichtigste mysteriën van Gods raad is. Wel staat wat Paulus desaangaande betuigt, met het internationalisme niet geheel op dezelfde lijn, maar toch wordt het beheerscht door eenzelfde grondgedachte. Voor den apostel gold het de tegenstelling tusschen Israël en de volkeren, bij het internationalisme de tegenstelling tusschen de natiën en volken onderling; maar al is hier verschil in de tegenstelling, toch komen beide hierin overeen, dat ze in de gedeeldheid ingaan en tot eenheid komen willen. Zoo lezen we in £f. I : 9, dat de apostel zich verrijkt gevoelt met de kennisse van „de verborgenheid van Gods wil, naar Zijn welbehagen, hetwelk Hg voorgenomen had bij Zich zelven", en dit mysterie bestond hierin, dat God voorgenomen had „om in de bedeeling van de volheid der tijden alles wederom tot één te vergaderen." In het tweede hoofdstuk komt de apostel er op terug, en zegt in VS. 14: Want hij (Christus) is onze vrede, die beiden één gemaakt heeft, en den middenmuur des afscheidsels heeft verbroken". En in Ef. 3 : 9 wijst hij er ten derden male op, hoe alle verlosten moeten „verlicht worden, opdat ze mogen verstaan, welke de gemeenschap der verborgenheid zöi die van alle eeuwen verborgen is geweest in God, welke alle dingen geschapen heeft door Christus Jezus". Zoo doelt alles op het wegvallen van den scheidsmuur, op het weer bijeenvergaderd worden, en op vernieuwing van gemeenschap. De taaleenheid van den Pinksterdag komt altoos weer tegen de spraakverwarring van Babel over te staan. Christus blijft de Zoon des menseken en God heeft de wereld lief. En het offsr op Go'gotha is gebracht niet voor ónze zonde alleen, maar voor de zonde der gekeele wereld. De Kerk van Christus op aarde kan en mag daarom niet anders dan oecomenisch en internationaal zijn. Het Koninkrijk der hemelen draagt geen nationaal of ethnologisch, maar een algemeen menschelijk karakter, en al wat meewerkt om de breuke, die de zonde in de eenheid der menschheid sloeg, weer te helen, kan mede strekken om de kennisse van het Koninkrijk der hemelen te bevorderen. Het is dan ook opmerkelijk, hoe de Vredes-beweging, die in het Internationalisme zoo sterk naar voren treedt, van een godsdienstig-Christelijke secteis uitgegaan, namelijk van de Kwakers, die op hun beurt weer tot de algemeene groep van de Anabaptisten behooren. Ook de Kwakers braken met de Ot^erheid en het burgerlijk bestuur. Ze bedoelden, geheel afgescheiden van den Burgerstaat, in eigen kring een soort hemelsch leven reeds hier op aarde te kunnen aanvangen. Ze veroordeelden daarom de Overheid, den eed en het zwaard, en legden onvoorwaardelijk eiken oorlog onder den ban van hun woord, Ze wilden dus wel ter dege het Koninkrijk der hemelen thans reeds op aarde verwezenlijken, en lieten in dien zin hun vredegeroep uitgaan. Nu nog zijn de Baptisten, de Anabaptisten, de Kwakers, de Doopsgezinden, of wat groepen meer zich in dezelfde richting bewogen, de groote woordvoerders onder de dusgenaamde Pacifisten, en zonder overdrijving mag gezegd, dat het juist de Pacifisten zijn, die de internationale aaneensluiting van de natiën en volkeren het sterkst bevorderen en het warmst bepleiten. Zelfs in oorsprong is er alzoo wel ter dege verband tusschen den ingang van het Evangelie in de wereld, en de internationale beweging die thans zoozeer de aandacht trekt. Het Mysticisme, waartoe ook de Baptistische beweging behoort, beging steeds de fout, dat ze de verwerkelijking van het Koninkrijk der hemelen nastreefde doot zich naast en iuiUn de wereld te plaatsen, in plaats van het zuurdeesem in de drie maten meels te leggen en het meel te laten doorzuren, maar aan de grondgedachte van het Koninkrijk der hemelen, dat het alles weer bijeen moet vergaderd worden, bleef het trouw.

. Maar hoe bezield ook telkens nog dat mystieke element in de internationale actie meespreekt, toch bespeurt men aan alles, dat het tegenwoordig Internationalisme uit den drang van het leven zelf is opgekomen. De grenzen tusschen volè en volk zijn allengs vetfiauwd. Tusschen staat en staat staan ze nog scherp afgeteekend, en nog steeds zou uit schending van de staatsgrenzen een oorlog kunnen opkomen, maar de grens tusschen de volken is op verre na niet meer wat ze eertijds was. Men komt te gemakkelijk bij elkaar, om elkander geheel vreemd te blijven. De nog altoos zich versnellende communicatie neemt steeds toe, en breidt zich steeds meer uit. Voor het bezoek aan vreemde landen vindt men in die landen alles op zijn ontvangst ingericht. Speciale bureaux bieden zich zelfs aan, om wat op reis en verblijf betrekking heeft zóó afdoende voor u te regelen, dat ge u met niets hebt in te laten, gevolg waarvan is, dat men elkander, over en weer, met breede scharen van reizigers als overstroomt. Naast deze reiscommunicatie staat de communicatie der gedachten, en zelfs de gesprekken door post, telegraaf en telefoon. Elkanders talen leert men aan, en spreekt ze spoedig met niet geringe gemakkelijkheid. Dit weer geeft over en weer toegang tot elkanders taalschat en letterkunde en wetenschappelijken arbeid en geestelijke bewegingen. Zoo weet men van elkander af. Men voelt zich bij elkander thuis. Dit leidt tot wederzijdsche aaneensluiting en waardeering. Gevolg waarvan is, dat men vreemdelingen bij zich ontvangend, of in hetbuitenland bij vreemden genoodigd, saam vergeet dat er nog verschil en onderscheid bestaat, en zich bij oogenblikken ésns lands kinderen gevoelt.

Toch is niet eerst uit de snelle, goedkoopere en meer uitgebreide communicatie dit besef van saamhoorigheid der volken opgekomen. Zelfs lag dit besef van oudsher reeds bezegeld in het dusgenaamde Volkenrecht. Reeds in de Instituten van het Romeinsche recht stond het uitgesproken, dat de Jurisprudentie rust op de kennis niet alleen van menschelijke, maar ook van Goddelijke zaken. „Jurisprudentia est divinarum atque humanarum rerum notitia". Zoo sprak men dan niet alleen van een burgerlijk recht, dat wederom in een publiek en privaat recht uiteenviel, maar eerst zelfs van een natuurrechteneen volkenrecht; van een natuurrecht dat zelfs aan de dieren met de menschen gemeen was, en dan van een volkenrecht, waar alle volken zich in hun onderling verkeer aan hadden te onderwerpen. Dit volkenrecht heeft men steeds wel moeten erkennen. Zoodra eenmaal Staat naast Staat optrad, kwamen beiden vanzelf op allerlei punten in aanraking, tusschen beide konden geschillen over rechten en belangen rijzen, en ook al leidde dit tot een oorlog, aan dien oorlog kwam toch een einde, en als men dan vrede sloot, ontstond vanzelf een volkenrechtelijke band. Zelfs voor het voeren van den oorlog gevoelde men alras, dat zekere algemeene beginselen behoorden vast te staan, zoo de krijg een menschelijk karakter zou bewaren en de met elkander worstelende volken niet met het elkander verscheurend wild gedierte op éen lijn zouden komen te staan. Maar al bou< vde zich dit volkenrecht op uit gesloten tractaten, die tractaten moesten toch de uitdrukking zijn van zeker voor alle volken geldend recht, en dit volkenrecht moest vastliggen niet in een wetboek, niet in een besluit, maar in het gemeen gebruik, dat door alle volken op grond van een gemeenschappelijke overtuiging geëerd werd. Hierin nu lag de feitelijke uitspraak dat alle Staten erkenden hoe er nog een hoogere macht dan de Staatsmacht bestond. Zoo wees het volkenrecht onmiddellijk op een Goddelijken wetgever. Ook al kon een splitsing in Staten niet uitblijven, en al moesten de volken over de aarde verstrooid worden, elk vólk en elke Staat bleef toch altoos een brokstuk van het éene menschelijk geslacht. Het éene lichaam der menschheid was gescheurd, maar niet te niet gedaan. Van die eenheid bleef de heugenis naleven en nawerken, en zoo dikwijls men geroepen werd om ten deze te handelen, besefte men over en weer, dat hier niet bloote willekeur en overmacht kon gelden, maar dat er altoos zekere menschelijke rechten bleven gelden die men beiderzijds te eerbiedigen had. De drang om dit volkenrecht nader te regelen en aan dit volkenrecht meerdere vastheid te geven, heeft dan ook in den loop der historie herhaaldelgk geleid tot het bijeenkomen van afgevaardigden van meerdere Staten, om onderling den vrede te bevestigen en wederzijdsche verhoudingen te regelen. Herinner u slechf-f. het groote Weener congres na de dagen van onrust, die de eerste Napoleon over Europa en Afrika bracht. Zelfs beproefde men toen een heilige Alliantie te stichten, die in hooger beginsel geheiligd zou zijn, en waarbij de machtigste Keizers en Koningen zich verbonden, om een toestand van orde onder de volken van Europa te verzekeren. Doch ook hierbij bleef men niet staan. Men begreep, dat de onderscheiden Staten zeer wel allen saam op een conferentie genoodigd konden worden, om saam elkanders welstand en den algemeenen vredestaat te bevorderen. Rusland's Tsaar nam in 1899 hiertoe het initiatief, en zoo kwam de eerste Vredesconferentie in Den Haag saam, die wel bitter teleurstelde, inzooverre haar poging om den oorlog te stuiten, geheel mislukte, maar ook zoo bracht ze toch dit goede, dat de neiging opkwam, om althans geschillen van ondergeschikten aard voortaan niet met het zwaard uit te vechten, maar door een Hof van arbitrage te doen beslissen. Hierdoor toch werd dit goede verkregen, dat zich met gemeen accoord een soort macht vestigde, die boven alle Staten stond, en van hooger standpunt de verschillen tusschen de verschillende Staten tot beslissing kon brengen. Niet dan langzaam breidde zich sinds onze eerste Vredesconfereniie dit denkbeeld uit. Maar ook de tweede conferentie bracht ons toch weer iets verder, en men mag verwachten, dat straks een derde conferentie aan dit gemeenschappelijk streven nog meerdere vastheid zal waarborgen. En dit te meer, overmits men van geheel andere zijde nog een geheel anderen stap in gelijke richting gedaan heeft, om namelijk ook het privaatrecht van het ééne volk met het privaatrecht van de overige volken tot betere aansluiting te brengen. Het steeds toenemend verkeer onder de volken leidt er gedurig toe, dat thans dit privaatrecht van het ééne land met dat van het andere land in conflict komt. Vandaar de behoefte om ook hiervoor een gemeenschappelijken regel te zoeken. Zoo heeft men dan ook met dit doel de afgevaardigden van. de onderscheiden Staten bijeengeroepen, en is men er nu reeds tot op zekere hoogte in geslaagd, om zekere afspraken te maken, die voor alle aan deze bespreking deelnemende landen gelden, en waardoor de vreemdeling in het land van zijn tijdelijk verblijf de in zijn eigen land verkregen rechten beter verweren kan en kan doen gelden. Zoo is derhalve ook op het gebied van het Recht een veel nauwer verbinding der volken tot stand gekomen dan eertijds gold, is hierdoor veel oorzaak tot wederzijdsche verbittering weggenomen, en strijken vriendschappslijke overeenkomsten steeds meer de plooien en oneffenheden in de wederzijdsche verhoudingen weg.

Een derde internationale beweging sloot zich al spoedig hierbij aan, die van de wetenschappelijke, artistieke en oeconomische Congressen. Wetenschap en kunst konden zich bij haar onderzoekingen niet tot een enkel land bepalen. Beide voorwerpen van studie omvatten heel de natuur, heel het wereldleven, heel het werelddenken en heel de wereldkunst. En evenzoo gevoelden landbouw, nijverheid, handel en scheepvaart steeds sterker behoefte, om gemeenschappelijk aller belang te onderzoeken, en voor de actie op elk terrein zekere gemeenschappelijke maatregelen vast te stellen. Steeds hebben dan ook deze wereld-congressen zich vermenigvuldigd. Hun aantal telt zich nu reeds ver over de honderd. En waar deze Congressen aanvankelijk losse bijeenkomsten waren, die bijeenkwa men en weer uiteengingen, is al meer de drang opgekomen, om deze losse Congressen op vasten voet te regelen en meer geregeld te houden. Er zijn er nu reeds, die elk jaar op vaste tijden saamkomen. En hieruit is dan weer de behoefte opgekomen, om voor deze Congressen vaste bureaux in te richten, liefst met een eigen gebouw en een eigen vast bestuur. Ook het aantal van deze wereldbureaux neemt steeds toe, en veilig kan gezegd, dat er bijna niet één belang meer denkbaar is, van wat aard ook, dat niet zijn eigen bijeenkomsten in het leven riep, en niet naar consolideering van zijn Congressen op weg is. Zoo ontstond er een gemeenschappelijk wereldleven, gelijk dit vroeger geheel onbekend was. Het nationale leven op elk gebied heeft zich steeds meer internationaal aaneengesloten. Dit internationale leven neemt steeds meer een eigen plaats in. Het oefent door zijn wereldbeteejkenis vanzelf steeds machtiger invloed op het nationale denken en doen. Zelfs is het denkbeeld reeds geopperd om de centrale bureaux van al deze Congressen in één centrale stad te vertegenwoordigen, en zoo deze stad tot de hoofdstad der wereld te maken. Geneve stuurde in die richting, Bern deed er een worp naar, en ook in onze Residentie leeft men gaarne inde gedachte, dat de stad waar het Hof van Arbitrage, straks het Hooggerechtshof voor zeebuit, en misschien ook het Hooggerechtshof voor internationaal Privaatrecht zal gevestigd zijn, vanzelf zal zijn aangewezen, om het centrum of middelpunt van geheel deze internationale beweging te worden. Dat ook de wereldtentoonstellingen tot op zekere hoogte in gelijke richting werkten, behoeft nauwelijks aangestipt te worden. Ook deze tentoonstellingen toch brachten het nationale product uit de onderscheiden landen internationaal saam, en verrijkten de algemeene wereldkennis.

Zelfs is men nog verder gegaan, en is reeds niet vreemd meer aan het streven, om ook de nationale usantiën, de nationale kleeding en de nationale taal in wereldusantiën, wereldkleeding en wereldtaal te doen opgaan. Onder de hoogere standen der maatschappij is er reeds bijna geen onderscheid meer tusschen de levensusantiën te Parijs, Berlijn of Weenen. In alle beschaafde landen kleeden mannen en vrouwen zich in 't gewaad van eenzelfde snit, deels door de mode te Parijs, deels door die te Londen aangegeven. De Chineezen houden nog vast aan hun oud costuum, maar de Japanneezen kleeden zich reeds met rok en witte das. En wel heeft onder de lagere standen, met name ten platten lande, het origineel schilderachtig costuum, dat allerwegen in verschillenden vorm ïnheemsch was geworden, zich nog langen tijd weten te handhaven, maar ook dit nationaal costuum begint almeer te wijken, en reeds is de dag niet verre meer, dat ook dit nationaal costuum nog alleen in een museum van antiquiteiten of op een gemaskerd feest zal te bewonderen zijn. En daarbij komt dan nog het Esperanto, de nieuw uitgevonden wereldtaal, die steeds meer van zich spreken doet, al verder doordringt, en het daarheen poogt te leiden, dat althans de mannen van het algemeen verkeer zich allen deze taal zullen eigen maken, om ook het verschil in taal te doen wegvallen. En al is nu dit laatste een in zichzelf geoordeeld pogen, dat, met den aard der taal in flagranten strijd, niet slagen kan, toch telt het mee onder de verschijnselen die ons zeggen, hoever het internationale streven reeds nzAth& X. kosmopolitisme op weg is. Het nationale karakter, zoo wil men, hebben de volken af te leggen. Het moet alles één, gelijk, en lotgemeen worden. De wereld-idée neemt de geesten in. Het eigen land is te klein en te eng, en de steeds in kennis en daardoor in macht toenemende mensch poogt almeer die nationale begrensdheid af te schudden, heel de wereld tot het terrein van zijn actie te kiezen, en als wereldmacht zich in die wereld thuis te gevoelen. Het gezinsleven moet opgaan in het publieke leven. Het publieke leven moet zich in het wereldleven verliezen. De kosmos beteekent de wereld. Van dit woord kosmos is kosmopolitisme afgeleid, en dit kosmopolitisme is het ideaal dat thans almeer den „beschaafden" mensch voor oogen zweeft.

Zoo is ook deze internationale beweging, van wat nobel bedoelen ook uitgegaan, en hoeveel goeds ze ook tot stand bracht, al spoedig uitgegleden, en heeft ze tot tweeërlei misstand geleid. Het eerst in de Sociaal Democratie, en thans in het streven naar een wereld-staat.

Doel van de Sociaal-Democratie was, de tegenstelling tusschen Staat en Staat, tusschen land en land, tusschen volk en volk te doen vervangen door een heel andere tegenstelling tusschen de twee klassen of standen van de maatschappij in alle landen. Kapitalisme en Proletariaat was de naam, waardoor deze twee maatschappelijke klassen tegenover elkander werden gesteld, en om wel te doen uitkomen, dat deze tegenstelling tusschen Kapitalisme en Proletariaat over alle grenzen heenschoof, werd de Internationale de met opzet gekozen naam, om.de eenheid van het Proletariaat in alle landen tot uitdrukking te brengen. Met de eigenlijke internationale beweging, die de eenheid van het menschelijk geslacht raakte, had deze sociaal-democratische actie niets uitstaande. Ze beoogde geen eenheid, maar strenge tweespalt. Alleen maar, ze wilde geen strijd meer, zooals vroeger, tusschen land en land, maar in alle land de worsteling om het sociale welvaren tusschen de twee groepen waarin ze de bevolking van alle landen verdeelde en splitste. Voor haar gold niet meer de splitsing van de ééne menschheid in staten, maar de splitsing van de ééne maat­ schappij in sociale klassen. Want wel sloot ze zich aan bij het streven om de legers en vloten af te schaffiin, maar blijkbaar had dit geen andere bedoeling, dan om het proletariaat den vrijen oorlog tegen het kapitalisme te geven. Geen oorlog meer met het buitenland, maar de volksoorlog in het binnenland. De revolutie met haar geweldenarijen in de eigen steden en dorpen, en opdat dié revolutie slagen mocht, zou er geen leger meer mogen zijn om tegenover die revolutie het gezag van de Overheid te handhaven.

En naast deze Sociaal-Democratie, doch geheel van haar afgescheiden, kwam het tweede pogen op, om ons den wereldstaat te verschaffen. Vroeger hadden machtige vorsten en veldheeren gepoogd één machtig wereldrijk te stichten. Daarvan zag men thans af, maar stelde er voor in de plaats de idee, om alle bestaande rijken en staten in bondgenootschap met elkaar te verbinden. We hadden in ons land vroeger seven provinciën die tot één gemeenebest confederatief verbonden waren. Op die wijze, zoo achtte men, was evengoed een wereldconfederatie denkbaar. Amerika gaf reeds het voorbeeld door het saambinden van 49 Staten, die onder één Congres en onder één President leefden, en den naam dragen van Vereenigde Staten van Noord-Amerika. Waarom zouden dan ook de Staten van Europa, straks die van Azië en Afrika, zich niet evenzoo confederatief kunnen verbinden. En was dit eenmaal gelukt, wat zou dan beletten dat deze groote bonden der vijf werelddeelen zich op hun beurt in nieuwe confederatie aaneensloten, en zoo de Vereenigde Staten der wereld vormden? Dan konden de legers vanzelf afgeschaft, zou een oorlog onmogelijk worden, en een eeuwige vrede vanzelf verzekerd zijn ^). Doch al bedoelt men het niet zoo boos, toch spreekt in deze idee niet anders dan eenzelfde gedachte, die eens de mannen van Babel bezielde, en door de Spraakverwarring voor altoosopzij is gezet. Zulk een wereldconfederatie is ten eenenmale in strijd met geheel den gang der historie; de menschheid is er niet op ingericht; ze kan er zich niet toe leenen, en feitelijk heeft men In deze idee met

1^ Nog onlangs meldden de bladen reeds het volgende:

Niet l»ng geleden werd te New-York een Liga voor een Wereld-federatie gesticht, welke ook buiten New York haar vertakkingen vormde en een groote bedrijvigheid ontwikkelde. Nu zal, in overleg met deze Liga, in het Amerikaansche Congres een motie worden voorgesteld, strekkende om de wenschelijkheid uit te spreken, dat door de Vereenigde Staten het initiatief worde genomen om te komen tot stichting van »de Vereenigde Staten van de Wereld«.

De motie zal binnen enkele weken in behandeling komen; zij wordt ingediend bij den Senaat door een der gezaghebbende leden van dat lichaam. Ia de motie wordt een breede omschrijving gegeven van de bestuursorganisatie dier »Vereenigde Staten van de Wereld < (, zooals de voorstanders zich die denken. De stichting eer V. S. v. d. W. beoogt in de eerste plaats, het voorkomen van oorlogen. Het uitvoerend gezag zou moeten berusten bij een lichaam, dat den naam zou voeren van »Internationalen Raad«. De verschillende rijken en staten der wereld zullen in dien Raad vertegenwoordigers hebben, en wel onderscheidelijk drie leden, twee leden of een lid.

Drie leden zouden hebben: de Vereenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Duitschland, Italië, Oostenrijk-HoQgarije, China, Japan, Rusland, Spanje en Turkije.

De overige staten zouden daarentegen in den Raad vertegenwoordigd zijn naar den maatstaf van het zielental der inwoners, en wel naar rato van één lid voor elke tien millioen zielen boven de ie tien millioen.

De leden zouden door de eigen regeeringen moeten worden aangewezen en een bezoldiging genieten van 7S, ooo gulden 'sjaars. Zij zouden onschendbaar zijn tijdens de zitting van de Raad, en eveneens zoolang zij onderweg waren naar den Raad of op de thuisreis.

De stichtingsvergadering zou dienen te worden gehouden in den Haag, terwijl de wereld-grondwet definitief zou worden, zoodra zij zou zijn onderteekend door de Vereenigde Staten, Engeland, Frankrijk, Duitschland Oostenrijk-Hongarije en Rusland. De eerste vijf jaren van het in functie zijn van den Internationalen Raad, zou deze kunnen resideeren in een tot dat doel aan te wijzen plaats. Na verloop van dien termijn zouden »de Vereenigde Staten van de Wereld« een klein gebied moeten hebben verkregen, waarbinnen zij zich permanent zouden vestigen. Binnen een jaar na de onderteekening van de wereld-grondwet moeten de legers der verschillende staten tot een vast te stellen percentage der bevolkingen worden teruggebracht. En binnen drie maanden na die onderteekening moeten alle oorlogsschepen ter wereld worden uitgeleverd aan den Internationalen Raad. Deze zou n.l. niet enkel het recht maar ook den plicht hebben, eventueel verzet tegen zijn scheidsrechterlijke beslissingen, en ook mogelijke onlusten in de samenstellende staten... met geweld van wapenen te onderdrukken!

Het leger van de Wereld-federatie zou uit de bevolkingen der samenstellende staten worden gerecruteerd, op de basis van een vast te stellen percentage van elks zielental. Indien noodig zou voor de samenstelling van, dat internationale leger de loting worden ingevoerd.

De bestuursbevoegdheden van den Internationa* len Raad zouden vooral liggen op het gebied van de bevorderingen der internationale arbitrage, en van het in de hand werken van de internationale overeenkomsten, voor welker handhaving en onschendbaarheid de I. R. zou moeten waken.

niet anders dan met een utopie te doen, die opkwam uit de valsclie gedachte, alsof niet de Heere onze God, maar de menscli de wereld regeeren en over liaar lot beschikken zou.

Maar om deze beide schadel^ke uitwassen mag de internationale beweging zelve ons niet onverschillig laten. Immers ze ligt op den weg, die de komst van het Koninkrijk der hemelen voorbereidt. Dit Koninkrijk van den Christus zal ons de eenheid brengen, en duurzaam waarborgen. In het Koninkrijk der hemelen zal geen splitsing in staten of volken meer denkbaar zijn. Het is de scheppingsidee van het ééne lichaam des menschelijken geslachts, die in datKoninkrgk van Christus haar triomf zal vieren. Hoe ook de zonde die Scheppingsidee van onzen God aangevochten en tijdelijk te niet heeft gedaan, de Goddelijke idee wordt niet voor goed prijs gegeven. De zonde zal worden uitgeroeid. In het Koninkrqk der hemelen zal geen zonde meer geduld noch gekend zijn. En is eenmaal de zonde te niet ge daan, dan ook de verdeeldheid en splitsing die ze als wrange vrucht met zich bracht, en alsdan zal vanzelf de eenheid van het menschelijk geslacht in het uit den hemel ons toegekomen Koninkrijk weer in al haar schoonheid schitteren. Al wat de internatio nale verhoudingen reeds nu verzachten en gladder kan maken, ligt daarom in de richting, waarin het Koninkrijk der hemelen in den loop der historie ons verder leidt. De bitterheid, wreedheid en onmenschelijkheid, die zoo lange eeuwen de internationale verhoudingen gekenmerkt heeft, is uit de zonde en niet uit God. En daarom, mag thans gezegd, dat deze bitterheid afneemt, deze wreedheid wordt afgekeurd, endezeonmenschelgkheid met voorbedachten rade wordt bestreden, dan is dit een zegen die ons toevloeit van het Kruis. Niet in Azië noch in Afrika zijn deze gedachten des vredes opgekomen en gerijpt, maar in het Christelijk Europa en in het Christelijk Amerika, Er is in de internationale beweging een late vrucht van het Evangelie gerijpt, en ook b^ deze vrucht was Christus de landman. Hij is het die als onze Koning de volken alzoo geleid en de volkeren der wereld alzoo bezield heeft, dat de kracht van aantrekking het almeer van de kracht der afstooting won. Onze Koning, aan wien gegeven is alle macht in hemel en op aarde, heeft de krachten der natuur ter beschikking van den mensch, in zulk een wondere mate aan ons ontdekt, en ons in eigen hand gegeven, dat de communicatie tusschen de volken en staten de vroegere afsluiting verving. Hij heeft ingewerkt op de geesten, en gedachten des vredes doen opkomen. Hij is het, die mensch en mensch nader tot elkander heeft gebracht, en een eenheidsbesef aan de kinderen der wereld heeft hergeven. Tot dit besef van hooger eenheid had hij de Christenvolken eerst geleid door onze oecomenische wereldkerk thans deed hij het door ze veel meer dan voorheen met elkander in aanraking te brengen, en zachter zeden te doen zegevieren. Vandaar dat ook in alle landen al wat Christus' naam hoog houdt, zich aan deze internationale beweging heeft aangesloten, maar steeds zoo heeft aan te sluiten, dat de uitwassen van deze beweging door ons worden uitgebannen, en noch de kracht van het nationale leven, noch het echte patriotisme, waarin onze sterkte is, er onder lijdt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Pro Hege.

Bekijk de hele uitgave van zondag 8 mei 1910

De Heraut | 4 Pagina's