Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Hij zal zwijgen in zijn liefde.”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Hij zal zwijgen in zijn liefde.”

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De HEERE uw God is in het midden van u, een held, die verlossen zal; Hij zal over u vroolijk zijn met blijdschap. Hij zal zwijgen in zijne liefde. Hij zal zich over u verheugen met gejuich. ZephaDJa 3 : 17.

„Spreken” is bij den Heere onzen God: sich uiten, en het „zwijgen" is er, als de Heere zich inhoudt.

God spreekt, en 't is er. Hij gebiedt en 't staat er. Zqn spreken is scheppen, is zich openbaren, is zijn kracht en mogendheid doen uitgaan. Da stem des Heeren is de donderslag, die 't woud dreunen doet. En alle uiting van Gods innerlijke mogendheid saamgenomen, is het 't Woord des Heeren, dat den hemel en de aarde draagt, en den gang der eeuwen voortstuwt naar zijn voleinding.

En tegenover dat spreken Gods vol majesteit staat nu zijn zwijgen in liefde. Niet zijn zwijgen bij 't onverhoorde gebed, maar zijn zwijgen, als het spreken in zijn heiligheid vernietigend voor u zou zija, en als de Heere, om zijn volk te sparen en het in zijn verbolgenheid niet te doen omkomen, zich inhoudt, aan zijn toorn het zwijgen oplegt, en waar zijn spreken vreeselijk zou zijn, zich ter wille van zijn volk stilhoudt, en zwijgt in zijn liefde.

Hierin nu roemt de profeet onder Israël. Het stond met Gods oude volk zoo hachelijk. Onder alle volken en natiën was alleen dit ééne kleine volk van Israel uitverkoren. Alle heiligheid was aan dit volk toevertrouwd. Jehovah had 't opgenomen in zijn Verbond. A!s in huwelijksband had de Heere Abraham's nakroost met zich vereenigd. Met heilige jaloerschheid had Jehovah voor en over zijn volk geijverd. Met wonderheden had Hij Israel uitgeleid, en 't door zijn machtige daden bevestigd in zijn erfdeel. Tegen alle macht der heidenen had Hij het volk zijner verkiezing beschermd en beveiligd. Israel was voor Jehova een eenig volk, een volk waar zijn eere en zijn naam aanhing. De zake Gods en de zake Israels was één!

En toch verviel dit uitverkoren volk eeuw na eeuw in ontrouw. Het liep Jehovah voorbij en de Baals en Molochs na. Het benijdde de volken van het Oosten en riep het uit, dat het zijn wilde „als andere volken." Het wierp zqn eere van zich, brak het Verbond, en dooide af op 't pad des verderfs, tot het in 't eind onder Israel schier nog smadelijker en schandelijker toeging dan onder de volkeren, die God niet kenden. Omdat Israel door God zoo hoog was geplaatst, zonk juist Israel te dieper.

Eeuw na eeuw had Jehovah dien hoon en dien afval van zijn volk gedragea, maar in het eind kon het niet langer. En toen is de Heere tot zijn volk gaan spreken in sijn verbolgenheid. De vijanden van rondsom zijn tegen het erfdeel des Heeren losgelaten. Heel het heilige land is iageaomen; Jeruzalem verwoest; van den tempel op Sion werd geen steen op den anderen gelaten; bij duizenden en tienduizenden werden mannen, vrouwen en kinderen gedood; de kern van het volk werd naar Babel weggevoerd; en wat overbleef op de heilige erve was een wilde hoop, zonder karakter, zonder eigen stempel, van der vaderen hope geheel vervreemd.

En zoo scheen het, of 't met Israël uit was. Het werd onder de volken niet meer genoemd. En dit duurt een menschenleeftijd lang, volle zeventig jaren, tot een nieuw, een ander geslacht is opgestaan. En nu komt er weer een opwaken. Een wolkje ais een mans hand wordt aan den horizont gezien. Niet door wat de Joden zelf doen. Zij doen niets. Maar onderwijl zij hun harpen aan de wilgen hangen bij Babylon's stroomen, werkt Jehovah. Hij werkt door de profetie; Hij werkt door Babel in Kores' macht te doen vallen; Hij werkt door terugkeer naar het Heilige Land mogelijk te maken.

Lang niet al 't volk, slechts een klein hoopske gaat terug. Het is, gelgk het bij Zephanja heet, „een arm en ellendig volk", dat Jehova op cjer vaderen erve wil doen overblijven. En dat kleine volk dat terugkeert, draagt nog zijn schuld, de oude zonde is er nog niet uit, straks zal Golgotha zqn inwonende zonde openbaren. Het zou, "> zijn aard bezien, een volk zijn geweest om 't te verderven, en niet om 't te behouden. Maar Jehovah wil behouden, want wt dat Israel zal de spruite Davids opkomen. En daarom bindt de Heere zijn verbolgenneid in. De liefde, die Hij om Messias' Wille aan Israël verpand heeft, leeft weer °P in al haar teederheid. Sprak Hij, zoo ware Israël voor eeuwig afgesneden. En daarom spreekt Hrj niet, maar houdt zich stiile, ea om zijn volk te redden, zwijgt Hij in sijn liefde.

Hier in machtige proportiën, wat, bij een kind dat zich misdroeg, in een vader die het mint, in een moeder, die het liefheeft, zoo telkens te bewonderen valt.

Dan toornt het in 'fc ouderhart tegen de zonde die uit 't kinderhart opwelt, en toch houdt de liefde zich in. Ze vreest afstooting. Ze ducht, dat bitter verv/ij't en strenge straf het kinderhart nog te meer verharden zal, tot in het eind de band van het bloed mocht springen. En daarom bindt die vader, die moeder zich in. Waar het spreken hard zou moeten zijn, wordt het harde woord op de lippen tegengehouden, en is er een zwijgen, een zwijgen in liefde.

Zeker, dit kan te ver gaan. Nog altoos blijft Eli's voorbeeld elk ouder ter waarschuwing. Ouderliefde, die in zoetsappigheid ontaardt, heeft steeds den eerenaam der liefde verbeurd. Ook vader en moeder hebben God te vreezen, en waar de eere Gods J3 aangerand, en Gods wet is overireden, is aanzeggen van de zonde en bestraffing van het kwaad plicht. Maar als dan de conscientie is wakker geschud, en de straf is gedragen, dan moet de liefde haar recht hernemen. Dan mag het verwet niet verwijderend blijven werken. Dan moet geduld, dan moet gedragen, dan moet teederder gevoel het hart weer vermeesteren, dan moet winnen en niet afstooten het doel zijn. En dan zwijgt ge van 't kwaad, dat u in uw kind verontrustte, om den band weer aan te itésktn. Een zwijqen in uw liefde.

Zoo was 't ook met Israel geweest. Eerst het spreken Gods in zijn toorn. Toen de s-traf. En toen de uitredding. Maar bij die uitredding dan ook het zwijgen van Jehovah in zijn liefde.

En naar dien regel gaat het nog met Gods volk op aarde toe.

Als natie is Gods volk losgelaten. Het at zich aan Golgotha den dood. Maar sinds verzamelde de Heere zich een gekocht, een verkregen volk, dat nu reeds bijna twintig eeuwen lang over de aarde verspreid is. Ea ook bij dat volk herhaalt zich de geschiedeïsis van het oude volk van God. Ook hier gedurig breuke door ontrouw, verachteriag en afval. En dit duurt tot het Gode belieft, zijn volk door lijden weer te heiligen. Het door zijn Woord weer te verwakkeren. Het terug te doen keeren tot de oude paden. En het weer in zijn gunste naar zijn heilige teste terug te roepen.

Ook in onse dagen is die gunste beleefd. Wat was een eeuw geleden de afval niet ver voortgeschreden ! Hoe scheen 't aiet, of ook in ons land het volk des Heeren der verdwijning nabij was. Harde tuchtiging was over ons gegaan. Bange verschrikking was over ons gekomen. Maar in zijn toorn gedacht de Heere ook toen des ontfermens. Uitkomsten, waarop niemand meer hopen dorst, werden op verrassende wijze ons deel. Wat onderlag, kwam er weer boven op. Zegen werd weer ingedronken.

En nu geeft onze God het ons, dien beker der verlossing weer in vreugde en blijdschap met volle teugen in te drinken. Ook aan ons wordt het vervuld, wat de Heere tot Zephanja sprak: „Da Heere uw God is in het midden van u, een Held die zal verlossen. Hij zal over ü vroolijk zijn met blijdschap. Hij zal over u verheugd zijn met gejuich, en , . . Hij zal zwijgen in zijn g liefde.

Al dragen we de oude zonde nog met a ons om, en al zijn we de kinderen der vaderen, die Hem verlieten. Hij verwijt 't ons niet meer. Hij toornt niet meer, maar doet ons juist daardoor het heil genieten, dat Rij zwijgt in zijn liefde.

Zóó vergaat het Gods volk, en niet anders vergaat het elk kind van God in zijn persoonlijk leven.

Ook bij u persoonlijk is 't alles enkel genade, louter verkiezing. Niets uit u, uit Hem is 't alles. En nu gaat 't ook in uw leven op en neder. Na aangrijping en verwakkering heerlijke tijden van trouw en geloofsuiting. Maar dan weer komt de inzinking. Verflauwing die u doet inslapen. Passie der zonde die u vermeestert. Afdwaling en verwijdering. De wereld meer dan Jezus in uw hart. Tot God u stuit op dien verkeerden weg. Tegen u toornt en u ver­ B laat, of ge ia die verlatenheid uw God H weer mocht zoeken. En dan komt de ure, dat ge uit de ballingschap weer terugkeert naar Sion, en daar uw God terugvindt.

Maar dan geen verwijt meer, geen na-t flikkering meer van toorn. Dan niets dan de zalige koestering van zijn Goddelijke liefde. Gij verstaat dit dan niet, omdat ge uw afval gedenkt, en ducht dat uw God u dit na zal houden. Maa« é't doet uw God niet. Hij weet 't ook wel, ja Hrj weet 't beter dan gij zelf. Maar hij spreekt er niet meer van. Hrj zwijgt er van. 11^ zwijgt er van in zijn liefde.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1910

De Heraut | 2 Pagina's

„Hij zal zwijgen in zijn liefde.”

Bekijk de hele uitgave van zondag 31 juli 1910

De Heraut | 2 Pagina's