Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opnieuw trof onze Kerken een

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opnieuw trof onze Kerken een

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 28 October 1910.

Opnieuw trof onze Kerken een zware slag, doordat na lang en slepend lijden God de Heere onzen broeder Dr. L Wagenaar tot Zich nam. Weer gaat daarmede een van die rijkbegaafde mannen uit ons midden we? , die onze Kerken tot sieraad en eere zijn geweest. Gispen, Van Aadel, thans ook Wagenaar. En wat bij dit sterven zoo dubbel smartelijk aandoet, is, dat Wagenaar heenging op een leeftijd, waarop nog zoo menigeen in volle levenskracht werkzaam is, heenging, gebroken in zijn lichaamskracht niet alleen, maar ook in de kracht van zijn geest.

En toch, al werd hij slechts 55 jaar oud, hoe rijk is dit leven niet geweest, wat kostelijke vruchten heeft het niet gedragen. Leerling der Utrechtsche Hoogeschool, verried reeds zijn proefschrift over Reveil en Afscheiding wat uitnemende gaven dezen jongen doctor waren geschonken. De historie, vooral de roemrijke periode van de gouden eeuw van het Calvinisme, bleef steeds de liefde trekken van zijn hart. In uren ontwoekerd aan drukken pastoralen arbeid, verdiepte hij zich altoos weer in de studie s der geschiedenis en wist hij straks de schatten, die hij had opgedolven, in zoo keurigen vorm aan ons volk aan te bieden, dat het lezen zijner werken altoos een genot was. Hij mocht het levensbeeld ons schilderen van zijn iievelingsheld, den vromen Willem Lodewijk, us heit, of den eersten Kerkhervormer van Gelderland, Johannes Fontanus, ons teekenen, of ons inleiden in de worsteling, die aan de Dordtsche Synode voorafging en met zoo heerlijke zegepraal werd bekroond, — de his torie werd altoos in zijn hand een resurrection des morts, een wederopstanding der dooden. Misschien dat de dichterlijke aanleg yan zijn geest, de rijke kracht zijner verbeelding en de behoefte om in pakkende beelden te schilderen, in één woord zijn talent als litterator wel eens in strijd kwam met de strenge eischen aan den historicus te stellen, maar wat hij daardoor aan de eene zijde inboette, werd weer rijkelijk vergoed door zijn plastische gave om personen uit te beelden, de keurigheid van zijn taal en de levendigheid zijner voorstelling. Vooral in zijn Us heit heeft hij beide gaven, het historische en litteraire talent, op het gelukkigst weten te vereenigen, en onze Koningin heeft de hulde daarin aan een harer uitnemendste voorzaten bewezen, dankbaar beloond door hem tot officier in de Orde van Oranje Nassau te benoemen, terwijl zeker niet minder groote eer voor hem was, dat hij de inwijdingsrede houden mocht bij de onthulling van het standbeeld van Willem Lodewijk, dat op zijn aansporing verrees. Niettegenstaande Dr. Wagenaar te Utrecht een tijd latig onder den invloed raakte der moderne wereldbeschouwing, liet hij, die uit een streng orthodox gezin afkomstig was, de Gereformeerde belijdenis toch niet los, en hoe sterk zij n hart ook aan de „ vaderlandsche kerk'' gehecht en van alle separatisme afkeerig was, toen Hoedemaker ten heiligen kruistocht tegen de Syaode opriep, vormde hij met vader Ploos en zijn trouwen wapenbroeder Ds. van Kasteel het edele driemanschap, dat de kerken in Friesland tot reformatie heeft gebracht. Wat reuzenarbeid heeft hij, met zijn gebrekkig lichaam, in die dagen niet verricht, dag en nacht reizende, zich nauwelijks rust gunnende, twee groote kerken tegelijk als predikant dienende en overal tegenwoordig als een veldheer om den slag te leiden. En toch hoe flonkerde niet zijn oog, hoe speelde niet een geestige lach om zijn lippen, wanneer hij van de ervaringen uit die dagen u vertelde, nimmer klagende over wat hij toen geleden heeft, alleen roemende in de trouw van zijn God.

Uit Friesland eerst naar Arnhem en daarna naar Middelburg overgeplant, heeft hij in het zoele zuiden nooit recht kunnen tieren. Niet dat zijn arbeid ook in deze Kerken niet in menig opzicht rqk gezegend is geweest. Wat hij met name voor de Kerk te Arnhem heeft gedaan, die na de droeven terugkeer van haar voorganger tot de Hervormde Kerk in deplorabelen toestand achterbleef, om haar weer tot vastheid van beginsel en organisatie te; brengen, zal steeds met dankbaarheid worden gedacht. En niet minder, hoe hij è a in Arnhem èn ia Middelburg met zijn altijd jong hart d middelp'mt werd van de Gereformeerde jongelingschap en hen door zqn heerlijk enthousiasme wist op te hefü'jn en te bezielen tot hooger levenskracht. Oak zijn keurige persatbaid, meest korte, rake stukjes, altoos tintelend van vernuft, soms wjel eens wat scherp van expressie, al was het nooit zoo boos bedoeld. Zijn innige liefde voor de Zending, waaraan hij heel zijn hart verpand had; — hoe wist hij de trage Zeeuwen niet tot zendingsijver te prikkelen! Zijn aandeel aan onze Synodes, waar hij slechts éénmaal — hoe noode! — ontbrak en waar aan zijn adviezen altoos hooge waarde werd gehecht. Zijn warme belangstelling voor de Vrije Universiteit, waaraan hij zich niet alleen door zijn deputaatschap namens de Kerken zoo innig verbonden gevoelde. Zijn literaire conferenties, waar hij zoo bezielend schoon over onze dichters, ook van Viaamsche herkomst, wist te spreken en den rijkdom van hun taal en de schoonheid hunner gedachte zoo heerlijk wist uit te stallen. Dat alles, en er was nog zooveel meer, toonde wel hoe rijk zijn geest, hoe veelomvattend zijn arbeid, hoe warm zijn hart was voor alles wat welluidt, liefelijk is en schoon.

Maar geheel thuis voelen deed hij in het Zuiden zich toch nooit. Er bleef een heimwee, een onbevredigd verlangen. Was het, omdat bij dezen echten Fries „hetFriesche bloed in Friesche aderen naar Fries en Friesland toekruipen" bleef? Had zijn impulsieve natuur telkens nieuwe prikkels nood'ig, die de gewone arbeid van het dagelijksch leven hem niet bieden kon? Drukte hem, vooral in het laatst, dat, naar hij meende, de sympathie en waardeering wel eens ontbrak, zonder welke zijn al te ge voelig hart niet opbloeien en zich niet geven kon? Zoo toog over den avond zijns levens een schaduw, nog verdon kerd door het lichaamslijden, dat hij als kruis altoos met zich omdroeg. Maar zijn geloof in zijn Heiland wankelde nooit, en in vrede ging hij heen naar het land van eeuwige schoonheid, waar alle wanklank der zonde ophoudt, waar elke tra^n wordt afgewischt, waar de kroon der gerechtigheid hem is geschonken.

Tfooste God de Heere zijn weduwe, die zoo eenzaam achterbleef. En vuile Hij de ledige plaats, die in onze Kerken ontstond, door ons in een jonger geslacht mannen te schenken, met even rijke gaven van hoofd en hart toegerust.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's

Opnieuw trof onze Kerken een

Bekijk de hele uitgave van zondag 30 oktober 1910

De Heraut | 4 Pagina's