Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Kinderen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Kinderen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

AAN VRAGERS.

Op verschillende plaatsen in de Schrift, zoo vraagt W. B., wordt gesproken van den Eenhoorn. O. a. in psalm 22 : 32: erlos mij uit des leeuwen muil; en verhoor mij van de hoornen der eenhoorn en. Is ook bekend welk dier hier wordt bedoeld?

Niet alleen in den Bijbel maar ook in andere geschriften uit vroeger dagen, wordt van den eenhoorn gesproken. Het dier wordt dan voorgesteld, als hebbende den vorm van een paard, met een grooten rechten hoorn tusschen de oogen, die zeer ipits toeloopt. Zoo komt de eenhoorn o. a. voor bij het wapen van Engeland.

Tot dusver is niet beslist uitgemaakt, of er werkelijk een dier bestaat of bestaan heeft, dat eenhoorn kan heeten. Meestal neemt men aan, dat bet dier er nooit geweest is. Sommigen gelooven, dat er de neushoorn of rhinoceros mee wordt bedoeld. Anderen, dat men dieren die één hoorn verloren hadden, bij vergissing beschouwd heeft, alsof ze oorspronkelijk geen tweeden hadden bezeten. Met zekerheid echter is, althans in later tijd, nooit bet bestaan van den eenhoorn gebleken.

Dezelfde vraagt:

In I Kon. 30 : lo wordt beschreven welk antwoord koning Benhadad gaf aan Achab. Wat wilde hij daarmede zeggen?

De bedoelde tekst luidt: En Benhadad zond tot hem, en zeide: De goden doen mij zoo, en doen zoo daartoe, indien het stof van Samatia genoeg 2al zijn tot handvoUen voor al het volk, dat mijne voetstappen volgt!

Koning Benhadad van Syrië en zijn bondgenooten belegerden Samaria, de hoofdstad van het rijk der xo stammen, over hetwelk toen koning Achab regeerde. Na lezeb wij, hoe Benhadad eerst van den koning van Israel diens zilver en goud, vrouwen en kinderen eischte, die Achab niet dorst weigeren. Daarop verlangde Benhadad echter, dat men ook zijn krijgslieden zou toelaten in Samaria alles weg te nemen wat hun maar lustte. Dit nu ging Achab te ver, en ook heel zijn volk kwam er tegen op.

Nu liet hij aan Benhadad in zeer onderda nige woorden weten, dat aan zijn tweeden eisch onmogelijk kon voldaan worden. Hierover werd Benhadad, die op zijn groote macht en die zijner bondgenooten vertrouwde, geweldig vertoornd, en hij antwoordde, dat hij zich toch zou meester maken van Samaria, en zoo veel volk met zich had, dat er zelfs geen stof genoeg in de stad was om ook maar de handen te vullen van al zijn krijgslieden. De goden mochten hem straffen, als hij zijn woord niet waar maakte.

Koning Achab gaf hierop een zeer verstandig antwoord, en het liep dan ook ten slotte geheel anders, dan de trotsche koning van Syrië gedacht had.

Een vraag van S. te G. luidt:

In de geschiedenis lees ik, dat de Joden, na de verwoesting van Jeruzalem, in het jaar 70 na Christus, uit het land zijn verdreven. Maar van wie stammen dan de tegenwoordige bewoners van het !and Kan aan af?

Wèl dient opgemerkt, dat in het Joodschc land, reeds tijdens de Heere Jezus op aarde was, vele ciet-Joden woonden. Dat bewijst reeds de naam „Galilea der heidenen" of der volken. Zelfs woonde midden in het land het half-heidensch volk der Samaritanen.

Toen de Joden verdreven waren, lag het land ten deele woest. Later woonde er een geringe, deels Christelijke bevolking. Weer later, nadat de Arabieren het land hadden ingenomen, werd het door dezen bezet, ^ en kreeg het Arabische, Mohamedaansche, bewoners. Dezen bleven het land bewonen tot nu toe. Wel werden de Turken er later meester van, doch slechts weinigen van hen bleven in Kanaan.

Voorts is heel Palestina zeer schraal be­ / volkt. Ons land telt, zoo als ge weet, ± 5I/2 t miljoen inwoners. Daarnaar gerekend, zou het ( Joodsche land, dat wat kleiner is, er ± 4I/2 w miljoen kunnen hebben. Doch er zijn nog lang getn miljoen; maar 700, 000. Van dezen nu zijn ruim 500, 000 Arabieren; dan heeft men er een kleine 100, 000 Syriérs, die nog afstammen van de oude bewoners, en eindelijk 100, 000 Joden, 't Getal der laatste groeit sterk aan. 't Is in een kleine so jaar van 40, 000 tot 100, 000 geworden, waarvan meer dan de helft te Jeruzalem woont; ook hebben zij groote nederzettingen voor landbouw enz.

De Arabieren wonen voor een deel in de steden. Anderen bebouwen het land, dat zijn de Fellah's. Ook zijn er zwervende Arabieren of Bedoelnen, die nog gelijk de aartsvaders in tenten wonen, en met hun kudden rondtrekken. Zij zijn dikwijls gevaarlijk voor reizigers. Europeanen uit het Westen, die in het Oosten „Franken" heeten, zijn er in het Heilige Land niet veel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Voor Kinderen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 26 februari 1911

De Heraut | 4 Pagina's