Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„God en de Mammon”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„God en de Mammon”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geen huisknecht kan twee heeren dienen; want 6f hij zal den éénen haten, en den anderen liefhebben; öf hij zal den éénen aanhangen, en den anderen verachten. Gij kunt God niet dienen en den Mammon. Luc. i6 : 13.

Niet alle geld is Mammon.

Mammon wordt 't geld dan eerst, zoo zijn bifna-almacht voor ons besef hooger dan de oneindige almacht van onzen God komt te •taan. Denk u een schatrijk man die krank l4; t tot stervens toe. Nu hoort hij, dat erover zee een arts is, die kranken als hij genas. Dien man te laten overkomen, kost enorm. Doch dat hindert niet. Hij kan het betalen. £nnu is het de vraag: Rust nu de hoop op beterschap bij den rijkaard op zijn God, tot wien hij bidt, of bidt hij ook wel, maar toch zoo dat zijn eigenlijke hoop niet op zijn God, maar opdien dokter uit Amerika rust? Rust zijn hart in den man uit het verre land, 6f in zijn God die dien man bekwaamde en hem zelf 't geld schonk om dien man te kunnen ontbieden? Zoo 't eerste, dan knielt hij voor Mammon, zoo 't laatste, dan knielt hij voor zijn God.

Alles komt hier aan op die ^()(«< i-almacht van het geld.

Onderschat die aan almacht grenzende macht van het geld niet. Geld is een ruilmiddel, een koopmiddel, een middel om invloed te krijgen, een middel om anderer wil voor uw wil te doen buigen, een middel om uw zin door te zetten, om over alles te beschikken, om te doen wat u lust en gevalt. Voor geld ruilt ge alles in. Wie maar over geld zonder eind beschikt, vindt, waar hij ook komt, alles gereed en kan schier c/eral en op elk gebied als heer en meester optreden. AI het stoffelijke kan hij door geld zich toeëigenen. Schier aller menseben dienst kan hij door geld opvorderen, zoo de som die hij betaalt, maar hoog genoeg loopt. En nu eenmaal in zijn omgeving onder menschen zoiide op alleilei manier rondwaart, stelt geld hem evenzoo in staat, om zijn boozen lust bot te vieren, anderen tot zonde te verleiden, en met zijn geld het heilige in het aangezicht te slaan. Natuurlijk, er is een grens. God kan in zijn almacht ten leste ook den millioenair, ja, den milliarddr, doen bukken, tot hij hulpeloos nederligt. Maar in het gewone leven genomen, en zoolang de levenskracht niet gekrenkt noch gebroken is, kan in het algemeen gezegd, dat door geld aUes te verkrijgen is en dat de macht van 't geld eiken tegenstand breekt.

Het is geen altnacht die in 't geld zit, maar onder gewone omstandigheden toch een bijna' almacht, en het is hierop dat satan aast, om u door het geld geestelijk om koud te helpen. Ook alle geld-zonde gaat van satan uit. Ziet hij, dat ge op macht en op genot belust zijt, dan doet bij u 't goud zoolang voor uw zielsoog glinsteren, tot de ^^»a! almacht van 't geld vat op u krijgt. Zóó dat de idee: Met geld kan ik in alles mijn zin, in alles mijn wil doorzetten en alles genieten, — uw hart geen rust meer Iaat. En dan denk ge, dat hst geld u zal dienen, maar de uitkomst is altoos omgekeerd. De macht, waarop satan u belust maakt, zit niet in u, maar in uw geld. Viel uw geld weg, dan was uw macht weg. Dit nu maakt, dat niet uw geld u, maar gij uw geld moet dienen. En is dan tenslotte het oogenblik gekomen, dat gij u buigen gaat voor uw geld, dan is het uit met u, dan smelt het vertrouwen op uw God uit uw ziel weg, en dan is uw geld de Mammon geworden, d.w.z. de afgod waarvoor ge knielt

En of ge dien dan noemt Plutus, of een Brandkast, of Mammon, of het „lieve gelletje", het is al om 't even, Mammon neemt dan ook in uw hart de plaats in, die uw God alleen in uw hart bezitten mag. De macht van uw God is dan ook voor u getaand en ondergegaan, en de macht van Mammon is 't waar uw innerlijk vertrouwen in lUSt.

Voor tweeërlei vraag staat ge dus. De eerste is, hoe aan 't geld te komen, en de tweede, wat met uw geld te doen.

Zoolang in uw besef God nog boven Mammon staat, deinst ge terug voor elk middel om geld te krijgen, dat uw God vervloekt. Maar kentert dit, en komt in uw hart Mammon boven God te staan, dan stapt ge ten leste over alles heeo; dan is eerlijk of oneerlijk voor u geen vraag meer; dan komt't alleen op slimheid en sluwheid om u te verrijken, aan; dan is elk middel n goed genoeg, zoo 't u maar weer rijker maakt; ja, dan deert het u niet ofge slachtoffers maakt. Dit begint dan in 't kleine en gaat straks voort tot het groote. Altijd maar naar u toe trekken. Meer krijgen, bij wat ge reeds hadt. Opleggen. Zedelijke keur is er dan niet meer. Als 't maar lukt, acht ge u gerechtvaardigd. Ge wordt dan tusschen tweeërlei wil geslingerd. Tusschen den wil van uw God, die stipte trouw en eerlijkheid eischt, en den wil van Mammon, wiens geldzucht nooit verzadigd wordt. Eerst hinkt ge nog op twee gedachten. Nu eens laat ge n door den wil van uw God besturen, en dan weer geeft gt aan satans wil gehoor. Maar al spoedig komt de overhelling naar Mammon. Die overhelling wordt al sterker. En het eind is, dat de wil van uw God geheel in't vergeetboek raakt. Mammon u de wet stelt, en ge al wat Mammon u instookt, doet.

En dan is de zaak beslist. Dan ii Mammon u tot uw god geworden, die in uw hart en leven de plaats inneemt die alleen uw God innemen moet. De wereld noemt dit dan wel een afgêd, maar voor u is die afgod uw werkelijke god, en dien god dient ge dan met een trouw en een volharding, die uw vroeger als kind uw God dienen beschaamt.

Dan slaapt ge op uw kapitaal, op uw bezit, op uw inkomen, en niet als satan aan uw geloof tornt, maar als een dief of ongeval uw kapitaal verslond, zoudt ge de ellendigste aller menschen zijn.

Het verweer hiertegen nu ligt juist in de tweede vraag, waarop we doelden; in de vraag namelijk, wat ge met uw geld doet.

De potter doet er niets mee. Hem is 't enkel om het bezit van het geld te doen. Hoe meer geld, hoe meer macht; niet om die macht te gebruiken, doch alleen om te weten en te kunnen zeggen: Zooveel heb ik, en en ook wel om er voor bekend te staan. Uit den potter kan de vrek komen. Het hoeft niet, maar 't gebeurt, zoo „de lust in de macht", omslaat in lust voor het goud zelf. Maar in verreweg de meeste' gevallen blijft de vrek in de geboorte steken, en is men er op uit, om door zijn geld te schitteren in weelde, door zijn geld hoog in d wereld mee te leven, door zijn geld steeds genot zonder grens te genieten. En dan liefst door wat contributie en inschrijving nog als philantaroop bekend te staan.

Want weet wel, ook door uw liefd^aven, ook al doet ge mild, zijt ge nog van Mammon niet af. Of een parvenu met een diamant aan eiken vinger loopt, of wel dat gij gaarne vooraanstaat in liefdadigheidswerken, 't scheelt wel iets, maar toch o, zoo weinig. Niet voor wie er van trekt, maar voor u. Of ge u siert met edel gesteente of siert met wat de wereld als „edele daad" looft, voor u blijft 't al egoisme, zoolang het doel om te pronken bij u voorzit.

En dit nu hangt aan de diep insnijdende vraag, die niet de wereld, maar die de Heilige Schrift stelt: Voelt ge u eigenaar of rentenier? Is uw geld primordiaal van u, dan is 't ook voor u, en zijt ge geen rekenschap schuldig van t gebruik, en blijft ge koorknaap van Mammon,

Dringt daarentegen de geheel andere gedachte in uw ziel, dat 't al gekregen, u geschonken, u toevertrouwd goed is, waarvan ge den eenigen Eigenaar rekenschap hebt te geven, dan slaat op eens het blaadje voor u om. Niet, versta dit wel, omdat ge 't zegt, en in gesprekken God als eenig Eigenaar eert. Dat kan 't begin zijn van 'i goede, maar is nog het goede zelf niet. Daartoe komt het eerst, als ge in uw hart al uw goed kwijt zijt, zelf niets meer bezit, en geheel beheerscht wordt door de overtuiging, door de vaste overtuiging, dat rentmeester t zijn hier op aarde uw ambt is, en daarom een heerlijk ambt, omdat het u maakt tot rentmeester van uw God.

Dit alles maakt vrij. Vrij van satan, vrij van Mammon, vrij van uw geld. De betooverende kracht, waarmee uw geld n eerst vast hield, is dan gebroken. Vrij, en zonder vreeze, gebruikt ge dan uw geld om zelf te leven en de edele genietingen van het leven te smaken. En voorts zijt ge verzorger van alles wat in het huis uws Gods om verzorging roept. Niet door maar gedachteloos te geven, maar door zóó 'i te besteden, dat Gods naam geheiligd worde, dat zijn koninkrijk er door komen mag, en dat in 't eind niet aan u, maar aan uw God, wiens rentmeester ge zijt, de tol der dankbaarheid wordt betaald.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1911

De Heraut | 4 Pagina's

„God en de Mammon”.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 juli 1911

De Heraut | 4 Pagina's