Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dr. de Lind van Wijngaarden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr. de Lind van Wijngaarden

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amsterdam, 17 Nov. 1911,

Dr. de Lind van Wijngaarden krijgt onverwacht hulp van Roomsche zqde; maar of h^ van deze hulp wel gediend zal wezen, bet wafelen we.

Het Centrum nam nl, via de Nieuwe Rotterdammer kennis van onze opmerking, dat het al te dwaas was, den Kerkeraad van de Hervormde Kerk te 's-Gravenhage te beschuldigen op weg naar Rome te zijn, omdat hij den eeredienst wilde uitbreiden, daar Calvijn ongeveer denzelfden vorm van eeredienst te Straatsburg had ingevoerd en deze vorm ook was voorgeschreven in de oudste liturgie der Gereformeerde Kerken in Nederland.

Naar aanleiding hiervan schrijft een mede' werker van het C^«^^»»}, die zich Stephanus noemt, het volgende:

Prof. Kuyper vergist zich. Het opschrift, door Dr. de Lind van Wijngaarden gekozen, is niet „dwaas", maar volkomen juist. Immers wat Calvijn, in zijn jeugd Katholiek, overhield aan liturgie, nam hij over van, , , . Rome.

Het is de fout der Gereformeerden, dat zij niet ver genoeg in de Christelijke eeuwen teruggaan. Zij bljjvëta staan bij de vaderen van Dordt (1618), ma& r zij moesten, zooals de Ritualisten in Engeland deden, terugkeeren tot de Apostolische vaderen, tot Paus Clemens Romanus (f 100? ) en den H. Ignatius van Antiochië ("j-107? ). Bij deze vaderen der eerste eeuw zullen zij vinden de leer, die wij belijden, Katholieken der 20: eeuw.

Niet Pirof. Kuyper vergist zich, maar Stephanus, die blijkbaar al even weinig op de hoogte is met den oorsprong der Gereformeerde liturgie, als met de geschriften der Apostolische Vaderen.

Het is niets dan een „vergissing", wan neer deze Roomsche scribent meent, dat de Engelsche ritualisten zijn teruggekeerd tot den eeredienst der „Apostolische Vade ren" of dat de Roomsche Kerk voor haar eeredienst bij deze „Apostolische Vaderen steun zou vinden. Noch in den brief van Clemens van Rome, — die tusschen twee haakjes nooit „paus" van Rome is geweest en wiens brief wel het sterkste bewijs is, dat er destijds in Rome nog geen „pausen waren — noch in de brieven van Ignatius van Antiochië komt een beschrijving van den eeredienst der oudste Chrlstel^ke Kerk voor. En evenmin geschiedt dit bij de andere zoogenaamde Apostolische Vaderen Stephanus heeft blikbaar de geschriften dezer Apostolische Vaderen nooit gelezen, anders zou hij zich aan zulk een „vergissing" niet hebben schuldig gemaakt. De oudste berichten omtrent den Christelijken eeredienst danken we aan den Heidenschen stadhouder van Bithynië, Plinius Secundus (omstreeks iio) aan de zoogenaamde „Leer der Apostelen" (omstreeks 120) en aan Justinus Martyr (omstreeks 130), die in zijn Apologie een uitvoerige beschrgving geeft van de godsdienstoefening, zooals die in zijn dagen plaats vond. Wat we uit deze oudste berichten omtrent den eeredienst der Christelijke Kerk vernemen, toont, dat deze eeredienst destijds nog zoo eenvoudig was ingericht, dat hij met het ritualisme der latere Roomsche Kerk niets gemeen had. IncUen de Roomsche Kerk zich aan den eenvoud van dezen eeredienst gehouden had, zou geen Protestant tegen haar liturgie bezwaar hebben.

Het is daarom evenzeer een „vergissing" van Stephanus, wanneer hij het voorstelt, alsof de Roomschen der XXe eeuw in hun eeredienst zich zouden kunnen beroepen op het voorbeeld der oudste Christelijke Kerk, ft terwgl wij Protestanten niet verder zouden kunnen teruggaan dan de „Dordtsche vaderen" of Calvijn. Vooreerst hebben de „Dordtsche vaderen" geen eeredienst ingevoerd en is de liturgie der Gereformeerde Kerken niet aan de Dordtsche Synode, maar aan Petrus Datheen te danken. En in de tweede plaats hebben onze Gereformeerde vaderen dezen vorm van eeredienst niet nieuw uitgedacht, maar keerden ze terug, gelijk ze uitdrukkelgk verklaard hebben, tot het voorbeeld der Apostolische Kerk, om den eeredienst in zijn oorspronkelijken en zuiveren vorm weer te herstellen, We gaan dus alleen iets verder terug dan de Roomsche Kerk doet.

En evenzeer is het een vergissing van Stephanus, wanneer hij beweert, dat Calvijn zijn liturgie zou ontleend hebben aan de Roomsche Kerk, Blqkbaar heeft Stephanus de liturgie van Calvijn nooit gezien en weet hg ook niets af van hetgeen het onderzoek omtrent het ontstaan dezer liturgie aan het licht heeft gebracht. De Roomsche Kerk heeft geen andere liturgie dan de Misliturgie, maar niet een zelfstandigen eeredienst, die met de bediening des Woords is verbonden. Reeds hierin komt het scherpgeteekend onderscheid tusschen den Roomschen en den Gereformeerden eeredienst uit. Bij Rome concentreert de eeredienst zich om het Misoffer, b^ Calvijn heeft hij een zelfstandige plaats gekregen. En ook wat de elementen betreft, waaruit deze eeredienst is saamgesteld, kan men kwalijk beweren, dat Calvijn deze aan de Roomsche liturgie ontleend heeft. Wat Stephanus dan ook zegt, dat hier nawerking was van Calvijn's jeugd, toen hij zelf nog Roomsch was, is dwaasheid, Calvijn heeft als voorbeeld gevolgd niet de Roomsche liturgie, maar de liturgie van Farel, zijn voorganger te Geneve, en de liturgie van de protestantsche Duitsche Kerk te Straatsburg. De kenmerkende elementen van Calvijn's liturgie worden dan ook in de Roomsche liturgie juist niet gevonden. In de Roomsche liturgie is er geen sprake van een voorlezen of zingen van de Wet des Heeren, geen sprake van het psalmgezang door de gemeente, geen sprake van den hoogepriesterlijken zegen aan Num. 6 ontleend, geen sprake van een openlQke schuldbelijdenis door de gemeente en ook geen sprake van een openlijke vergeving der zonden. Ook de gebeden door Calvin opgesteld, vertoonen geen de minste overeenkomst met de liturgische gebeden der Roomsche Kerk, met uitzondering alleen van het Confiteor, dat in de Roomsche liturgie door den priester persoonlijk gebeden wordt, maar bij Calvijn een geheel andere beteekenis heeft gekregen. Terwijl Luther in z^n liturgie zich zoo nauw mogei^k aan de Roomsche liturgie aansluit, heeft Calvijn juist een geheel nieuwe liturgie in het leven geroepen. Wie beide, de Roomsche liturgie en die van Calvijn, naast elkander legt, zal dan ook moeite hebben een spoor van overeenkomst te vinden. En dat kan ook moeilijk anders, waar Calvijn zoo beslist mogelijk deze Roomsche liturgie veroordeeld heeft en er juist over klaagt, dat Luther veel te veel van de Roomsche ceremoniën had overgenomen. Heel de voorrede, die Calvijn voor zijn liturgie schreef, dient dan ook juist om de gebreken der Roomsche liturgie in het licht te stellen.

Nu nemen we deze „vergissingen" aan Stephanus niet al te kwalijk. Het Fransche spreekwoord zegt: „pour savoir quelque chose, il faut l'avoir appris". Blijkbaar heeft deze roomsche scribent van deze quaesties nooit studie gemaakt en schreef hij er zoo maar op los. We zouden dan ook aan een zoo uitvoerige wederlegging niet gedacht hebben, wanneer het niet noodig was nog eens helder in het licht te stellen, dat een verbetering van onzen eeredienst, om daar het liturgische element meer tot zijn recht te doen komen, niets gemeen heeft met sympathieën voor Rome's ritualisme. Niemand orider onze Reformatoren heeft beslister dan Calvijn met dit ritualisme van Rome gebroken, er tegen gewaarschuwd, en gepoogd ook den laatsten zuurdeesem van dit Roomsche ritualisme uit den eeredienst te verwijderen. Daarom te meer kunnen we verzekerd zijn, dat er geen sprake is van „katholiseerende invloeden", wanneer Calvijn toch in den eeredienst een andera inrichting heeft gewild dan thans onder ons gebruikelijk is. Waar het gebrekkige van de tegenwoordige inrichting van onzen eeredienst gevoeld wordt en naar verbetering wordt gezocht, zou aan zulk een verbetering niets meer In den weg staan, dan wanneer ons Gereformeerde volk diets werd gemaakt, dat we daarmede „op den weg naar Rome" kwamen te wandelen. Het spoedig ten doop brengen van de kinderen der gemeente, waarop al onze Gereformeerde vaderen hebben aangedrongen en dat tot het begin der 19; eeuw nog algemeen zede was, heette „roomsch", toen de Heraut er weer op wees. Zoo zou men ook thans door het schrikbeeld van „roomsch" te worden, elke verbetering van onze liturgie kunnen tegengaan. Juist daarom is het zoo noodig, dat telkens weer duidelijk worde gemaakt, dat hier van „roomsch" geen sprake is.

Natuurlijk kunnen we dit in een persartikel slechts met enkele groote lijnen aantoonen. Maar het is broodnoodig, dat deze geheele zaak eens door een nauwkeurig historisch onderzoek in het licht worde gesteld. Vooral wanneer een Generale Synode een herziening van onze liturgie ter hand zal nemen, moeten we een degelijke histori­ sche studie hebben, welke beginselen onze Gereformeerde vaderen, met name Calvijn, voor den eeredienst hebben vastgesteld en hoe ze deze beginselen in hun liturgie hebben uitgewerkt. Een dergelgk studiewerk bezitten we nog niet. Wat Dr. A. Kuyper in zijn Onze Eeredienst ons bood, was een uitnemende populaire uiteenzetting, hoe de eeredienst behoort geregeld te worden. Het gaf een schat van nieuwe denkbeelden, waarmede onze Kerken winst kunnen doen. Het oefende scherpe, maar tegelijk opbouwende critiek en wees nieuwe lijnen aan, waarlangs de verbetering kon plaats vinden. Maar we hebben ook noodig, om dit vraagstuk in zgn geheel te overzien, dat de stem der historie beluisterd worde. We moeten ook de overtuiging hebben, dat men met een nieuwen opbouw niet afwijke van het fundament, dat door onze Gereformeerde Vaderen gelegd is, maar dat we, juist omgekeerd, voortbouwen in hun geest.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's

Dr. de Lind van Wijngaarden

Bekijk de hele uitgave van zondag 19 november 1911

De Heraut | 4 Pagina's