Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Classis Bolsward heeft eenigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Classis Bolsward heeft eenigen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Classis Boisward heeft eenigen tijd geleden aan twee deputaten opgedragen, haar van advies te dienen inzake de kerkelijke bevestiging van gemengde huwelijken.

Het rapport, dat van degelgke historische studie getuigt en zeker dient om licht over deze moeilijke aangelegenheid te verspreiden, luidt aldus:

RAPPORT inzake de kerkel^ke bevestiging van gemengde buweliyken.

Aan dt Gereformeerde Clas s van Belsward.

Weleerw. en Eerw, Broeders!

Op de in Mei 1, 1. te Botswaid gehouden classicale vergadering rees, naar aanleiding van n een in de Gereformeerde Kerk te Gaast bevestigd gemengd huwelQk, de vraag, hoe door onze kerken, zoo van haar bevestiging van een gemengd huwelijk verlangd wordt, zij te handelen.

Uwe Commissie, benoemd ter beantwoording tran die vraag, heeft de eer bet volgende onder uwe aandacht te brtngenj daarbQ in Iu(t midden latende de vraag, in hoever htt al oif niet op den weg der Classis ligt, om advies te geven in een zaak, waarin door geene der vertegenwoordigde kerken als zoodanig advies verlangd werd.

Reeds dadelijk wenscht zij op te merken, dat in deze geen algemeene regel kan gesteld worden, maar elk zich voordoend geval afzonderlijk moet beoordeeld worden, en dat, wijl h.i. gemengde huwelijken (d.w.z. huwelijken, waarbij slechts eene der partijen tot de Gereformeerde kerk behoort) in tweeerlei te onderscheiden zijn:

ze zulke, waarbij de niet-Gereformeerde partij gansch en al vreemd is aan of vijandig is jegens de vreeze Gods;

ze zulke, waarbij van de niet-Gereformeerde partij, hoewel tot een ander kerkelijk instituut behoorende, op goeden grond mag vertrouwd worden, dat zij de vreeze Grods toegedaan is.

En door na te gaan, hoe door onze kerken ten opzichte van elk der genoemde catagoriefin zij te handelen, hoopt Uwe Commissie de haar gestelde vraag te kunnen beantwoorden.

I. Wat nu aangaat de sub i genoemde gemengde huwelijken acht Uwe Commissie, dat zij in geen geval kerkelijk kannen worden ingezegend. En dat om de beide volgende afdoende redenen.

De eerste reden is deze, dat zulk een gemen huwelijk in strijd is met het uitgedrukte Woord Gods. Wij willen u slechts enkele Schriftuurplaatsen herinneren.

Allereerst wijzen we u, enkele plaatsen uit het Oude Testament noemende, op Deut. 7 vs. 3 en 4, waar de Heere tot Israel zegt: Gij zult u ook met hen (nl. met de 7 in Kans an wonende heidensche volken) niet vermaagschappen; gij zult uw dochters niet geven aan hunne zonen, en hunne dochters niet nemen voor uwe zonen", welk verbod de Heere aandringt met een nog immer geldend motief: want zij zouden uwe zonen van Mij doen afwijken, dat zij andere goden zouden dienen; en de toorn des H; eren zou tegen ulieden ontsteken, en u haastelijk verdelgen". Wij wijzen u op Ex. 34 : 15 v, v., waar wederom op het gevaar gewezen wordt, dat de kinderen van Israel, met heidenen gehuwd, de heidensche goden zouden gaan nahoereeren.

Wij herinneren u aan de historie, in Gen. 6 verhaald, waar we vermeld vinden, dat heel het menschelijk geslacht ging afwijken van den Heere, omdat de kinderen Gods huwden met de kinderen der menschen; aan de historie van Simson, Salomo, Joram e.a., in wier leven, ongetwijfeld ter onzer leering te voren beschreven, de verderfelijke invloed van heidensche vrouwen maar al te zeer openbaar wordt.

Uit het N. I. knnnen we U noemen 2 Cor. 6 : 14, waar Paulns de geloovigen vermaant, niet een ander juk aan te trekken met de ongeloovigen; welk woord, hoewel van wijder strekking, toch bizonder toepasselijk is op den band des huwelijks; verder i Cor, 7 : 15 «x 16, waar dezelfde apostel zegt: Indien de ongeloovige scheidt, dat hij schelde", wat hij hier mee motiveert, dat „God ons tot vrede geroepen heeft. Want wat weet gij, vrouwe, of gij den man zult zalig maken? Of wat weet gij, man, of gij de vrouwe zult zalig maken? " Zeer klaar spreekt de apostel in i Cor, 7 : 39, waar staat, dat een vrouw, indien haar mau ontslapen is vrij is om te trouwen, dien zij wil, alleenlijk — en hier trekt Gods Woord een grens — in den Heere.

Uit bovengenoemde plaatsen, die nog met andere zouden te vermeerderen zijn, blijkt, dat een gemengd huwelijk, waarbij een der partijen aan de vreeze Godsvreemd of vijandig, notoir ongeloovig is, tegen Gods Woord ingaat. En zulk een huürelijk, dat door Gods Woord geoordeeld is, kan in Gods kerk niet ingezegend worden. Men kan voor zulk een huwelijk niet met een goede conscientie en met vertrouwen op gebedsverhooriog bidden om den zegen des Heeren.

Geen wonder dan ook, dat de oude kerk en hare conciliën zich reeds zeer beslist tegen zulke huwelijken verklaard heeft, gelijk door Voetius in zijn Pol. Eccl. II p. 50 wordt aangetoond. En ook onze Gereformeerde kerken hebben hetzelfde spoor bewandeld, waar ze reeds in 1578 't uitspraken, dat het aan lidmaten der gemeente „gantsch niet vry staet", hunne kinderen ten huwelijk te geven aan „vianden der Religie". (Kerkelijk Handb., uitg. Biesterveld & Kuyper, p. 136)..

De tweede reden, waarom zulke gemengde huwelijken niet kerkelijk mogen ingezegend worden, ligt hierin, dat ons heele Hawelijksformulier zich alsdan absoluut niet laat gebruilcen.

Hoe kan een ongeloovige begeeren „een Christelijk gebed der gemeente, opdat hij dezen Christelijken staat in Gods naam beginnen, en zaliglijk tot zijnen lof voleinden moge"? Hoe kan een ongeloovige den ander „tronwelijk helpen en bijstaan in alle dingen, die tot het tijdelijke en eeuwige leven behooren"? Hoe kan zulk een meewerken, om de „kinderen in de waarachtige kennisse en vreeze Gods, Hem ter eere, en tot hunne zaligheid op te brengen"? Welke beteekenis heeft voor een ongeloovige de verwijzing naar den band tusschen Christus en Zijne gemeente? Hoe kan hij worden aangesproken als „medeërfgenaam der genade des levens", en in 't gebed voor hem gebeden worden als „medeörfgenaam des verbonds"? En eindelijk, wat aUeen reeds beslissend zou zijn, hoe kan hij bevestigend antwoorden op de vraaag des Dienaars: „Daarom, gij N. en N., nadat gij verstaan hebt, dat God den huwelijken staat ingezet heeft, en wat u daarin van Hem bevolen is; zijt gij des zins en willens, in dezen heiligen staat alzoo te leven, gelijk gij hier betuigt voor de Christelijke gemeente"? Cf. Dr. B. Wielenga, Ons Huwelijksformulier, p. 274.

Het gebruik van ons Huwelijksformulier zou een leugenachtig vertoon worden, zoo daarmee ingezegend werd een gemengd huwelijk, waarbij een der partijen der Gereformeerde religie gansch vreemd of vijandig ware.

Schijnbaar in strijd hiermee is de praktijk onzer vaderen. Het zou geen moeite kosten, om uit tal van Synodale bepalingen aan te toonen, dat het den Dienaren des Woords werd toegestaan om huwelijken tusschen een Gereformeerde en een ongeloovige (bijv. een geëxcommuaiceerde of wereldsgezinde) te sluiten.

Men vergete echter niet, dat in Holland vóór 1580 en in de andere provinciën vóór 1656 het e burgerlijk huwelijk niet gekend werd. Toen werd, gelijk in de Middeleeuwen door de geestelijkheid, door de predikant en het huwelijk gesloten; alzoo verricht, wat tegenwoordig de burgerlijke huwelijkssluiting op het gemeentehuis is. Maar de Gereformeerden wisten, al gingen beide handelingen in één moeite door, zeer goed te onderscheiden tusschen nhnwelijkssluiting" of „huwelijksbevestiging" (iegitimatio, latificatio), eenen^di, en „hnwdqknnzegoilog" (benedictatio) anderzijds.

De „bevesdj^og", of geldigv^klailng met openbare afkondi^ng behoort eigenlijk enjecht h streeks tot de burgerlijke gemeenschap, en staat i bij degenen, die daarover met gezag bekleed zijn; niet bij de kerk als zoodanig. De „inzegening" is zuiver formeel herderlijk en kerkelijlÉ, omdat ze rechtstreeks krachtens Goddelijk recht door den pastor wordt voltrokken. Cf. Voetius, P. E. Tom. II. p. 114, Qaest. I. i „Huwelijksf/»////^', ook van zulke gemengde huwelijken, waarbij een der partijen ongeloovig was, werd door onderscheiden synodes den predikant toegestaan, en dat niet in zijn qualiteit als ambtsdrager der kerk, maar krachtens bevoegdheid, hem feitelijk door de Over heid verleend; daarentegen was „inzegening" van zulk een gemengd huwelijk, 't, , met den solemnelen seghen" bevestigen, hem uitdrukkelijk verboden. (Cf Postacta 1619, i^3e sessie).

(Wordt vervolgd.)

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's

De Classis Bolsward heeft eenigen

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 januari 1912

De Heraut | 4 Pagina's