Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ds beteekenis van de brochure

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ds beteekenis van de brochure

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds beteekenis van de brochure van Dr. Wielenga, waarop we eea vorig maal de aandacht vestigden, ligt niet alleen in de motiveering van z^n besluit om voor de benoeming als Hoogleeraar aan de Theologische School te bedanken — wat ten slotte een persoonl^ke quaesüe betreft — maar in het breede betoog, dat h^ vooraf liet gaan, om het beeld te teekenen van den kerkel^'ken toestand. Is deze brochure niet ten onrechte eene confidentie genoemd, ze heeft met zekere andere bekende „confidentie" dit gemeen, dat het persoonlek feit de kapstok werd, waaraan de schrijver zijne beschouwingen ophing over den actueelen toestand van ons kerkelijk leven. En het is vooral om deze beschouwingen, dat we de brochure van Dr. Wielenga In veler handen wenschen.

Niet dat Dr. Wielenga een oplossing poogt te geven van het opleidingsvraagstuk, dat onze Kerken reeds zoo lang In spanning houdt. Hij ontraadt veeleer om zulk een oplossing te maken, waar ze naar z^n overtuiging allengs groeien moet. We moeten, gelijk hg het uitdrukt, haar niet willen afdwingen, zoolang we niet merken, dat God haar ons geven wil. Dat die oplossing komen zal, blijft h^ gelooven. De nood der tijden zal tot concentratie van onze wetenschappel^ke krachten nopen. Een nieuw geslacht zal deze geschillen, wier beteekenis z. I. verre overschat is, te boven komen, en dan zullen vanzelf de handen broederlijk worden Ineengeslagen om gemeenschappelijk te bouwen aan den tempel der Gereformeerde wetenschap. Zgn brochure eindigt dan ook niet met een sombere weeklacht, maar met een profetie vol blijde hope: post tenebras lux — na de donkerheid komt het licht!

In afwachting van dien dageraad wil Dr. Wielenga pogen een goede oplossing te helpen voorbereiden. Hij doet dit niet door een streng principieel betoog, welke van beide standpunten het meest overeenkomstig Gods Woord en de geschiedenis onzer Gereformeerde Kerken Is. Nog minder verdiept h^ zich in een lUstorisch-Juridische beschouwing over hetgeen op de verschillende Synodes over deze qnaesHe Is voorgevallen, om aao te tooaeo, aan m wiens s^de het rukt is. Zulk een betoov zou allicht nieuwe brandstof in het vuur hebben geworpen, en het doel dezer bro* chure Is niet om den brand aan te wakkeren, maar juist om dien te helpen blus. schen. Zgn doel is, om te doen voelen dat de oorzsak van alle moeilijkheid niet schuilt in bepaalde personen, maar in de tweeslachtige positie, waarin de Theologische School zich bevindt. Omdat de School sinds 1892 de School van al onze Gereformeerde Kerken en niet van een bepaalde groep Is, moet zij ook verzorgd, be. schermd en geregeerd worden door onze Generale Synodes en de Curatoren, die op naar aanwijzing door de particuliere Synodes worden gekozen. Aangezien de meer. derheid onzer Kerken echter veel liever de School met de Theologische faculteit zag saamsmelten, weinig voelt voor het zoogenaamde „beginsel" van de eigen inrichting en, wanneer het aan haar stond, zeker deze School niet langer in stand zou houden, ontstaat daardoor een onnatuurlijke verhouding, die zich telkens weer wreekt. De meerderheid, die uit trouw aan het gege. ven woord en ook om den vrede der Kcr. ken te bewaren, de Theologische School handhaaft, doet dit zonder geestdrift en bezieling, meer als een concessie aan de minderheid, dan uit eigen liefde voor de School. En omgekeerd, de minderheid, die in de School de belichaming ziet van haar heilig beginsel en voor deze School niet geringe geldelijke offers brengt, voelt zich gekrenkt, omdat haar Invloed op de ver. zorging der School zoo gering is en telkeag het wantrouwen in haar hart binnensluipt, dat men toch de School aan bloedarmoede wil laten sterven. Zoo tracht Dr. Wielenga duidelijk te maken, welke bezwaren over en weer bestaan, opdat men elkander beter zou leeren begrijpen, en vooral opdat men eerlek bekennen zou, waar de schoen wringt, Dat Dr. Wielenga die zelf een kind der Schelding is, zich b^ deze psychologische teekening het verst heenboog naar de voorstanders der School en zich vooral tot tolk maakte van hun bezwaren, is niet onbe* grijpelijk en duiden we hem niet euvel, Integendeel, het pleit voor zijn ridderlijke inborst, dat h^ vooral pleitte voor de minderheid. Dat Be Wachter, inplaats van ' dit dankbaar te erkennen, in haar critiek op deze brochure juist het scherpst wai, toont wel, hoe weinig haar redactie de gave bezit van te waardeeren wat niet geheel en onvoorwaardelijk op haar standpunt zich heeft gesteld. Onzerzijds verklaren we gaarne, dat dit ernstige woord van Dr. Wielenga tot onze eonsclentie sprak en ons tot zelfonderzoek noopte, of we wel steeds genoegzaam met deze bezwaren der minderheid rekening hadden gehouden.

Het slot van Dr. Wielen ga's betoog nemen we hier dan ook gaarne over.

Eerst wijst hij op het gebrek, dat wel eens de meerderheid aankleefde:

Aan de ééne zijde staat de „meerderheid", die, als zij wil, bet beslissende wooid kan spreken, haar wensch tot wil kan verheffen. Zij heeft de macht. Tot dusver heeft zij van dii macht leen misbruik gemaakt. Integendeel, zij heeft, misschien niet steeds „van ganscher harte", der school gegeven wat haar toekomt. De curatoren hebben haar nimmer onrecht gedaan. Met name de laatste synode heeft getoond haar professoren te willen geven, die aan hut opbloei zouden kunnen medewerken.

Maar de verhouding zelf tot de school ii daarom niet gezond. Naar den kijk, dien dete broeders op de kerkelijke wereld hebben, zouden zij de school in haar tegenwoordige positie liefst niet gehandhaafd zien. Zij wenschen eenheid, samenbinding. Zij betreuren de mislulcking op de Arnhemsche synode. Het valt bun, begrijpelijkerwijze, weleens moeilijk, van harte voor de school te geven, te ijveren, te bidden.

En de vraag is gewettigd, of de broederen dezer „meerderheid" te allen tijde wel alles vermeden hebben, wat de schoolvrienden krenken kon, of er wel steeds een zuivere harmonie geweest is tusschen hun „gedachten, woorden en werken" ten opzichte van de school, of et wel steeds genoegzaam gerekend is met de zoo stellige beloften, eenmaal ten aanzien van de school afgelegd, of wel immer genoegsaam bedachtzaamheid, geduld, en zelfverloochening ii betracht ?

Ze zouden volmaakte heiligen moeten zijn, wanneer op deze vraag absoluut bevestigend geantwoord kon worden.

En daarna toont hij aan, dat ook de minderheid niet geheel vrg uitging:

Maar niet minder mag aangaande de „minderheid", een vraag geopperd. Zij wordt geregeerd en toch — zij regeert 1 Tenslotte beeft niet de wil der meerderheid, maar haar wil gezegepraald. Natuurlijk hebben deze bioedets naar hun conscientie en naar hetgeen zij meenden hun heilig recht te zijn, gehandeld. Maar hebben zij wel steeds bedacht, dat ook de meerderheid met even oprechten ijver bet heil der kerken en de eere des Konings gezocbt en ook met een vrije conscientie voor God ten opzichte van de school gehandeld heeft? Zijn zij zich wel bewust, dat de oorsaak van vele dingen, die zij betreuren, niet in de personen allereerst, maar in de toestanden, de onnatuurlijke verhoudingen zelve, schuilt, en hebben zij nauwlettend onderzocht inhoeverre zij zelven voor deze toestanden verantwoordelijk zijn? Hebben zij zich rekenschap gegeven van de verstrekkende beteekenis van het feit der dogmatieseering van het begbsei der kerkelijke opleiding ? Hebben zij overwogen of de publieke taal, die zij aanhief, met name tsgeo de broeders der V. U., wel steeds vrij van krenking, verdachtmaking was, en of er in bun exclusivisme ten opzichte van de theologische facuUeit te Amsterdam niet een grievend onrecht lag? Is haar liefde voor de school niet soms in voorliefde (met haar twee kinderen coxattvatisme en fanatisme) ontaard?

Ons dunkt, dat indien beide partijen deze lessen ter harte nemen, veel wat thans tot verbittering leiden moet, zou wegvallen en juist daardoor de weg zou gebaand worden om elkander beter te verstaan en .te waardeeren. En alleen langs dien weg is c«o gnit êjphssimg van deze quaestie te verkrijgen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's

Ds beteekenis van de brochure

Bekijk de hele uitgave van zondag 15 december 1912

De Heraut | 4 Pagina's