Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. A. KUYPER. DER JONGELINGEN SIERAAD IS HUN KRACHT. Feestrede bij het Jabileum vzn den Bond van gereformeerde JoDgelingsvereemgingen op 30 April 1913 te 's-Gravenh»ge gehouden. Kampen — J. H. Kok — I9I3.

Met het oog op de beteekenis, welke Oe onlangs in de Haagsche Diergaarde jubileerende Bjnd vau JoQgeliogsveieenigiogen vcor hetin ons land herleefde Calvinisme heef, mag deze Rede, welke den geest van dien Bond soo treffend typeert, hier niet onbesproken blijven.

De Jocgeliogsvereeniging is van oorsprong niet gereformeerd.

Niet het Calvinisme, maar, iooals DR. KUYPKR «egt, „de Réveil heeft re uit eigen methodistiscaen wortel geteeld". Dat er nochtans in ons yadsrlapd ook gereformeerde JoBgelingsvereenigingen zijn gekomen is, aaar men weet, het werk van onzen Ds. VoNKENBERG, CD hij heeft ook den Boad deier JougeliDgsvereenigingeo, looals DR. KUPPER ïegt, „letterlijk in elkaar getooverd". Hij VoN KENBERG, in wlen die Bond beiit „een eenigen President", betield door en bezielend vcor de Calvinistische gedachte.

Tusschen dese „in rijaen Bond aaneengesnoerdejongelings vereenigingen op Oalvinisiischen grondslag" en het ten onzent weer „oplevend C»lvinisme" is een wisselwerking, en de feestredenaar heeft niet verzuimd daarop te wij sen. Hij begint zijn rede met een „van toen en thans".

Van toen hij, Dr.KuTPER, voor DU vijftig jiar, het Calvinisme leerde kennen, en zooals het thans is, ea dan is de weeropleving er van hem een wonder in zijn oogen.

„En", zoo roept hij dan zijn gehoor toe, „vootal uw optreden als bond van on «e Calvinistische Jongelingschap is daarbij zoo verrassend", want, zoo vernemen zij nader, „lade drievoudige ader van ons Historisch volksbestaan vertegenwoordigt die Bond de Calvinistische strooming".

En die Bond van Gsreformeerde jongeüogen mag er weien. „Ia niets staan 2e meet achter. Van heele pleten spreekt men wel, en dat zijn ze. Een geslacht waar straks mannen van stavast uh luUen groeien".

Een rijke Bond, door VONKENBERG, WIJ hoorden het reeds, „letterlijk in elkaar getooverd"; zeker. Maar, als men van dese naaste oorzaak tot een verder liggende opklimt, dan ligt achter de wetking van den „eenigen President", de werking van het weer oplevend Calvinisme, en dat doet den redenaar uitjubelen: „Wat nu op mijn ouden dag niet 't mmst mijn levensvreugd en mijn glorie uitmaakt, het is dat de Calvinistische beweging ook ome Gereformeerde jongelingen zoo schier tooverachtig vooruit hielp.

Doch, gelijk er van het weeroplevend Calvinisme een werking uitging op den Bond, zoo ook van den Bond op het weeroplevend Calvinisme. Had de redenaar in het begin verzekerd : „En nog staan we pas aan het begin der weeropleving ea spelt een protetie, die niet feilen kan, van nog zooveel grooter dingen als ons te wachten staan in de toekomst", — l»ter doet hij zijn jubileerend gehoor verstaan hoe ook van hè a de voortzetting dier weeropleving wordt verwacht.

Onze in Bond saamgesnoerde gereformeerde jongelingen, „dat geslacht waar straks mannen van stavast uit zullen groeien", zij zijn „de recruten, die straks onze heirscharen zullen vormen". „Een geslacht dat ons evenaren, vervangen en overtreffen tal, als wij er niet maer zijn". „Bedenkt het toch", 100 roept DR. KÜYPER elders in zijn Rede deze recruten toe, „uit uw kting moeten na twee dozijnen jaren mannen van alle gading, van elk beroep, op elk terrein des levens voortgekomen zijn". En weer elders worden de Gereformeerde Jongelingen begroet „als een keutbende, die nu reeds gewicht in de schaal legt en in de toekomst aan de kruisbanier den doorslag ter overwinning kan geven".

Maar DR. KÜYPER wijst er niet alleen op hoe het behoort, maar ook hoe het komen kan.

Hij bezielt zijn jabileereade JocgeHngen niei alleen voor hun taak als goede antirevolutionairen, maar zegt ze ook hoe ze die taak küanen vervullen.

Eu d%arto8 dient dan het Salomonisch-Apostolisch woord, dat hij in de Feestvergadering van den Bond van Gereformeerde Jongelingsvereeni giegen hesft doen uitgaan.

Er staat in SALOMON'S Spreuken (20:29): Der jongelingen sieraad is hun kracht" en er staat in den isten brief van den Apostel (z:14) JOHANNES: Ik schrijf u, o, jongelingen, want gij zijt sterk, want gij hebt den booie overwonnen en het woord Gods blijft in u".

In deze twee Schriftwoorden ligt de éane gedachte van de kracht der jongelingen en daarom kon de redenaar ze dan ook verbinden en voor zijn gehoor daaruit ontwikkelen wat hij te zeggen had.

Het S& lomonifche Woord spreekt van niets anders dan van lichamelijke kracht. Hel is, looals KuYPER zegt, „een echt sober natuur woord", dat hij dan ook als zoodanig zijn gehoor inprent. „Op deze lichamelijke ontwikkeling is 't hier dus eerst gemunt. Op een frisch gezond uitzien. Op nog slanke, maar niettemm reeds sterke been-en armspieren. Op een oog dat ge beslist op durft slaan".

Naar deze lichaamskracht, sieraad van den jongeling, naar dit verkrijgen en bewaren van een gezond lichaam, moet ook de gereformeerde joEgeling streven. Waarbij de redenaar dan echter niet nalaat om te waarschuwen tegen het misbruik van „sport".

Maar, na düi het Salomonisch woord van der jongelingen kracht in zijn uitgangspunt lot volle recht te hebben doen komen, plaatst Dr. KUYPER daar naast het Apostolisch Woord.

„Paysieke kracht is der jongelingen sieraad in 't gemeen", maar, zegt hij, „bij jjugelieden van Gereformeerden huize ontplooit zich die grondkracht in 't wezen straks vol bewust in dit andere drietal, in geloofsk.tt.c'dX, in zedelijke kracht, ea in kracht voor uw levenstaak".

Deze drieëerlei verbijzondering van z< VMi'acht wordt dan nader ontwikkeld, waarbij de redesaar, als hij het over de geloo/skx%c\iX, heeft, o. m zegt: „Het gevoel is ook één van onze sobeis*e sieisniiingen, maar als de kracht er niet achter rit, verzwakt het u meei daa het u sterkt. Eo niet anders staat 't met den uitpluisingsgeest, die in zoo menig jong man de vage kracht van het optreden breekt".

Het slot van de Rede is een pleidooi VOOT het goed recht van de Bondsgedachte, als geworteld in die van het, in onzen tijd alles beheerschende, vereenigingsleven.

Zij, die het voorrecht hebben gehad deze pakkende Rede te hooren, zullen haar gaarne nog eens lezen. Zij, die dit voorrecht moestee missen, zullen goed doen, nu zij in schrift ec druk is vastgelegd, er kennis van te cemen. Ook nog tot anderen, daa voor wie zij allereerst bestemd was, heeft ze wat te zeggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1913

De Heraut | 4 Pagina's